Historische Contexten

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 11009 woorden
  • 2 maart 2018
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
8 keer beoordeeld

De Republiek

Luther en de reformatie

Maarten Luther was tegen de katholieke kerk, in het bijzonder tegen de aflaten, rijkdom en onwetendheid van de geestelijken. De bijbel was volgens hem het enige wat je nodig hebt om in de hemel te komen. Via nieuwe media, pamflet/boekdrukkunst, konden zijn ideeen snel worden verspreid. Hij kreeg veel aanhang van vorsten in het Duitse Rijk, vooral door de “wiens gebied, diens gebed”. Karel V, overtuigd katholiek en baas van zo goed als heel west europa, vond het maar niks en liet luther verschijnen bij de Rijksdag in Worms (1521). Luther moest zijn ideeen herroepen, dit weigerde hij en hij werd door Karel in de wereldlijke ban gedaan en door de paus in de geestelijke ban. Luther wordt vogelvrij verklaard. Doordat hij zijn ideeen niet herroept komt er definitief een scheuring in de christelijke kerk (katholiek/protestant). Luther krijgt steeds meer steun en vertaalt de bijbel in het Duits. In 1555 komt er een vrede tussen protestante Duitse vorsten en Katholieke vorsten. Duitse vorst mag voortaan geloof in zijn gebied bepalen.

De centralisatiepolitiek van Karel V

Bestuur van de Nederlanden in de middeleeuwen verliep via het feodale stelsel. In praktijk regeerde de hoge adel samen met de Staten (staten is een verzameling van alle 3 de standen met vertegenwoordigers). Er was geen sprake van centraal bestuur, maar gewesten hadden veel zelfstandigheid. In de 15e en 16e eeuw verbetert de positie van de stedelijke burgerij (toename handel en nijverheid). Er moet meer belasting worden betaald, maar krijgen hier privileges voor terug. Karel V vind het helemaal niks dat Nederland zo zelfstandig is. Centralisatiebeleid van Karel V bedreigt de privileges van de steden. Karel zet zijn beleid door, en stelt de drie collaterale raden (1531) in.

  • Raad van State: belangrijkste Nederlandse edelen, geven advies over het beleid in de Nederlanden.
  • Geheime raad: rechtsgeleerden, opstellen van wetten en toezicht houden op bestuur van gewesten en steden.
  • Raad van Financien: hoge edelen/rechtsgeleerden, uitvoering en toezicht houden op het financiele beleid.

In 1555 wordt Karel V opgevolg door Filips II, grote verschil: Karel was vaak zelf aanwezig maar Filips II vertrekt al gauw naar Madrid en laat het bestuur over aan Margaretha van Parma.

Kettervervolgingen in de Nederlanden

In de Nederlanden kreeg Calvijn meer aanhangers. Volgens Calvijn mag een gelovige zelf zijn geloof bepalen, zonder toestemming van de overheid. In 1550: bloedplakkaten ingesteld. Dit zijn wetten waarin staat dat je de doodstraf krijgt wanneer je ketterse boeken drukte, schreef, verpreid of bezit. Ook wanneer je protestantse bijeenkomsten bijwoonde en als je protestanten huisvestte. Karel V gedraagt zich een beetje als een absoluut vorst.

Filips II zet beleid Karel V voort. Nederlanders twijfelden aan het nut van de strenge vervolgingen en waren bang voor de aantasting van hun privileges. 1566: Smeekschriften worden ingediend. Hierin vroegen ze aan Margaretha of de vevolging was milder kon. Parma kan weinig doen maar belooft de komende tijd minder kettervervolging te doen. Er komen hierdoor steeds meer protestantse bijeenkomsten (loopt soms uit de hand, resulteert in de beeldenstorm).

Margaretha vind het niks en eist trouw van de Nederlandse edelen. Hoogste edelman, Willem van Oranje, weigert en vertrekt naar Duitsland. Filips II is woedend en stuurt Hertog van Alva naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Alva stelt de Raad van Beroerten in. Deze treed heel hard op. Dit zorgt slechts voor extra weerstand, zelfs onder katholieken. Calvinisten vluchten naar het buitenland.

Het begin van de Nederlandse opstand

Willem v Oranje roept vanuit Duitse ballingschap op tot verzet tegen het strenge optreden van Alva. Dit krijgt veel aanhang en resulteert in De Nederlandse Opstand (1568-1648). In het begin van de Opstand is er weinig steun van de gewone bevolking, slechts van de watergeuzen. Dit waren Nederlandse calvinisten die na de komst van alva naar Engeland en de Noord-Duitse kuststeden waren gevlucht. Zij haalden hun inkomsten uit kaapvaart, het waren dus wel echte vechters. Willem vond deze mensen wel goed en gaf ze toestemming een guerillaoorlog te beginnen tegen de legers van Alva. In 1572: Den Briel ingenomen door de watergeuzen. Dit is het eerste stadje wat wordt verlost door de Spaanse koning, dit vormt het startsein en Holland en Zeeland sluiten zich bij de opstand aan. Staten van Holland gaan vergaderen en besluiten gezamelijk de strijd te financieren en Willem van Oranje aan te nemen als stadhouder.

Willem van Oranje

Het lukte Alva niet om de opstand snel neer te slaan. In principe is Alva nog de baas over de Nederlanden (zijn soldaten zijn dus ook een soort Nederlanden) en zijn de watergeuzen ook nogsteeds Nederlandse Calvinisten en ontstaat er dus gewoon een ordinaire burgeroorlog. Het ontzet van Leiden: in 1572 had Leiden zich bij de Opstand gesloten. In 1573 omsingelen de Spaanse troepen de stad bijna een jaar en hongeren de stad uit. Dit gebeurt 2 maal (eeste keer moesten de Spaanse troepen weg om ergens anders te vechten). De Watergeuzen prikken in 1574 dijken door waardoor de gebieden rondom Leiden onder water lopen. Spaanse troepen vluchten.

Willem van Oranje wilde graag gelijke behandeling van katholieken en protestanten. In praktijk blijft er veel onenigheid tussen de twee geloven. Willem van Oranje snapt dat, als hij veel aanhang wil krijgen, moet hij het niet op het geloof gooien. Om aanhangers te krijgen gebruikt hij bijvoorbeeld het Wilhelmus. Hierdoor spreekt hij niet een geloofsgroep aan maar gewoon heel de Nederlandse bevolking. Propaganda was vooral tegen Alva, niet tegen Filips II.

Het ontstaan van de Unie van Utrecht

Tot 1576 blijft de Opstand beperkt tot Holland en Zeeland. Filips II voert heel veel dure oorlogen en zijn schatkist raakt leeg. Hij kan zijn soldaten niet meer betalen en de soldaten beginnen te plunderen (Spaanse Furie). In 1576: Pacificatie van Gent, hierin spraken alle Nederlandse gewesten af om samen de Spaanse troepen te verjagen, dat Holland en Zeeland protestants zijn (de rest Katholiek) en dat er gewetensvrijheid is (geen geloofsvrijheid). Calvinisme blijft groeien, vooral in Vlaamse en Brabantse steden. 1579: Unie van Atrecht: verbond zuidelijke katholieke gewesten om samen met de Spanjaarden de calvinisten te verdrijven (stapten dus uit de pacificatie van Gent). Als reactie hierop 1579: unie van Utrecht: militair verbond opstandige gewesten en stedent egen Spanjaarden. In de gewesten en steden kwam gewetensvrijheid. 1578: Alteratie van Amsterdam: Amsterdam is als enie Hollandse stad katholiek, opstandelingen proberen amsterdam aan hun kant te krijgen dmv propaganda, aanvallen en handelsblokkade. Vooral dit laatste werkt goed, Amsterdam verliest inkomsten en de Amsterdamse burgers wilen nu toch liever maar protestants worden. Katholieke stadsbestuur wordt gedwongen om de stad te verlaten (gebeurt geweldloos).

Het ontstaan van de Republiek

Filips II verklaart Willem van Oranje in 1580 vogelvrij. De gewesten van de Unie van Utrecht besloten als reactie hierop Fillips II af te zetten als landsheer, door middel van het Plakkaat van Verlatinghe (1581). Oranje wordt in 1584 vermoord door de katholiek Balthasar Gerards. In 1585 was Antwerpen weer in Spaanse handen gevallen, de zoektocht naar een nieuwe landsheer levert niets op en de opstandelingen besluiten om in 1588 de Republiek der Verenigde Nederlanden te stichten. In 1596 wordt er een Drievoudig verbond gesloten met Engeland en Frankrijk. Hierdoor wordt de Republiek erkend door Frankrijk en Engeland. Pas in 1648 (bij de Vrede van Munster) erkend Spanje de Republiek. Doordat Filips II vaak falliet gaat, wint Filips nooit helemaal van de Republiek en kan de Republiek juist steeds iets meer terrein winnen. In 1588: Spaanse Armada wordt verslagen bij Engeland. Filips II zweert Engeland weer Katholiek te maken en onderbreekt hiervoor zelfs de strijd in de Nederladnen. Maar de aanval van Armada mislukt. Spaanse marine is volledig verwoest.

Het bestuur van de Republiek

De Republiek is een statenbond: Zeven gewesten met eigen statenvergadering die beslist over wetgeving, rechtspraak en belastingheffing. Samenwerking tussen gewesten in de Staten-Generaal, zij hielden zich vooral bezig met buitenlandse politiek, oorlog, defensie en bestuur van de generaliteitslanden (Brabant, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen). Holland is het belangrijkste bewest (verantwoordelijk voor 52% van de belastingen). Beslissingen konden alleen met inspraak van alle gewesten samen gemaakt worden.

Belangrijkste persoon in de Staten-Generaal is de landsadvocaat(/raadspensionaris). Dit was de hoogste ambtenaar van Holland, vertegenwoordigver van Holland in de Staten-Generaal en vertegenwoordiger van de Republiek in het Buitenland. Johan van Oldenbarnevelt was zo iemand. Een ander belangrijk persoon in de Republiek is de stadhouder: hoogste gewestelijke funcitonaris, opperbevelhebber van leger en vloot en mag regenten benoemen in de steden. Maurits van Oranje was een belangrijke stadhouder.

Het Twaalfjarig Bestand

Vanaf 1588 verovert de Republiek olv raadspensionaris Van Oldenbarnevelt en stadhouder Maurits van Oranje grote delen van de Nederlanden. Van 1609-1621: Twaalfjarig Bestand. De Republiek kan zo weer even op adem komen. Er is nu tijd om naar het binnenland te kijken ipv buitenaldn. Er ontstaat veel politieke verdeeldheid.

Vrede met Spanje?

  • Johan van Oldenbarnevelt
    • Vrede kost minder belastinggeld (voor Holland)
    • Vrede is beter voor de hanadel (van Holland)
  • Maurits van Oranje
    • Oorlog is beter voor de Republiek (en de macht van de stadhouder)

Heeft de mens zelf invloed op eht verkrijgen van een plek in de hemel? Calvijn: Predestinatieleer

  • Johan van Oldenbarnevelt
    • Mens heeft wel invloed op Gods keuze
  • Maurits van Oranje
    • Mens heeft geen invloed op Gods keuze

Religieuze discussie zorgt voor onrust in de Republiek. De Republiek heeft een eindoordeel nodig. Nationale kerkvergadering moet een einde maken aan de onrust. 1617 Staten van Holland:

  • Geen naitonale kerkvergadering, maar beslissing per gewest
  • Hollandse steden mogen zelf soldaten inhuren om de onrust te verminderen

1618: Maurits laat Johan arresteren en een jaar later onthoofden. En aangezien Johan er nu niet meer is wordt de oorlog voortgezet in 1621.

1648: Vrede van Munster:

  • Einde van de Nederlandse Opstand
  • Spanje erkent de soevereiniteit van de Republiek
  • Veroverde gebieden in het zuiden blijven in handen van de Republiek (Generaliteitslanden)

De Gouden Eeuw

De Opstand in de Noorderlijke Nederlanden ging gepaard met Economische groei: De Gouden Eeuw. Vanaf de 15e eeuw zijn Hollandse handelaren al bezig met de Moedernegotie: Import van goedkoop graan uit het Oostzeegebied. in Holland is de bodem te nat en in het Oostzeegebied groeit heel veel graan en wonen relatief weinig mensen. Adel had weinig macht in de landbouw en er waren veel vrije boeren. Deze twee zaken zorgen voor specialisatie en commercialisering.

Handel en nijverheid profiteren van moedernegotie (basis internationaal handelsnetwerk). Spcialisatie en commercalisering zorgen voor nieuwe handelsproducten. Tijdens de opstand viel Antwerpen weer in Spaanse handen, wat zorgde voor een verschuiving van het handelscentrum van Noord Europa naar Amsterdam.

1602: Staten-Generaal richt de VOC op.

  • Economie
    • Monopolie op Nederlandse handel met Azie
    • Belangrijkste producten
      • Specerijen
      • Zijde
      • Porselein
    • Kapitaal via aandelen
  • Politiek
    • Bestuur over overzeese handelsposten en kolonien
    • Afsluiten van verdragen
    • Eigen soldaten

1619: Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavi

De cultuur van de Republiek

Beleid van de Republiek was gericht op de economie. Redenen: Veel regenten waren handelaar of kwamen uit families van handelaren en voor de Nederlandse opstand was overigens ook veel geld nodig. De economie groeide en in die groeiende economie waren migranten nodig. Stadsbestuurders gaven daarom buitenlandse kooplieden goede faciliteiten, waaronder relatief vergaande religieuze vrijheden.

1639: Bowu van de Portugees-Joodse Synagoge in Amsterdam. Portugeese Joden waren vaak rijker dan de Oost-Europese Joden. Hierdoor wil de Republiek deze slimme rijke Joden wel graag. Door de relatief hoge welvaart was er in de Republiek een markt voor luxegoederen (schilderkunst en literatuur). In veel Hollandse huishoudens hing onderhand een schilderij aan de muur.

Het einde van de Gouden Eeuw

Vanaf 1650 worden Engeland en Frankrijk steeds grotere concurrenten van de Republiek. Fr en Eng waren jaloers. Republiek wordt getroffen door het mercantilisme van Engeland en Frankrijk (export verhogen, import verlagen). 1651: Acte van Navigatie (Engeland), was vooral tegen de Republiek gericht. In Frankrijk worden vanaf 1664 de importtarieven verhoogd van bijvoorbeeld suiker, textiel, haring, delfts aardwerk, enz. Er komen Handelsoorlogen met Engeland. Maar ook Frankrijk is een gevaar: Lodewijk XIV streeft naar groter Frankrijk met Natuurlijke grenzen.

1672: Rampjaar. Engeland en Frankrijk vallen de Republiek samen aan. Aanval wordt afgeslagen, maar de Hollandse handel krijgt een behoordelijke klap. De Gouden Eeuw in de Republiek is nu definitief voorbij.

De verlichting

Empirisme en rationalisme

In de 16e en 17e eeuw: wetenschappelijke revolutie. Er werd op een systematische manier kennis verworven d.m.v. empirisme (kennis door waarneming) en rationalisme (gebruik van rede). De belangrijkste gevolgen hiervan zijn: de ontdekking van de natuurwetten en het ontstaan van de vooruitgangsgedachte.

17e en 18e eeuw: Verlichting: stroming van geleerden die vonden dat alles mbv verstand kon worden verklaard, op alle vlakken van de samenleving (sociaal, politiek, economie, religie). Verlichting zorgde voor grote veranderingen in het denken over de samenleving. Tot dan toe was de samenleving gebaseerd op erfelijke rechten en plichten of religieuze ideen (traditie en bijgeloof). Verlichte denkers vonden dat niks, want je gebruikte als burger niet je eigen verstand.

Gematigde en radicale verlichting

Verlichte denkers dachten na over politiek (soevereiniteit, relatie vorst en onderdaan, relatie tussen staat en burger, vrijheid en gelijkheid) en religie (invloed van God op het dagelijks leven, scheiding kerk en staat, religieuze tolerantie). Niet iedereen dacht er hetzelfde over, zo ontstond een verschil tussen gematigde (balans tussen oude en nieuwe ideeen) en radicale (grote verandering) verlichte denkers.

Immanuel Kant:

  • Sapere Aude    
    • Durf je verstand te gebruiken, durf te denken
  • Meeste mensen zijn niet gewend hun verstand te gebruiken, dit komt door lui en lafheid
  • Het volk kan slechts langzaam verlicht worden
  • Teveel nadruk op rationalisme door radicalen is niet goed
    • Empirisme en rationalisme moeten samenwerken
    • Kennis zonder rede kan niet bestaan/kennis zonder ervaring is inhouds- en nutteloos

De invloed van God

Traditionele idee: God heeft de wereld geschapen en bepaalt constant wat er gebeurt op aarde.    Baruch de Spinoza: God is de schepping. Alles wat bestaat is een verschijning van God. God is dus geen buitenstaander die kan ingrijpen in het dagelijks leven. Alles verloopt volgens natuurwetten, wonderen bestaan niet. Er kwam veel kritiek op de ideeen van Spinoza, ondanks de ‘tolerante’ Republiek, met name van strenge calvinisten.

Het sociaal contract

Waar ligt de soevereiniteit?

  • Traditioneel: ligt bij de vorst
    • Droit divin: goddelijk recht om als (absoluut) vorst te regeren, een opstand tegen de vorst is een opstand tegen God.

Sociaal contract: een contract tussen vorst en burgers (of burgers onderling). Het doel hiervan is het voorkomen van oorlogen tussen vorst en burgers (of burgers onderling). Burgers dragen bepaalde taken over aan de overheid, zoals rechtspraak en oorlogvoering. Overheid legt dan via wetten vast dat zij de rechten van de burgers beschermt.

John Locke:

  • Volk heeft in alle vrijheid besloten een samenleving te vormen.
  • Er is geen contract waarin staat dat de vorst over het volk mag heersen. Soevereiniteit ligt bij het volk.
  • Burgers waren elkaars gelijken en behielden hun vrijheid: sociaal contract.
  • Vorst moet het volk beschermen en zorgen voor bescherming van hun natuurlijke rechten, vrijheid, leven en bezit.
  • Een slechte volk mag worden afgezet door het volk.

Volgens Locke wat het volk alleen de adel + rijke burgers. Maar volgens Jean-Jacques Rousseau is het volk alle burgers. Alle mensen zijn elkaars gelijken en de soevereiniteit ligt bij het volk. Door een sociaal contract met elkaar aan te gaan geven burgers hun individuele vrijheid op om de algemene wil uit te laten voeren door een aangestelde regering (democratie).

Verspreiding van de Verlichting

Deze ideeen werden verspreid via boeken, tijdschriften en bibliotheken. De encyclopedie was hier een belangrijk voorbeeld. Hierdoor konden mensen meer kennis krijgen en zelf na gaan denken. Ook gingen verlichte denkers en andere geinspireerde mensen met elkaar praten in zogenaamde salons en koffiehuizen. Via toneelstukken en opera’s werden verlichte ideeen ook verspreid, via een bepaalde boodschap. Zo kregen alle lagen van de samenleving de verlichte ideeen mee. Echter werd de publicatie van (radicale) verlichtingsideeen in de gaten gehouden en gecensureerd door kerk/overheid. Deze censuur werd omzeild door kritiek indirect te uiten (Perzische brieven), dubbelzinnige formuleringen te gebruiken (“zo heb ik het niet bedoeld”) en illegaal in het buitenland uitgeven van boeken (en het land in te smokkelen).

Absolute vorsten

Vanaf de 15e eeuw werd de macht van de vorsten uitgebreid en gecentraliseerd, legitimatie door droit divin. Lodewijk XIV is hier een belangrijk voorbeeld van en was ook een van de machtigste vorsten van die tijd. Hoe kregen vorsten steeds meer absolute macht?

  • Politiek
    • Minder afhankelijk worden van de adel
      • Ambtenaren hielden toezicht en voerden het bestuur nu uit
      • Leger werd omgevormd tot een staand beroepsleger (leger ook in vredestijd)
  • Economie
    • Mercantilisme
      • Export verhogen en import verlagen
  • Cultuur
    • Godsdienst
      • Er wordt slechts een godsdienst toegestaan in het land: staatsgodsdienst
    • Kust en wetenschap
      • Oprichting van koninklijke academies

Voltaire en het verlicht absolutisme

Verlicht absolutisme: regeringsvorm waarbij de vorst probeert om met verlichte ideeen zijn bestuur te verbeteren, maar wel alle macht blijft houden.

Frederik de Grote:

  • Alles voor het volk, niets door het volk.
  • Voor godsdienstige verdraagzaamheid
  • Introductie van aardappel als volksvoedsel om uithongering tegen te gaan
  • Droogleggen van moerassen voor nieuwe landbouwgrond

Catharina de Grote (Rusland) en Jozef II (Oostenrijk) waren ook verlichte absoluut vorsten.

Voltaire:

  • Vrijheid van denken (vrijheid van meningsuiting en vrijheid van geloof)
  • Droit Divin bestaat niet. Vorst gebruikt dit alleen zodat het volk hem gehoorzaamt.
  • Engelste staatsinrichting, met invloed van het parlement, was beter dan de Franse.
  • Het gewone volk is (nog) te dom om mee te beslissen.
  • Overheid moet zorgen voor het welzijn van het volk.

Het Ancien Regime

Frankrijk heeft in de 17e en 18e eeuw een Ancien Regime, standensamenleving. 1e stand: geestelijkheid, 2e stand: adel, 3e stand: boeren. Absolutisme is ook een kenmerk van het ancien regime. De verlichte denkers kregen steeds meer kritiek op het ancien regime. Rousseau en Locke pleiten voor het sociaal contract (afschaffen standenmaatschappij). Voltaire heeft vooral kritiek op misbruik van macht door kerk en staat.

De derde stand werd steeds ontevredener:

  • Boeren
    • Landbouwgrond niet eerlijk verdeeld
    • Herendiensten voor de adel zijn niet eerlijk
  • Rijke burgers
    • Weinig invloed in het bestuur (en wel veel belasting betalen)
    • Door gilderegels was er weinig economische vooruitgang
    • Geen vrijheid van meningsuiting
  • Arme burgers
    • Door gilderegels werden hun werkzaamheden beperkt
  • Derde stand in het algemeen
    • Geestelijkheid en adel betalen nauwelijks belasting maar hadden wel alles voor het zeggen
    • Ook was er oneerlijke rechtspraak, 1e en 2e stand werden minder hard aangepakt dan 3e stand

Het begin van de Franse Revolutie

1787-1788: mislukte graanoorgsten zorgen voor hoge broodprijzen. Dit was de druppel die de ontevredenheidsemmer deed overlopen. De gebreken van het Ancien regime werden verroot door oorlogen die de staatsschuld deden groeien. 1789: financiele crisis. Om dit probleem op te lossen kon Lodewijk XVI de belasting verhogen, maar dit was niet verstandig. Hij besluit de Staten-Generaal bij elkaar te roepen (sinds 1614). In de staten generaal weerd niet per persoon, maar per stand gestemd. Hierdoor konden de 1e en de 2e stand samenspannen en altijd winnen.

1789: Cahiers des doleances. Klachten en verzoeken vanuit gemeenten, dit worden er tienduizenden:

  • Derde stand
    • Belastinghervorming (wij niet meer, en 1e en 2e stand meer)
    • Toegang tot bestuur
    • Privileges 1e en 2e stand afschaffen
  • 1e en 2e stand
    • Handhaving van de privileges
    • Afschaffing zou volgens hen zorgen voor chaos

De eerste fase van de Franse Revolutie

Derde stand uit de staten-generaal voelde zich niet gehoord en stapte uit de staten-generaal en richten de Nationale vergaderingen op. Sommige geestelijken en edelen sluiten zich aan. De reactie van de koning is troepen sturen naar Parijs. Bevolking van Parijs symathiseert met de Nationale Vergadering en keert zich tegen de koning. De bevolking bestormt de Bastille, wat het startsein vormt voor een algehele opstand in Frankrijk.

1789: verklaring van de rechten van de mens en de burger. Kenelementen hierin waren (de verlichte ideeen) vrijheid (Locke), gelijkheid (Rousseau) en soevereiniteit van het volk (Montesquieu). Deze verklaring wordt “officieel” gemaakt in de eerste Franse grondwet in 1791. Hierin werden de privileges van de geestelijkheid en de adel afgeschaft (eind Ancien Regime). Ook werd de macht van de koning beperkt en werden de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht gescheiden. Censuskiesrecht wordt ook ingevoerd voor de gegoede burgerij, er was wel een belastinggrens. Hierbij is Frankrijk een constitutionele monarchie geworden.

1791: Wet Le Chapelier: vrijheid in de economie (Adam Smith; vrije marktwerking).

  • Vrijheid om een beroep te kiezen
  • Verbod op corporaties die toegang tot een beroepsgroep belemmeren, oftewel afschaffing gilden
  • Verbod op verenigingen van boeren en arbeiders (vakbonden)

De tweede fase van de Franse Revolutie

Twee groepen in de Nationale vergadering:

  • Girondijnen
    • Vooral de gegoede burgerij
    • Gematigd en waren tevreden met de veranderingen tot dusver en hoefden niet verdere veranderingen (ze hadden hun belastingvoordelen en stemrecht gekregen)
  • Jaccobijnen
    • Waren radicaal en wilden stemrecht voor iedere burger
    • Verhoging van de lonen en verlaging van de prijzen
    • Afschaffing van de monarchie
    • Verspreiding van de revolutie moeten naar het buitenland worden verspreid
    • Jaccobijnen kregen van boeren en arme burgerij steeds meer aanhang

1791-1792: Lodewijk XVI probeert te vluchten naar het buitenland. Dit zorgt ervoor dat er een oorlog komt tussen Frankrijk en Oorlog + Pruisen. Lodewijk wordt afgezet als vorst en heet nu burger Louis Capet. Frankrijk wordt nu een republiek en de Jaccobijnen hebben hun zin.

1792: Proces van ‘burger Capet’. Lodewijk wordt beschuldigt door het parlement van hoogverraad, omdat hij hulp zocht in het buitenland tegen de revolutionairen. De uitkomst van het proces is dat hij schuldig wordt bevonden aan hoogverraad en dat hij de doodstraf krijgt. Zijn proces loopt niet helemaal eerlijk: parlement is zowel aanklager als rechter (scheiding machten?), veel druk van publieke opinie, volgens grondwet was koning onschendbaar (ministriele verantwoordelijkheid) en volgens de grondwet moest 75% voor doodstraf kiezen (387 voor, 334 tegen).

Jacobijnen krijgen de macht in handen, olv Robespierre. De revolutie wordt steeds radicaler en de periode 1793-94 worddt de terreur genoemd. Tienduizenden tegenstanders van de Jaccobijnen worden gedood met de guillotine. De bevolking komt in opstand omdat ze dit niet vinden kunnen en Robespierre wordt nu zelf onthoofd. De Girondijnen krijgen nu in 1795 de macht.

Napoleon en het einde van de Franse Revolutie

Girondijnen draaien een aantal veranderingen terug: afschaffing algemeen kiesrecht naar censuskiesrecht. 1795-1799: Directoire: vijf ‘directeuren’ proberen rust in Frankrijk te herstellen, maar de onrust blijft. Dit komt door een grote hongersnood wat zorgde voor een toenemende steun voor de Jaccobijnen. Dit zorgde voor oorlogen met het buitenland en een opstand van de adel.

1799: Staatsgreep Napoleon (was al sinds 93 een legerleider). De 5 jaar daarna noemde hij zichzelf de eerste consul, en daarna werd hij 10 jaar lang keizer (kroonde zichzelf). Napoleons doel was de orde te herstellen in Frankrijk (lukte aardig, daarom weinig tegenstand) en een groot deel van Europa veroveren.

1804: Code Napoleon: burgerlijk wetboek dat zorgt voor uniforme wetgeving:

  • Gelijkheid voor de wet
  • Eerlijke rechtspraak
  • Vrijheid van religie
  • Vrijheid van bezit
  • Burgerlijke stand geregeld door de staat, niet door de kerk

Napoleon verovert een groot deel van Europa wat zorgde voor verspreiding van Code Napoleon. In 1815 wordt Napoleon definitief verslagen bij de slag in Waterloo.

Wenen en Verona

1815: Congres van Wenen

  • Restauratie: Herstel van de oude orde van voor 1792
    • Verworvenheden van de Verlichting en de Franse Revolutie worden zoveel mogelijk teruggedraaid
  • Creeren van machtsevenwicht tussen de Europese staten om nieuwe oorlogen te voorkomen

1822: Verdrag van Verona (nav een liberale opstand tegen ‘gerestaureerde’ Spaanse koning)

  • Revoluties moeten besteden worden
  • Macht ligt bij de koning
  • Censuur van liberale ideeen mag (om onrust en opstanden te voorkomen)

Franse soldaten besluiten om de Spaanse opstand neer maar Engeland verdenkt Frankrijk ervan om het puur uit eigenbelang te doen en dat Frankrijk daar stiekem een deel van  de macht wil opeigenen. Engeland weigert het verdrag van Verona te ondertekenen. Het idee van Wenen om te praten als er problemen zijn lukt nu al niet meer en dit is al het einde van diplomatie via congressen.

Liberalisme en socialisme

Als reactie op de restauratie ontstaan er nieuwe politieke stromingen gebaseerd op idealen van de Verlichting; liberalisme en socialisme.

  • Overeenkomsten
    • Geloof in de maakbaarheid van de samenleving (OH kan echt zorgen voor verandering)
  • Verschillen
    • Uitleg van verlichte idealen (vrijheid vs gelijkheid)
    • Visie op de rol van de overheid in de samenleving (weinig vs veel)
    • Visie op soevereiniteit
  • Liberalisme
    • Individuele vrijheid
      • Burger meot vrij zijn op gebied van bestuur, economie en religie
    • Bescherming tegen een staat die te veel zaken wil reguleren
      • Als iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid neemt komt het wel goed
    • Taken van de staat
      • Burger moeten zich goed ontplooien, dus beschermen tegen buitenlandse vijanden
      • Handhaven van binnenlandse orde (politie)
      • Openbare werken (wegen, bruggen e.d.) uitvoeren

1830: Belgische Opstand: liberalen in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zijn ontevreden. De koning heeft teveel macht, er is een gebrek aan burgerrechten (zoals persvrijheid) en Belgen voelden zich tweederangs burgers. Belgie wordt uiteindelijk onafhankelijk.

1848: revolutiejaar: overal willen liberalen meer macht en de restauratie ongedaan maken. Vanaf 1848 komen er meer liberale grondwetten, de emancipatiebewegingen komen opzette en de democratisering schrijdt voort.

  • Socialisme
    • Meer gelijkheid in de samenleving
      • Geformuleerd door Karl Markx (fases van kapitalisme, socialisme en communisme)

Nationalisme

Door het nadenken over volkssoevereiniteit kwam er ook steeds meer aandacht voor eenheid onder de burgers die deze soevereiniteit uitoefenden. Het nationalisme komt hieruit voort. Nationalisme heeft een voorliefde voor het eigen volk, dat een eigen natiestaat wil vormen. Om dit te stimuleren ga je de gemeenschappelijke taal benadrukken, een eigen cultuur ontwikkelen (om trots op te zijn) en het roemrijke verleden benadrukken. Machtshebbers gebruikten het nationalisme om eensgezindheid onder het volk te stimuleren.

Duitsland is geen natiestaat en bestaat uit allemaal losse gebiedjes. Door het revolutiejaar ontstaat het Frankfurter Parlement: nationaal parlement met vertegenwoordigers uit alle Duitse staten, met steun van Pruisische koning. De doelen van dit parlement waren om een nieuwe liberale grondwet op te stellen en een Duitse eenheidsstaat te vormen. De Pruissische koning werd beloofd om keizer van Duitsland te worden. Andere Duitse vorsten vonden dit maar niks en sloegen de revolutie neer. De Pruisische koning weigers de keizerskroon uiteindelijk, dit is geen verlichte reactie.

Wereldoorlogen

Eerste Wereldoorlog

Door de industrialisatie hadden grote mogendheden zich in een wapenwedloop verwikkeld en waren ze tot de nek toe bevoorraad met wapens, dit zorgde voor veel spanningen.

Duitsland + Oostenrijk-Hongarije stond tegenover Frankrijk + Rusland. Tijdens de Frans Duitse oorlog van 1870-1871 had Duitsland Elzas-Lotharingen afgepakt, Frankrijk wilde wraak. Duitsland wilde meer kolonies maar waren ook bang voor omsingeling door Rusland en Frankrijk. Dutise politici waren van mening dat er zsm een oorlog met Rusland moest komen. Rusland was begonnen aan de industrialisatie en wilde meer macht. Groot-Brittannie voelde zich bedreigd door Duitsland en waren hun bang ook hun macht op zee te verliezen. Duitsland stopte niet en bouwde ook nog een machtige oorlogsvloot

Rusland en Servie (bondgenoot) zagen de Turkse gebieden (Balkan) tot prooi. Oostenrijk-Hongarije had Bosnie in gelijfd, tot grote ergernis van Rusland en Servie. 28 juni 1914 werd Frans Ferdinand (Oostenrijkse kroonprins) doodgeschoten in Sarajevo. De moordenaar bleek lid van een terreurgroep die vanuit Servie opereerde. Oostenrijk wilde Swervie een lesje leren en Duitsland garandeerde Oostenrijk-Hongarije steun, wat het hook zou doen. Maar Servie kreeg steun van Rusland, dat zelf weer steun kreeg van Frankrijk.

Oostenrijk-Hongarije verklaarde de oorlog aan Servie. Drie dagen later volgde de Duitse verklaring aan Frankrijk en Rusland. Al gauw trokken de Duitsers Belgie binnen (was neutraal) om Frankrijk te verassen. Groot-Brittanie verklaarde diezelfde dag Duitsland de oorlog. Geallieerden: GB, FR en RUS. Centralen: DUI, OOS-HON. Vanaf 1917 sloot ook de Verenigde Staten zich aan bij de geallieerden.

Vlak voor Parijs werd Duitsland geweerd en groeven de twee partijen zich in. Er ontstond toen een loopgravenstelsel van ruim 200km. Tussen West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk was een stuk niemandsland. Dit front bleef vastzitten. Aan het oostfront vochten de centralen tegen Rusland, wat in 1917 instortte. Er kwam een hongeropstand en dit leidde tot een revolutie, de tsaar trad af. Lenin greep later de macht (communist). In ruil voor enorme stukken grondgebied sloot hij op 3 maart 1918 vrede met Duitsland.

Duitsers begaven zich weer naar het westfront en begonnen gebied te winnen. De geallieerden hadden nu meer voordelen: amerika en tanks (Engeland had die uitgevonden). Ze werden teruggedrongen tot zelfs achter hun oorspronkelijke linie en ze wisten dat een nederlaag onvermijdelijk was. Oostenrijk-Hongarije stortte in en het Habsburgse rijk viel uiteen. Op 11 nov ging er een wapenstilstand in.

De massavernietigingswapens speelden een grote rol. Duitsland zette dit in 1915 in, maar de geallieerden hadden al gauw ook de beschikking over gifgas, dus het leverde geen militair voordeel meer op.

Het leger bestond uit dienstplichtige en vrijwilligers. De economie werd ingesteld op oorlog, consumptiemiddelen productie werd geminimaliseerd en wapenproductie gemaximaliseerd. Hierdoor kwam er een voedseltekort, samen met de geallieerde blokkade van de Duitse havens resulteerde dit in veel gevallen van uithongering.

Na de oorlog werd Duitsland een democratische republiek maar mocht niet mee onderhandelen over vredesregelingen. Het verdrag van Versailles was vernederend; bekennen dat zij de enige schuldige waren, herstelbetalingen, klein leger, niet meer in Rijnland en Elzas-Lotharingen inleveren.

Wereldcrisis

De roaring twenties ontstonden in de VS en kwam over naar Europa. Na de oorlog was er een moment van armoede en werkeloosheid, dit werd al gauw opgevolgd door een welvaartsstijging. Massaconsumptie nam toe en er was toenemende belangstelling voor mode, sport, jazzmuziek en uitgaan. Er ontstond optimisme.

Aandelen bleven stijgen en werden in 6 jaar gemiddeld 5x zoveel waard. 24 oktober 1929, Zwarte Donderdag, er sloeg paniek toe op Wall Street. Koersen daalden hard en mensen wilden hun aandelen verkopen, die hierdoor nog harder daalden. In ’32 hadden aandelen 90% van hun waarde verloren en was het absolute dieptepunt bereikt. Er kwam een wereldwijde recessie.

Door het voortrekken van eigen land, gingen de kolonies erop achteruit. De wereld was nauwer met elkaar verbonden, ook door leningen. VS trok de lening aan Duitsland (voor de herstelbetalingen) in, hierdoor kon Duitsland Frankrijk en GB niet meer betalen.

De oorzaak van “the Great Depression” zijn de banken. Amerikanen hadden veel geld geleend om aandelen te kopen, maar toen die minder waard werden konden beleggers de banken niet meer terugbetalen. Banken gingen falliet en spaarders waren hun geld kwijt. Ook een grote oorzaak was de overproductie in combinatie met een achterblijvende koopkracht. In Europa was (door WOI) veel landbouwgrond vernield, VS boeren gingen extra veel produceren. Toen Europa haar landbouw weer had hersteld overtrof de productie de vraag. Toen ook nog mensen te arm werden om deze basisproducten te kopen ging het al helemaal slecht.

Kapitalisme staat erom bekend dat het perioden van dalen en stijgen kent, VS overheid dacht dat t wel weer over zou gaan. De markt moest zijn werk doen. De crisis werd alleen maar erger en er groeide twijfel aan dit liberale beleid. Er werden door (niet consequente) overheden maatregelen voor eigen economie genomen was ten koste ging van de internationale handel.

Roosevelt kwam met de “New Deal”. Resterende banken werden met staatsleningen gered, werklozen kregen financiele staatssteun, huisbezitters werden geholpen en de staat stak miljarden dollars in openbare werken. De economie trok aan en de werkloosheid daalde. Niet alle landen gingen economisch heel goed in het Westen, de enige twee waar het wel heel goed leek te draaien waren nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie.

Totalitaire systemen

 Er is een verband tussen het ontstaan van totalitaire ideologieen en de eerste wereldoorlog:

  • Communisten grijpen tijdens de Oktoberrevolutie in 1917 de macht in Rusland; belangrijk programmapunt: de communisten willen de deelname van Rusland aan de oorlog zo snel mogelijk beeindigen.
    • Hoofddoel communisten: proletarische wereldrevolutie
  • Fascisten komen aan de macht in Italie; nationalisten en oudstrijders vinden elkaar in hun woede en teleurstelling over de Vrede van Versailles
  • Nationaalsocialisten komen aan de macht in Duitsland; belangrijk programmapunt: het ongedaan maken van de gehate Vrede van Versailles.
    • Hoofddoel fasc/natsoc: verspreiding van hun ideologien door territoriale expansie van hun rijken.

De overeekomt tussen de drie ideologieen is dat alle leiders een totalitaire staat vestigen.

Er was in Duitsland sprake van chaos na de oorlog. Er waren straatgevechten tussen linke arbeids en nationaalsocialistische oorlogs-veteranen (waaronder Adolf Hitler). Hij stichtte de NSDAP en wilde vanuit Munchen een staatsgreep plegen (net als Mussolini) had gedaan. Hij werd echter al in Munchen opgepakt. Na zijn vrijlating kwam de gay twenties op, hij verloor aanhang. Tot de crisis kwam, er werd nieuw leven in de NSDAP geblazen.

Er was een groot verschil tussen het fascisme en het nationaalsocialisme: de Italiaanse fascisten aanvaardden niet de rassenleer. Volgens nazi’s was het superieure Arische of Germaanse ras verwikkeld in een strijd op leven en dood met minderwaardige rassen als de Slavische volkeren en de joden.

Ondanks de vijandigheid tussen de nazi’s (fascisten en natsoc) en communisten hadden ze allemaal in overeenkomst dat ze het denken en voelen van de bevolking volledig wilden beheersen. Een andere mening werd hard bestraft en kritiek niet getolereerd. Tegenstanders van de ideologieen hadden geen rechten meer en mocht alles mee worden gedaan (veelal strafkampen).

De nazi’s wilden al hun tegenstanders en minderheden uit de weg ruimen. Dit ging van joden, homo’s, Jehova’s en zigeuners tot mensen met psychische problemen. Als je niet tot de minderheid hoorde, geen politieke tegenstander was en niet ziek was had je niks te vrezen. In de Sovjet-Unie had iedereen te vrezen, miljoenen mensen werden zonder reden naar een strafkamp gestuurd.

Stalin formuleerde (onhaalbare) vijfjarenplannen wat betreft de economie waardoor arbeiders tot het uiterste werden gejaard.

Propaganda en communicatie

Propaganda kan op twee manieren worden gebruikt: het positief benadrukken van de eigen kracht, of het negatief benaderen van de zwaktes/fouten van de tegenstander.

In de 20e eeuw neemt het gebruik van propaganda toe dankzij de komst van nieuwe communicatiemiddelen als de radio en de filmcamera. Ook proberen totalitaire systemen de mening van de bevolking te beinvloeden door de oprichting van massaorganisaties. Hierbij bijvoorbeeld ook het gebruik van jongeren (Hitlerjugend/komsomol). Dit was bijv een scouting/sportclub, maar wel volledig doordrongen met de ideeen van een bepaald totalitair ideologie.

Verzet tegen het imperialisme

Na WOI komt er steeds meer verzet tegen het West-Europese imperialisme in Zuid-Oost Azie. De oorzaken hiervan zijn als volgt:

  • Economie: ze worden uitgebuit (grondstoffen van  hun land worden weggehaald), economische wereldcrisis van de jaren ’30 (nog meer uitgebuit)
  • Politiek: geen inspraak/zelfbestuur
  • Cultuur: Europees onderwijs van de elite die dus zien dat het in Europa veel liberaler is (bovenlaag van de kolonie) + beschavingsoffensief (scholen opgericht door Westerse landen in kolonies) = groei van nationalisme
  • Internationale ontwikkelingen: de VS en de Sovjetunie waren tegen imperialisme. De VS dreigde met het stoppen van de Marshallhulp wanneer WestEuropa haar kolonies aanhield.

In Indie kwamen grote denkers (Ghandi en Zugarno) Ghandi roept op tot geweldloos verzet, dit bijvoorbeeld door boycotten van Britse producten. Zugarno wilde juist geweld gebruiken om doel te bereiken, dit zorgt voor meer strijd.

De Tweede Wereldoorlog

Hitler streefde naar Lebensraum voor het Duitse volk. Ook wilden de Duitsers wraak voor het Verdrag van Versailles. Duitsland werd beperkt en voelden zich vernederd. Ze voelden zich genaaid en Hitler beloofde Duitsland weer machtig en groot te maken. Frankrijk en Engeland moesten gestraft worden. Deze twee landen deden overigens aan appeasementpoltiek, wat tevriendhouding betekent.

Toen Hitler veel van het verdrag verbrak gaven Frankrijk en Engeland iedere keer toe, in de hoop dat ie zou stoppen. Hierdoor nam Hitler ze niet serieus en hij ging steeds verder. Totdat hij op 1 september 1939 Polen binnenvalt, Frankrijk en Engeland verklaren Duitsland de oorlog. Japan (bondgenoot Duitsland) wilde ook een groot Japans rijk. 

 1939: 1 september à Duitse inval Polen. Hitler had (om een twee fronten oorlog te voorkomen) met de Sovjet-Unie een afspraak gemaakt om Polen te verdelen in ruil voor het niet aanvallen van elkaar. Door het invallen van Polen verklaarde Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog.

1940: voorjaar àVerovering van o.a. Nederland, Belgie en Frankrijk. Duitsland was tijdens de Eerste Wereldoorlog niet geslaagd in het veroveren van Frankrijk, maar nu kostte het slechts 5 weken.

1940: 10 juli – 31 oktober à Battle of Britain. Om Groot-Brittanie te onderwerpen moest hij de RAF (Briste luchtmacht) uitschakelen, maar de RAF hield stand.

1941: 22 juni – 5 december àOperatie Barbarossa. Na de verovering van de Balkan vielen de Duitsers (ondanks afspraken omtrent Polen) nu ook de Sovjet-Unie binnen. Het Rode Leger leed enorme verliezen en de Duitsers rukten in drie fronten op, maar vielen door de vroeg invallende winter stil. Op 5 december sloeg de Sovjet de Duitsers vlak voor Moskou terug.

1941: 7 december à De Japanners vielen de Amerikaanse vloot aan in Pearl Harbor op Hawaii. Dit leidde tot Hitler die de oorlog verklaarde aan de VS. Maar ook tot de oprichting van de geallieerden: VS, Sovjet-Unie en Groot-Brittanie. Zij spraken af door te vechten tot ultieme overgave.

1942: 22 augustus – 2 februari à Slag om Stalingrad. De Duitsers bereikten Stalingrad in Zuid-Rusland maar stopte daar. Stalin gaf bevel tot verdediging van ‘zijn’ stad, koste wat kost. De Duitsers gaven, na maanden van zware beschietingen, op (31 jan, 1943)

De Duitsers wilden doorvechten tot het einde. Door een overmacht aan tanks van de Sovjets konden ze Duitsland steeds verder terugslaan. Vanuit Noord-Afrika en vervolgens Zuid-Italie rukten ook de westerse geallieerden op

1944: 6 juni à D-Day. De geallieerden landen in Normandie, waarna de Duitsers ook vanuit het Westen werden teruggedrongen.

1945: 8 mei à Op 2 mei was Berlijn gevallen en Hitler had zelfmoord gepleegd: Duitse overgave

Duitsland was begonnen met terreurbombardementen op steden als Warschau, Rotterdam, Coventry en Londen. Dit begonnen de geallieerden terug te doen op grote Duitse steden. Op 6 augustus 1945 zette de VS haar nieuwste massavernietigingswapen in op de Japanse stad Hiroshima: de atoombom. Drie dagen later wierpen ze zo’n zelfde bom op de stad Nagasaki. Het effect was zo ontzagwekkend dat Japan een week later capituleerde.

De Holocaust

De holocaust is het bekendste voorbeeld van genocide en had betrekking op de Europese Joden. De Europese haat jegens Joden was overigens niets nieuws.

  • Toen de Romeinen de Joden uit Palestina hadden verdreven waren ze verspreid over heel Europa. De kerk vond hen moordenaars van Christus en tijdens de middeleeuwen moesten ze zelfs in getto’s leven en mochten veel ambachten niet uitoefenen. Veel van hen werden geldwisselaars/handelaren, vandaar het woekeraar beeld van de Joden.
  • Tijdens de pestepidemie van de 14e eeuw werden hele Joodse wijken in de vik gestoken en uitgemoord. Toen de Joden ten tijde van de verlichting gelijke rechten kregen werden ze oververtegenwoordigd in kunst, wetenschap, vrije beroepen en het zakenleven. Er ontstond veel jaloezie jegens de kapitalist/uitbuiter Jood.
  • Russische joden vluchtten voor pogroms (aanvallen) en nemen hun communistische denkwijze mee, dit zorgt ervoor dat het tamelijk kapitalistische westen de Joden als een dubbele bedreiging gaat zien.

Na de inval in Polen moesten alle joodse Polen een gele davidsster dragen. Ze werden bijeengedreven in getto’s en stierven aan honger, kou en ziekte. Door de oorlog kwamen veel grotere aantallen joden onder naziheerschappij, de nazi’s hadden hun Endlosung geformuleerd (definitieve oplossing).

Na het begin van operatie Barbarossa werd besloten alle Joden te vernietigen. In de Sovjet-Unie waren de nazi’s al begonnen door alle Joden die ze tegen kwamen dood te schieten, dit was niet efficient genoeg. Het concept vergassing in vernietigingskampen werd bedacht en uitgevoerd.

De bezetting

Na het bombardement op Rotterdam capituleerde Nederland (na 5 dagen), en werd een Oostenrijkse nazi de absolute baas. Bijna alle ambtenaren tekende een loyaliteitsverklaring en het leven ging in principep gewoon door in Nederland. Nederlanders probeerden gewoon verder te leven en de Duitsers een beetje te negeren. Het anti-Duitse gevoel nam wel steeds toe, doordat de moffen steeds grover optraden en het dieptepunt werd bereikt in de Hongerwinter van ‘44/’45.

NSB’ers werden nog meer gehaat dan de Duitsers. Ze namen de plaats in van afgezette burgemeesters, politiecommissarissen en bedrijfsleiders. Sommigen kregen kopgeld voor iedere jood die ze arresteerde.

Het Nederlandse verzet (wat relatief klein was) kende drie stakingen:

  • 1941: de februaristaking: tegen de eerste deportaties van de Joden
  • 1943: aprilmeistaking: tegen gedwongen arbeid in Duitsland (werkkampen)
  • 1944: landelijke spoorwegstaking: Duitse troepentransport te hinderen.

De Duitsers sloegen elke keer hard terug, door bijvoorbeeld het houden van vuurpeletons, het doodschieten van stakers en scene en eht stilleggen van voedseltransporten (oorzaak hongerwinter). Er waren ongeveer 300.000 Nederlanders die onderdoken om aan arbeid in Duitsland te ontkomen. Organisaties (verzet) hielden zich bezig met onderduikadressen, valse persoonsbewijzen en voedselbonnen.

Tijdens de oorlog kwam een kwart miljoen Nederlanders om (40% joods). Nederlanders moesten een
Arierverklaring tekenen en joden werden ontslagen en geregistreerd. Ze moesten een gele ster dragen en werden gedeporteerd. Ze moesten zich melden voor ‘arbeid in het oosten’. Ook gehandicapten, hoogbejaarden en kleine kinderen moesten dit. Een deel meldde zichzelf, een ander deel werd opgepakt tijdens razzia’s.

Dekolonisatie

Tijdens rellen in Inda vielen er veel gewonden. India was een kolonie van de Britten. De Britse premier zag deze rellen als een teken van onvrede en besloot om India onafhankelijk te maken. Het was te duur en de Amerikanen drongen aan op dekolonisatie.

Door de oorlog was de machtspositie van Frankrijk en Nederland verslechterd en konden zij eigenlijk niet ook nog eens een kolonie besturen. In ’42 had Japan Zuidoost-Azie overmesterd. Na de Japanse capitulatie riep Soekarno de onafhankelijke Republiek Indonesie uit. Twee weker later werd ook Vietnam onafhankelijk verklaard. Toen de japanners weg waren was eht een grote chaos in Indonesie. Nederland probeerde na de oorlog nog haar macht te herstellen, eerst door diplomatiek overleg daarna met geweld. Nederland veroverde grote delen van Java en Sumatra onder de naam ‘politionele acties’. Er was regelmatig sprake van buitensporig geweld. In ’49 werd er besloten om (onder dwang van VN en VS) Indonesie op te geven. Frankrijk worstelde nogsteeds met Vietnam, maar hier kregen zij steun van de VS. Ze wilden niet dat Vietnam olv Ho Chi Minh communistisch werd. Echter kreeg vietnam weer steun van China. In ’54, na een nederlaag, besloot Frankrijk Vietnam te verlaten.

De koude oorlog

In de oude oorlog stond de Verenigde staten tegenover de Sovjet-unie (1945-1989), deze vijandschap kwam voort uit een ander beeld van de inrichting van de maatschappij. VS: kapitalisme (democratie en vrije markteconomie). SU: communisme (dictatuur en planeconomie).

De SU dacht dat de VS bezig was met Westers imperialisme (in economische zin). Hun bedrijven vestigden zich over de hele wereld en zo zou de VS heel rijk worden. De VS vond dat de SU bezig was met een Communistische wereldrevolutie. Tijdens de WOII trok het rode leger door heel Europa, na de WOII wilde Stalin zijn troepen niet terug trekken. Stalin zei dat dit als bufferzone diende zodat ze niet nog een keer zouden worden aangevallen, de VS vond dit gevaarlijk.

Er ontstaat blokvorming: twee vijandige ideologisch tegengestelde blokken. De scheidslijn wordt het ijzeren gordijn genoemd.

De Amerikanen willen niet dat het Westen van Europa in de handen van het communisme valt, ze willen dit voorkomen door containmentpolitiek. De VS ging economisch en militaire steun geven aan niet communistische Europese landen. Er kwamen ook legerbasissen in Europa.

  • 1947: Trumandoctrine à Marshallhulp en containmentpolitiek
  • 1949: China wordt communistisch, SovjetUnie blijkt een atoombom te hebben (komt een wapenwedloop) en Duitsland wordt verdeeld in de DDR en de BDR
  • 1950: de Koreaoorlog vond plaats tot 1953. Een strijd tussen het Communistische Noorden (China/Sovjet) en het Democratisch/Kapitalistische Zuiden (VS)
  • 1961: Berlijnse muur, OostDuitsland à Braindrain, mensen gingen naar de BRD (west). Kennedy greep niet in, omdat er angst heerste omtrent de atoombom van de SovjetUnie (DDR kreeg steun van Moskou)
  • 1962: Cubacrisis. VS geheime dienst kwam erachter dat de SovjetUnie bezig was met het neerzetten van geheime lanceringsplatformen op het communistische Cuba, zodat ze hiermee de VS zouden kunnen aanvallen. Er ontstaat een hoop gebluf over en weer. Uiteindelijk trekt de Sovjet-Unie haar wapens terug, en de wereld haalt opgelucht adem.
  • 1962: détente: ontspanning. Tot 1975
  • 1975: Nieuwe spanningen door middellange afstandsraketten van de Sovjet. De NAVO wil deze ook hebben in Europa
  • 1985: Einde vand e Koude Oorlog. Gorbatsjov, de SovjetUnie is zga falliet. De VS heeft afweer materiaal wat de Sovjet ook wil hebben. Gorbatsjov moet faillisement redden en wordt iets kapitalistischer. Glasnost (openheid) Perestrojka (hervorming) was de regel dat kritiek geuit mag worden, en dit gebeurt ook. De Sovjet-Unie krijgt zoveel kritiek dat ze nooit meer machtig zullen worden. De Sovjet en de VS maken een overeenkomst om beide hun lange afstandsraketten te vernietigen.
  • 1989: Berlijnse muur valt door miscommunicatie.
  • 1990: Hereniging van Duitsland
  • 1991: SovjetUnie valt uit elkaar

Welvaart en cultuur

Na de tweede wereldoorlog moest europa worden heropgebouwd. W. Drees is het icoon hiervan. De overheid stelde de prijzen en lonen vast. De regering nam het voortouw bij het bevorderen van de industrialisatie zodat er weer veel werk kwam en veel werd geproduceerd. Er kwam sociale zekerheid (echte verzorgingsstaat) dmv AOW, WW en dergelijke. De wederopbouw slaagt en er onstaat een consumptiemaatstchappij. De welvaart groeit en was rijker dan ooit. Er kwamen veel auto’s bij, de televisie doet haar intrede (luxegoed) en er gaan steeds meer mensen op vakantie (naar het buitenland).

In ’73 komt er een oliecrisis, dit is het gevolg van spanningen in het midden oosten rondom de staat israel. De levering van olie aan westerse landen (die israel zouden steunen) wordt extreem verminderd, hierdoor neemt de industrie af. De economie stagneert (tot ’85). Het belang van de industrie neemt sowieso af, dit heeft twee hoofdredenen. Er wordt veel industrieel werk verplaats naar lageloonlanden en er is sprake van veel automatisering. Dit is het begin van de informatiemaatschappij (1995).

Er zijn steeds meer mensen werkzaam in de dienstensector, zoals verzekeringmaatschappijen en banken. De welvaart groeit erg en er komen veel sociaal culturele veranderingen. De drie grootste zijn:

  • Er is een grote mate van ontkerkelijking en ontzuiling, kerkbezoek neemt af en er is minder belangstelling
  • Er komen jeugdculturen op en identificeren elkaar bijvoorbeeld door kleding en muziek. De jongeren zijn vaak kritisch en krijgen een hekel aan gezag. Dit resulteert in veel demonstraties. Dit is de eerste generatie die in relatieve luxe (vrije tijd) opgroeit. Dit zorgt voor een generatieconflict en jongeren gaan zich afzetten tegen de maatschappij. (NOZEMS)
  • Er is sprake van grote mate van individualisering. De toenemende vrije tijd zorgt voor meer tijd om aan jezelf te besteden, de mobiliteit is toegenomen en zo konden mensen de rest van de wereld zien (ook door tv) zo kwamen mensen in aanraking met andere denkwijze. De tweede feministische golf komt dan ook op, deze komen vooral op voor de sociale rechten van vrouwen (vrouwen gelijk op alle vlakken van de maatschappij).

De Europese eenwording

Na de WOII groeit de West-Duitse economie erg snel (Wirtschaftswunder), hierdoor ontstaat er weer angst voor het herleven van het Duitse militarisme. Om deze angst weg te nemen (en uberhaupt niet zou gebeurden), stelde Schuman voor om de Duitse en Franse kolen- en staalindustrie onder gemeenschappelijk bestuur te reguleren. In 1952 ontstaat dan de EGKS (NL, BE, LU, FR, DU, IT). Dit slaat al snel over in de EEG omdat er ook op economisch gebied wordt samengewerkt, al snel volgen andere landen en de verbinding wordt hechter.

In 1973 ontstaat dus de oliecrisis en dit zorgt voor een stagnatie van de economie tot ’85. de belemmerende nationale verschillen moeten verdwijnen en er moet ook op politiek vlak worden samengewerkt. In 1992 ontstaat de Europese Unie en in 2002 wordt er een gezamelijke munt geintroduceerd.

In 2004 wordt de EU uitgebreid met 10 lidstataen, voornamelijk Oost-Europese (oud communistische) landen. In 2005 komt er een referendum in alle lidstaten over een Europese grondwet, dit wordt al heel gauw afgewezen. Op dit moment begint er angst/argwaan te ontstaan jegens de EU. Veel Nederlanders vinden dat macht van de Europese instellingen ten koste gaat van de nationale soevereiniteit. Ook de toetreding van de arme landen zien mensen als bedreiging van de Europese welvaart.

Pluriforme en multiculturele samenlevingen

Multicultureel: een multiculturele samenleving bevat veel verschillende culturen die naast en door elkaar leven. (Vooral veel te maken met de afkomst van een persoon)

Pluriform: in een pluriforme samenleving wonen veel verschillende groepen mensen naast en met elkaar. Er zijn verschillen in levensstijl, religie, afkomst, regio, enzn. (vooral veel te maken met de leefwijze, dus omgeving en bijvoorbeeld geaardheid)

Voordelen:

  • Zorgt voor culturele verrijking, zo pik je ook andere ideen op
  • Goed voor de economie, komen nieuwe mensen naar een land die willen bijdragen aan de economie

Nadelen:

  • Maatschappelijke spanningen, als groepen alleen maar naast elkaar leven en niet met elkaar leven dan kan er frictie onstaan
  • Als nieuwkomer is er vaak sprake van maatschappelijk isolement, taal is hierin ontzettend belangrijk.

Immigratiegolven

  • Indonesie 19451960: oorzaak is dekolonisatie. Er is al een soort van band met Nederland en hierdoor komen veel van deze mensen naar Nederland.
  • Spaanse, Italiaanse en Griekse gastarbeiders 19651973: Er is toenemende welvaart door de groeiende economie en er is veel vraag naar goedkope arbeiders
  • Turkije en Marokko 19651973: ook als gastarbeiders, op het moment dat de Zuid-Europeanen er geen zin meer in hebben/”op” zijn
  • Suriname vanaf 1975: wordt onafhankelijk van Nederland en heeft ook te maken met dekolonisatie
  • Vanaf 1990 komen er vooral veel oorlogsvluchtelingen bij uit Irak, Iran, Afganistan, Syrie, enz.

De koude oorlog

Communisme in de Sovjetunie

Rusland tijdens de Eerste Wereldoorlog: vechten tegen de Duitsers samen met de Fransen en de Engelsen. Rusland lijden zware verliezen in de strijd en er ontstaan allerlei binnenlandse problemen (voedseltekorten). 1917: Russische revolutie: de tsaar werd afgezet en er kwam een voorlopige regering. In oktober van dat jaar zetten de communisten de voorlopige regering af, olv Vladimir Lenin. Communistische partij streeft naar een klasseloze samenleving (haatte de kapitalistische samenleving), waar productiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn. Communistiche partij streeft ook naar een communistische wereldrevolutie. 1919: oprichting Komintern: Russische organisatie die de bevordering van wereldrevolutie voor ogen heeft.

Stalin volgt uiteindelijk Lenin op als leider. Sovjet-Unie wordt een totalitaire staat met censuur van media en grootschalig gebruik van propaganda. Ook politieke tegenstanders werden onderdrukt en naar werkkampen gestuurd. Ook komt er collectivisatie van de landbouw en de invoering van vijfjarenplannen, de economie zit nu ook onder staatscontrole.

  • SovjetUnie
    • Klassenloze samenleving, dictatuur van een partij, door de staat geleide planeconomie
  • Westerse landen
    • Gelaagde samenleving, parlementaire democratie, kapitalistische vrije markteconomie.

Wantrouwen in de Tweede Wereldoorlog

Vijandbeeld van de Sovjet over de Verenigde Staten: wilden communisme vernietigen en de hele wereld afhankelijk maken van de VS. De Amerikanen hadden ook een vijandbeeld over de Sovjet: Communisten wilden de hele wereld Communistisch maken.

Ondanks wederzijds wantrouwen gaan de VS en de SU samenwerken tegen de asmogendheden in de Tweede Wereldoorlog. Geallieerden winnen steeds meer terrein op de asmogendheden, maar de spanning VS SU loopt op. Er komen vragen over de vredesregelingen met Duitsland en de nieuwe machtsverhouding in Europa.

Juli 1945: conferentie van Potsdam: VS, ENG, SU komen samen, tijdelijke besluiten: verdeling van Duitsland en Berlijn in vier bezettingszones (ook Frankrijk). Bezettingszones moeten wel economische eenheid vormen. Nazi’s (vooral hoge leiders) moeten worden vervolgd. Duitsland moet grondgebied afstaan aan Polen. Duitsland moet herstelbetalingen doen, vooral aan SU.

Er ontstond vooral veel onenigheid over economische eenheid. Stalin wilde natuurlijk geen kapitalistische vrije markt maar wilde een planeconomie en herstelbetalingen. Een ander onenigheidspunt was de machtsverdeling in Europa: VS wilde vrij verkiezingen in heel Europa, SU wilde geen vrij everkiezingen in de landen die door de SU waren bevrijd. Ook waren de Russen stiekem de Duits-Poolse grens aan het afsnoepen (confirmatie dat Rusland bezig was met Communistische wereldovername, maar ook dat Amerika hun kapitalistische wereldbeeld wil opdringen om zelf beter te worden).

Invloedsferen in Europa

Europa raakt verdeeld in twee invloedsferen. VS had West-Europa bevrijd, SU Oost-Europa. In het Westen kwam dan ook een vrije markteconomie en parlementaire democratie met vrije verkiezingen. In het Oosten kwam er volksdemocratie met communistische partij onder toezicht van SU (Was maar 1 partij, dus eigenlijk geen democratie) en een planeconomie. Vijandbeeld is bevestigd voor beiden. Deze invloed was mogelijk omdat de mogendheden hun legers niet terugtrokken na het einde van de oorlog.

1947: Amerikaanse president Truman wil uitbreiding van het communisme voorkomen. Hij stimuleert de Europese eenwording (EGKS) en voert de Trumandoctrine/containmentpolitiek in (economisch en militaire steun aan landen die bedreigd worden door het communisme). De angst van Truman is dat het communisme meer aanhang gaat krijgen door de grote armoede.

1948: Marshallplan: economische steun van de VS aan alle Europese landen, dit werd alleen geaccepteer door de West Europese landen. Stalin weigert de Marshallhulp, vind dit weer een vorm van westers imperialisme. In het Westen krabbelt de economie tamelijk snel op, in het Oosten niet.

1948: invoering van een nieuwe munt in de westerse bezettingszones, Stalin is woedend en blokkeert Berlijn: toegangswegen vanuit het westen naar West-Berlijn worden afgesloten. Als reactie hierop werd West-Berlijn bevoorraad via een luchtbrug. Na 11 maanden geeft Stalin de blokkade op.

1949: Duitsland raakt verdeeld in West-Duitsland (BRD) en Oost-Duitsland (DDR). Hierdoor raakt heel Europa verdeeld in twee ideologische machtsblokken. Er ontstaan militaire bondgenootschappen (1949: Noord Atlantische Verdrag Organisatie, NAVO. 1955: Warschaupact).

Hiroshima en de wapenwedloop

Augustus 1945: atoombom op Hiroshima en Nagasaki. 240.000 slachtoffers en verwoeste steden, Japanse keizer maakt de Japanse overgave aan. Dit waren directe gevolgen. Maar er waren ook indirecte gevolgen: de wapenwedloop. De VS en de SU proberen allebei zoveel mogelijk kernwapens. Dit zorgde voor veel gevaar maar zorgde ook voor wederzijdse afschrikking. Hierdoor was er vooral heel veel spanning maar weinig actie.

McCarthyisme

In 1950 was er veel angst voor de communistische wereldrevolutie die wordt versterkt door redevoering van senator McCarthy. Hij waarschuwt dat de communistische revolutie nu echt aan het plaatsvinden is. Hij beweert een lijst te hebben met daarop de namen van Amerikaanse communisten die bij de Amerikaanse overheid werken (communisten ook bezig met van binnenuit binnendrinken). Hij komt voortdurend met nieuwe beschuldigingen wat leidt tot een heksenjacht op vermeende communisten. Vermeend omdat hij niet altijd bewijzen had. Maar verdacht worden van communisme was genoeg voor ontslag of gevangenisstraf. In het begin heeft hij veel aanhang (stijging angst communisme), maar langzamerhand komen mensen erachter dat hij doordraaft. 1954: McCarthy beschuldigt ook Republikeinen (hoge mensen). Dit was het einde van zijn aanhang, publieke opinie keert zich tegen McCarthy.

Dekolonisatie in Azie

In de jaren ’20 en ’30 groeide het verzet in kolonien tegen de westerse overheersing. Na de Tweede Wereldoorlog begint een proces van dekolonisatie in Zuidoost-Azie. Belangrijke oorzaak: Japanse strijd tijdens de Tweede Wereldoorlog (als asmogendheid). Japanners nemen veel westerse kolonien in. Japan had laten zien dat westerse mogendheden absoluut te verslaan waren. Hiedoor groeide het nationalisme in de kolonien (veel Japanse propaganda). Na de Japanse overgave ontstaat in veel kolonien een machtsvacuum: Westerse “eigenaren” van kolonien kwamen niet direct terug, waardoor veel kolonien zichzelf onafhankelijk verklaarde. Westerlieden proberen de macht terug te krijgen, maar dit leidt vaak tot oorlog.

VS en SU steunen juist de nationalitische bewegingen. Redenen: Amerika: ‘to make the world safe for democracy’, verspreiding van hun democratische ideologie. Rusland: communistische wereldrevolutie verspreiden. Ook hoopten beide op nieuwe bondgenoten en nieuwe economische partners.

Containmentpolitiek in Azie

1949: na burgeroorlog pleegt Mao Zedong een communistische staatsgreep in China. Chinese regering vlucht naar Taiwan. Volksrepubliek China wordt de tweede communistische grootmacht. Als reactie hierop wordt China uit de veiligheidsraad van de Verenigde Naties gezet. Taiwan komt voor hen in de plaats.

De angst van de Verenigde Staten voor een communistisch blok wordt versterkt omdat veel nationalistische bewegingen in de kolonien communistisch zijn. Hierdoor wordt de Trumandoctrine ook in Zuidoost-Azie ingesteld. In 1954 komt President Eisenhower met de Dominotheorie: na een communistische overwinning in een bepaald gebied, zouden ook andere gebieden in die regio in communistische handen vallen.

Communisten gebruikten de containmentpolitiek als een voorbeeld van westers imperialisme.

De Korea-oorlog

In ’49 is de communisme vrees in de Verenigde Staten heel groot, mede door de geslaagde kernproef van de Sovjetunie en de communistische machtsovername in China. Truman moet laten zien dat hij bereid is communisme keihard aan te pakken. De Korea oorlog bied hem de kans dit te bewijzen.

Korea na de Tweede Wereldoorlog werd verdeeld in Russische en Amerikaanse zone. Weinig interesse van beide landen. In ’49 verlaten beide troepen het land, hierdoor kunnen Koreanen zelf macht pakken. ’50: Communistisch Noord-Korea valt met toestemign van Stalin het democratische Zuid-Korea aan. VS staat op scherp en roept de veiligheidsraad bij elkaar. Sovjetunie boycot de veiligheidsraad vanwege de Taiwankwestie, waardoor Stalin niet aanwezig was bij de besprekingen. VN besluit troepen naar Korea te sturen olv Amerika.

1950-1953: Korea-oorlog: SU + China steunen Noord-Korea (respectievelijk materiele en materiele + militaire). Zuid-Korea wordt gesteund door VN (voornamelijk VS) met materie en miltairen. Resultaten Korea-Oorlog: wapenstilstand, grens hetzelfde als ’50, Korea blijft verdeeld. Zuid-Korea is niet communistisch geworden: succes Amerikanen.

Het begin van de Vietnamoorlog

1946-1954: Guerillaoorlog tussen communistische Vietminh (olv ho chi min) en Frankrijk. China en de Sovjet steunen de Vietminh vanaf ’50. Fransen kregen dan weer de steun van de Verenigde Staten, hierdoor wordt het weer een typische Koude Oorlog. De grootmachten (VS/SU) staan tegenover elkaar zonder dat ze direct met elkaar in oorlog zijn. De Fransen verliezen in 1954: slag bij Dien Bien Phu.

1954: Akkoorden van Geneve:

  • Vietnam wordt tijdelijk verdeeld langs de 17e breedstegraad
  • Geen van beide delen mag zich aansluiten bij een militair bondgenootschap of militaire bases van andere landen op zijn grondgebied toelaten (dus niet zoals Korea)
  • In 1956 worden nationale verkiezingen gehouden, waarna het land zal worden verenigd.

Reacties op de akkoorden van Geneve:

  • Ho Chi Min
    • Niet blij, hij wilde Vietnam verenigen en dit was nu niet gelukt
  • Rusland
    • Geen militair conflict met de VS, na verkiezingen zou waarschijnlijk heel Vietnam communistisch zijn
  • Chinezen
    • Rust aan de zuidgrens, Noord Vietnam bleef afhankelijk van China
  • Amerika
    • Zuid Vietnam wordt buiten de communistische invloedsfeer gehouden
    • VS tekenen slotverklaringen niet. Ze zijn bang voor de uitslag van verkiezingen. (ze zeggen dat ze denken dat het niet eerlijk gaat verlopen maar eigenlijk bang voor dominoeffect)

Noord-Vietnam wordt communistisch olv Ho Chi Minh en krijgt steun van SU en China. Zuid-Vietnam wordt kapitalistisch, krijgt een marionettenregering en steun van de VS. communistische Vietcong strijdt in Zuid-Vietnam tegen het Zuid-Vietnamese leger (ontevreden communistische vietnamezen die in het zuiden wonen). Van ’54-’64 kwam er een burgeroorlog in Zuid-Vietnam. Amerika steunt de Zuid-Vietnamese regering en Noord-Vietnam steunt de Vietcong. Maar omdat Noord-Vietnam in principe al steun krijgt van de SU staan ook hier weer de SU en de VS tegenover elkaar.

1964: Tonkinincident: vermoedelijke aanval op Amerikaans marineschip door Noord-Vietnam. Als reactie hierop werd de Tonkinresolutie aangenomen: Amerikaanse regering krijgt onbeperkte militaire macht van het Amerikaanse congres om in te grijpen in Vietnam.

Het einde van de Vietnamoorlog

Vanaf ’65 gaat Amerika ingrijpen in Vietnam, ruim een half miljoen Amerikanen. Ook komen er zware bombardementen in Zuid- en Noord-Vietnam door de Amerikanen. Maar ondanks de massale militaire inzet blijkt de door China en Sovjet-Unie gesteunde Vietcong niet te verstaan. Door de vele doden en weinig resultaten ontstaat er twijfel en kritiek jegens de Amerikanen, ook vanaf de Westerse wereld. Dit resulteert in de protestgeneratie.

President Johnson besluit te vertrekken en wordt opgevolgd door Nixon, hij wil niet vechten maar een oplossing zoeken. Hoe kan Amerika stoppen met vechten zonder gezichtsverlies te lijden. Zijn oplossing: driehoeksdiplomatie. D.m.v. diplomatieke betrekkingen met China en de Sovjetunie proberen de VS Noord-Vietnam tot vrede te dringen. In 1972 bezoekt Nixon zelfs het communistische China. Dit heet ook wel de pingpongdiplomatie. Komt voort uit een wereldkampioenschap pingpong in China, waar Amerika en China (volgens mij) in de finale zaten, waardoor Nixon een bezoek kwam brengen. Uit de diplomatie zal leiden dat China weer toetreedt tot de veiligheidsraad van de VN (en Taiwan er uit). In 1973 verlaten de Amerikaanse troepen Vietnam. Maar direct nadat de Amerikanen zijn vertrokken breken er neiuwe gevechten uit tussen de Vietcong en het Zuid-Vietnamese leger. In 1975 neemt Noord-Vietnam Zuid-Vietnam in. Heel Vietnam, na 30 jaar strijd, wordt toch communistisch.

De Koude Oorlog in Afrika

Ook in Afrika vindt dekolonisatie plaats. Strijdt tussen de VS en SU om uitbreiding van de eigen invloedsfeer in Afrika. In 1975: Burgeroorlog in Angola tussen MPLA en FNLA. Portugal verleent Angola onafhankelijkheid, dit resulteert in een machtstrijd tussen verschillende partijen.

MPLA is communistisch en wordt gesteund door de SU. MPLA wordt de officiele regeringspartij. FNLA wordt gesteund door de VS en richt een tegenregering op. Deze strijd wordt een burgeroorlog, die pas eindigt in 2002. MPLA wint. MPLA was teleurgesteld over de beperkte hulp vanuit de SU, dit had tot gevolg dat MPLA het vertrouwen in het communisme was kwijtgeraakt en niet meer communistisch was.

De Hongaarse opstand

1955: BRD lid van NAVO, DDR lid van Warschaupact. De NAVO en Warschaupact waren even sterk en er kwam een stabiele verhouding in Europa. Er heerst een bepaalde mate van rust, Westen grijpt niet in bij opstand in Oost-Europa, om de stabiliteit niet omver te werpen.

1956: Opstand in Hongarije: Reden: ontevredenheid over beleid van de SU. Er ontstaan massale protesten en de regering wordt gedwongen af te treden. De nieuwe regering wil uit het Warschaupact treden, maar dit is het moment dat het Warschaupact Hongarije gaat invallen. Via radio wordt het westen om hulp gevraagd. Maar het westen grijpt niet in uit angst voor oorlog. Hongaarse opstand wordt neergeslagen.

Er ontstaat veel kritiek vanuit de Westerse wereld op het niet handelen van het westen. Dit leidt tot opstootjes, waaronder de bestorming van Felix Meritis in Amsterdam (hoofdkantoor CPN en van de communistische krant De Waarheid). Demonstranten zijn opgehitst door de media. Er wordt geweld gebruikt, maar de burgemeester wil geen politie inzetten (stiekem ook tegen de communisten, maar dat mocht hij niet laten merken). Pas na klachten van de leider van de CPN bij de minister van Justitie grijpt de politie in.

De bouw van de Berlijnse muur

In 1953 overlijdt Stalin, Chroesjtsjov is zijn opvolger. Chroesjtsjov pleit voor vreedzame co-existentie (geen oorlog, maar vreedzaam naast elkaar leven van kapitalisme en communisme). Enige ontspanning tussen west- en oostblok, toch blijft er spanning staan. 1961: Tweede crisis rond West-Berlijn. Chroesjtsjov eist dat VS vertrekt uit West-Beriljn, maar Amerikaanse president Kennedy weigert. Veel Oost-Duitsers vluchten vis Oost-Berlijn naar het westen. Want West-Berlijn is in princip een gat in het ijzeren gordijn van de Sovjet. Sovjetunie besluit een Berlijnse muur te bouwen.

1963: ‘Ich bin ein Berliner’ – toespraak van president Kennedy. Kennedy voelt zich net zo’n Berlijner als al die mensen, want hij vecht ook tegen het communisme. Het doel van de speech was aantonen dat de VS West-Berlijn niet in de steek zou laten. Dit was om steun te betuigen aan het volk van West-Berlijn maar ook om te laten zien aan de SU dat hun beleid niet goed is en dat ze niet zullen stoppen.

De Cubacrisis

In 1959 wordt Cuba communistisch na een staatsgreep. Sovjet wordt een bondgenoot van Cuba. Dit was handig voor SU, Cuba was praktisch de voortuin van Amerika. 1962: Cubacrisis: Sovjet bouwt raketinstallaties op Cuba. Kennedy eist dat Chroesjtsjov de raketten weg haalt. Dit doet hij niet, en heeft hier goede redenen voor. In Turkije (eigenlijk heel Europa en Azie) heeft de VS ook raketten staan, gericht op de Sovjet. Amerikaanse marineblokkade van Cuba, dit is gevaarlijk omdat het kan leiden tot een directe confrontatie tussen de VS en de SU. Russische schepen worden dus tegen gehouden, maar ook zegt hij dat iedere aanval op de VS wordt bestrijdt met kernwapens. De spanning neemt enorm toe, maar uiteindelijk draaien de Russische schepen om en worden de raketinstallaties verwijderd. Het resultaat van de Cubacrisis: geen kernoorlog, raketten worden weggehaals uit Cuba en Turkije.

Détente

Na de Cubacrisis kwam het besef dat de koude oorlog echt kan leiden tot een onbeheersabaar nucleair conflict. Kernwapenwedloop kan tot kernoorlog leiden, maar het kost ook ontzettend veel geld. Het gevolg hiervan is een periode van ontspanning (Détente) tussen de VS en SU vanaf eind ’60 tot eind ’70. VS en SU gaan streven naar crisisbeheersing:

  • Betere communicatie via directe telexverbinding (‘hot line’)
  • Wapenonderhandelingen om het aantal atoomwapens te verminderen
  • SALT1verdrag (1972): onderhandelingen om het aantal strategische wapens te verminderen en om het aantal lanceerinstallaties niet verder uit te breiden.

Ondanks betere betrekkingen blijven de VS en de SU vasthouden aan controle ove rhun invloedssferen

1968: Praagse Lente: nieuwe Tsjechoslowaakse regering wil ‘socialisme met een menselijk gezicht’: persvrijheid, afschaffing censuur, meer economische vrijheid en minder macht van de communistische partij. SU bang voor overslaan vrijheid naar andere landen (vandaar ‘Lente’, het begin van iets groters (metaforisch de zomer, maar werkelijk het afnemen van de macht van de SU)).  Warschaupact valt Tsjecho-Slowakije binnen en zet de regering af.

1968: invoering Brezjnevdoctrine door de SU: als ergens in het Oostblok het socialisme wordt bedreigt, hebben andere socialistische landen de plicht om dat land te helpen. Intern: opstanden door burgerbevolking. Extern: bedreigingen vanuit het westen.

Het einde van de wapenwedloop

Er kwam steeds meer protest door bevoling in het westen tegen kernbewapening. In 1981: demonstratie tegen kernwapens in Amsterdam. 450.000 mensen demonstreren tegen de plaatsing van 48 kernwapens in Woensdrecht door de VS.

1983: Start van het SDI-project door de VS. bouw van een rakketschild in de ruimte, waarbij raketten van de Sovjet buiten de dampkring kunnen worden vernietigd. SU beseft door dit project dat ze de wapenwedloop niet meer kunnen betalen, dit zorgt voor grote onrust. De VS heeft de wapenwedloop ‘gewonnen’, zelfs terwijl het SDI project in principe een grote bluf was.

Gorbatsjov en het einde van de Koude Oorlog

Jaren ’70 en ’80 raakte de Sovjet steeds verder achter bij het westen. Redenen:

  • Mislukken planeconomie zorgde voor tekorten en technologische achterstand
  • Te hoge kosten kernwapenwedloop

1985: Gorbatsjov wordt leider van de communistische partij in de Sovjetunie. Hij wil het communisme hervormen zodat het kan blijven bestaan.

  • Binnenlandse hervorming:
    • Glasnost (afschaffing censuur media, openheid)
    • Perestrojka (hervorming, van bijvoorbeeld de planeconomie).
  • Buitenlandse hervormingen
    • Brezjnevdoctrine werd losgelaten
      • Zo konden landen in het Oostblok democratische partijen aannemen

Gevolgen loslaten Brezjnevdoctrine:

  • Einde communistische regimes in OostEuropa
    • Polen
      • Solidariteit eist vrije verkiezingen en wint deze van de communistische partij
      • Krijgt slechts 1 van de 100 zetels
    • Hongarije
      • Communisme wordt afschaft
      • Leider van na de Hongaarse opstand direct afgezet
      • Openstellen grens Oostenrijk en Hongarije (tussen west en oost)
    • DDR
      • Veel Oost-Duitsers vluchten via Hongarije naar het westen
      • Massale demonstraties tegen het regime
        • Grenzen gingen weer open tussen Hongarije en DDR

9 november 1989: val van de Berlijnse muur: Hoge regeringsfunctionaris zegt dat de grens naar West-Duitsland per direct geopend wordt (eigenlijk een verspreking). Het oostblok is nu in principe helemaal uit elkaar gevallen. Er komt meer Europese samenwerking: EGKS wordt uitgebreid naar de EU (1992). Zelfs (vanaf 2004) Oost-Europese landen traden toe tot de EU. 1991: Afscheiding van de republieken van de Sovjetunie. Gorbatsjov wordt afgezet. Jeltsin is de nieuwe leider. Hij besluit dat de Sovjet wordt opgeheven en dat de communistiche partij wordt verboden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.