H8

Beoordeling 9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1546 woorden
  • 31 oktober 2015
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 9
6 keer beoordeeld

H8: Verlichting en revoluties

De Verlichting

De Verlichting sloot aan op de Wetenschappelijke Revolutie. De Verlichting: een periode aan het einde van de 18e eeuw waarin men kritisch tegenover het geloof en traditie stond en meer geloofde in het denken met het verstand. Het bekendste boek uit deze tijd is de Encyclopedie. Er werd veel gedebatteerd en onderzocht in deze periode, veel kritisch onderzoek en mensen waren het vaak met elkaar oneens.

Verlichte denkers denken vooral over het geloof en de samenleving na. De kritiekpunten:

  •  Er was geen rationele verklaring voor de verhalen in de Bijbel. Toch bleven de meeste rationele denkers gelovig, want rationeel natuuronderzoek hoefde niet in strijd te zijn met het geloof volgens hen. Hierdoor ontstond een ‘mechanistisch wereldbeeld’: God had de wereld, de mens en de natuurwetenschappen geschapen, maar bemoeide zich na de schepping niet meer met de wereld. Dit noemen we ook wel het deïsme. Sommige denkers zagen God zelfs niet meer als persoon.
  • Door geloven over de hele wereld te vergelijken (cultuurrelativisme), kwamen de onderzoekers erachter dat alle geloven een andere manier hadden om dezelfde innerlijke geloofskracht te geloven. Hierdoor kwamen ze erachter dat het christendom niet uniek of beter was.
  • Veel onderzoekers vonden dat de koningen de kerk misbruikten om het volk onwetend en gehoorzaam te houden. De mensen zouden hierdoor onvrij zijn.

Volgens Immanuel Kant is de moraal universeel, terwijl de religies verschillen: “Behandel een ander niet anders dan je zelf behandeld zou willen worden.”

Verlichters dachten ook veel over verbetering van de samenleving. Hieruit kwamen drie belangrijke ideeën:

  • John Lo >Jean-Jacques Rousseau: de regering is niets anders dan een uitvoerder van de gezamenlijke wil van de burgers: volkssoevereiniteit.
  • Montesquieu: machtsmisbruik kan worden voorkomen door gescheiden machten: trias politica.

Vorsten en verlichte ideeën

Verlicht absolutisme: een bestuursvorm waarin een absolute vorst het algemeen belang op een rationele manier zegt te dienen:

  • Hervormingen werden doorgevoerd met de bedoeling de samenleving te verbeteren volgens de ideeën van verlichte denkers.
  • De macht werd niet op religie gebaseerd, maar op rationele redenering.

Een voorbeeld van een verlicht absolutisme was dat van koning Frederik in Pruisen. Hij liet alleen wel het lijfeigenschap bestaan in Pruisen. De sociale verhoudingen waren hierdoor nog net zoals in de Middeleeuwen. Op deze manier hield Frederik de adel te vriend.

Voordelen van het verlicht absolutisme: meer mogelijkheid tot scholing, eerlijkere rechtspraak. Nadelen: onzekerheid: het land werd een moderne staat.

De meeste koningen bestreden echter de verlichting. Toch verspreidden de ideeën zich, en burgers vormden zelf een oordeel, los van de kerk en staat: een publieke opinie. Er ontstonden salons om over de ideeën de discussiëren (vaak alleen voor de rijke bovenlaag, want die hadden toegang tot boeken en tijdschriften waarin de ideeën beschreven stonden). In 1784 werd ‘het Nut’ opgericht in de Republiek. Door het volk op te voeden tot goede burgers dachten ze het economisch verval tegen te kunnen gaan. Het Nut had veel ideeën over beter onderwijs, en werden heel populair in de Republiek.

In Frankrijk werden dit soort dingen niet toegestaan, daar werd het absolutisme gesteund. Adel en geestelijkheid gaven steun aan de vorst en ontvingen in ruil daarvoor allerlei privileges: het ancien régime. Verlichte denkers hadden hier veel kritiek op, en daarom werd er censuur ingevoerd. Toch kwamen de ideeën via de illegale weg Frankrijk nog wel binnen. Vaak werden de boeken in de Republiek gedrukt, waar een grotere vrijheid van drukpers bestond.

Burgers aan de macht

In 1776 werd de onafhankelijkheidsverklaring het begin van de eerste democratische revolutie in Amerika. De inwoners van de Engelse koloniën vochten tegen Engeland tot zij in 1783 een onafhankelijke staat mochten vormen met een eigen grondwet. 4 jaar later werd men het eens over een federatie (bondstaat), de Verenigde Staten. Zij hadden een representatieve democratie: staatsburgers (blanke mannen met bezit) kozen hun volksvertegenwoordigers in het federale parlement (wetgevend) en een president (uitvoerend). In 1791 werden er nog wat wijzigingen (amendementen) doorgevoerd waarin enkele grondrechten beter waren vastgelegd. Oorzaken van de Amerikaanse Revolutie:

  • Engeland wilde meer belasting heffen.
  • De koloniën mochten geen zelfbestuur en religieuze vrijheid meer.
  • Engeland wilde met geweld deze maatregelen doorvoeren.

Voor Europa was de revolutie een voorbeeld: dit zou ook bij hun mogelijk kunnen zijn. Dit gebeurde in de Republiek ook, hoewel de burgers daar eigenlijk al aan de macht waren. Toch vonden sommigen dat het bestuur meer op een monarchie leek, omdat het stadshouderschap erfelijk was en de regenten steeds meer een gesloten groep vormden. Hierdoor vonden ze dat het bestuur corrupt was. De kritische burgers noemden zichzelf patriotten, zij kwamen voor het vaderland op. Vanaf 1780 kregen de patriotten veel aanhang, want de economie was door de oorlog met Engeland nog meer verzwakt. De patriotten bewapenden zich en kregen de controle over verschillende steden. In 1787 werden de patriotten door Pruisische troepen onderdrukt, en veel patriotten doken onder in Frankrijk.

De Franse Revolutie wordt gezien als dé revolutie der revoluties. Waarom?

  • Half Europa raakte betrokken bij de revolutie door oorlogen.
  • De Franse Revolutie was radicaler dan de eerdere revoluties door het ancien régime: grote sociale ongelijkheid. De hoge stand had voorrechten en dit vond de laagste stand oneerlijk.

De revolutie kun je opdelen in fases:

Fase 1: In 1789 wilde de koning de belastingen hervormen en had hiervoor toestemming nodig van de Staten-Generaal, waarin alle standen waren vertegenwoordigd, die al 175 jaar niet bij elkaar is geroepen. De standen kregen ruzie over de stemprocedure, en de derde stand (de laagste) richtte woedend een nieuwe vergadering op: de Nationale Vergadering. Dit werd het nieuwe bestuur van Frankrijk.

Fase 2: Privileges voor de hogere standen werden afgeschaft en ze legden de grondrechten van de burgers vast in een ‘Verklaring van de rechten van de mensen en de burger’. In 1791 kwam er een grondwet, de rijke burgers (bourgeoisie) kregen wetgevende macht en de koning uitvoerende macht. Dit was de tweede fase, en het volk was heel enthousiast over de revolutie. De leiders probeerden eenheid onder het Franse volk te creëren, maar dat lukte niet. Er werd een nationale kerk ingesteld, en de geestelijken en de paus stonden dus in dienst van de staat. En nog steeds waren er mensen die vonden dat de revolutie niet ver genoeg ging, de jacobijnen. De jacobijnen grepen de macht met behulp van arme Parijzenaren. Er werden veel mensen onthoofd met een guillotine, onder wie de voormalige koning en zijn vrouw, omdat die het niet eens waren met de ideeën van de jacobijnen. Ook verboden ze het katholieke geloof.

Fase 3: In 1975 kwam er weer een nieuwe grondwet en de jacobijnen kwamen ten val. De macht lag weer bij de rijke burgers. Er waren nog veel opstanden die het leger moest needrukken, en Napoleon Bonaparte zag zijn kans om als generaal de macht over te nemen. Napoleon was bang dat de andere landen de revolutie wilde terugdraaien en viel daarom eerst Oostenrijk binnen, en daarna verdreven ze de stadhouders uit de Republiek. Dit leidde tot de Bataafse revolutie, waardoor Nederland een eenheidsstaat werd.

Vrijheid, ook voor de slaven?

De reden voor slavenhandel waren de enorme opbrengsten uit de slavenhandel en de plantagekoloniën. Vanuit Europa voerde men textiel, wapens en kostbaarheden naar Goudkust. Die ruilde men tegen slaven en die vervoerde men naar Zuid-Amerika, waar ze weer werden geruild tegen suiker, cacao, koffie, tabak en katoen om mee te nemen naar Europa. Dit heette de trans-Atlantische slavenhandel. In de 18e eeuw nam de vraag naar plantageproducten toe, en daardoor ook de vraag naar slaven. Hierdoor werden nog meer plantages aangelegd en hierdoor werd de overheersing van Europa nog erger. In de Nederlandse kolonies (Suriname, de Antillen en West-Indië) bewerkten de slaven met name suikerplantages. In Afrika werd al heel lang aan slavenhandel gedaan. De slaven gingen meer oorlog voeren, zodat ze krijgsgevangenen als slaaf konden verkopen, toen de vraag naar slaven groter werd.

Einde 18e eeuw groeide de kritiek vanuit Europa op de slavenhandel. Vanuit het christendom vonden ze dat er te weinig naastenliefde was voor de slaven. Vanuit de verlichting vond men dat slavernij in strijd was met de natuurwet. Er werd in deze tijd in Engeland ook de eerste organisatie opgericht die streefde naar de afschaffing van slavernij: abolitionisme. In 1807 werd in Engeland en VS slavenhandel verboden. In de VS ontstond tussen Noord en Zuid door onenigheid over slavernij zelfs een burgeroorlog. In het zuiden vormden de plantages een belangrijke bron van inkomsten, terwijl in het noorden de industrie veel belangrijker was. In de loop van de 19e eeuw schaften veel meer landen slavenhandel af. Onder de slaven ontstonden hele culturen en religies, waarbij ze het veelal hadden over het vrije leven, en hoe ze kleine daden van verzet pleegden.

Kenmerkende aspecten bij H8 (27-30):

  • Het rationeel optimisme en verlicht denken in godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
  • Het voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).
  • De democratische revoluties in westerse landen, discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
  • De uitbouw van de Europese overheersing, plantagekoloniën en trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.