Geschiedenis Werkplaats, Een systeem onder spanning; de sovjetunie onder stalin en brezjnev
Hoofdstuk 1: de revoluties van Lenin en Stalin
§1.1 Het revolutiejaar 1917
Voor de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gold het Russische tsarenrijk als een natie met enorme mogelijkheden. Het was het grootste landrijk op aarde en had de grootste bevolking van Europa. Het had het grootste leger, was de belangrijkste graanexporteur en bezat onuitputtelijke bodemschatten.
Rusland had ook zwakke punten:
- Het was een veelvolkerenstaat; de verschillende volken raakten rond 1900 in de ban van het nationalisme, terwijl de Russische regering op het Russische nationalisme inspeelde
- De economie; de industrialisatie kwam maar langzaam op gang; 80% van de bevolking werkte in de
landbouw
Aan het hoofd van het rijk stond sinds 1894 tsaar Nicolaas II. Hij was een overtuigd autocraat: hij wilde zoveel mogelijk vasthouden aan de onbeperkte macht die zijn voorvaderen hadden genoten.
De macht van de tsaar rustte vanouds op drie pijlers:
- de kerk
- de bureaucratie
- de veiligheidsdiensten
Nicolaas II was het hoofd van de Russisch-orthodoxe kerk. Voor de Russische boerenbevolking was vadertje tsaar een halfgod.
De tsaar bestuurde het land met een groot en machtig ambtenarenapparaat, waarin de adel de belangrijkste posities bezette. De adel steunde de tsaar en dankzij hem genoten zij allerlei voorrechten op het platteland en waren zij verzekerd van de hoogste rangen in de ambtenarij en het leger.
Het leger was samen met de politie en de geheime dienst de derde steunpilaar van de tsaar:
- ze maakten elke oppositie monddood
- vakbonden waren verboden
- politiek verdachte personen werden bespied en verbannen naar Siberië of naar het buitenland
- kranten stonden onder strenge censuur
- het parlement, de Doema, had niets te vertellen
In het derde jaar van de Eerste Wereldoorlog stortte het tsarenrijk in. Rusland had al veel grondgebied verloren en door de nederlagen en massale bloedvergieten geloofden de soldaten niet meer in een overwinning. In de steden groeide de wanhoop over de toenemende armoede.
Zo begon in februari 1917 de Russische revolutie. De Doema vormde een Voorlopige Regering, terwijl de arbeiders en soldaten een eigen sovjet (raad) kozen. De tsaar trad een paar dagen later af.
De Februarirevolutie was het begin van een chaotische periode. Er waren twee regeringen:
- De Voorlopige Regering; gesteund door de Doema en werd gezien als vertegenwoordiger van de bezittende klasse
- De Petersburgse sovjet; werd gezien als vertegenwoordiger van de lagere klassen
De Voorlopige Regering zette de oorlog voort, maar het leger was tot niets meer in staat.
De revolutionair Vladimir Iljitsj Lenin was de aanvoerder van de bolsjewieken. Lenin eiste dat de sovjets alle macht kregen. Hij eiste:
- beëindiging van de oorlog
- verbetering van de voedselsituatie
- verdeling van grondbezit onder de boeren
Die eisen vatte hij samen in de leus “land, vrede, brood”.
Desertie: boerensoldaten trokken massaal naar huis om niet te laat te komen bij de herverdeling van de grond.
Op 25 oktober 1917 pleegden de bolsjewieken een staatsgreep: het begin van de Oktoberrevolutie. In St. Petersburg gingen ze het Winterpaleis binnen, waar de Voorlopige Regering zich zonder verzet over gaf. Moskou werd tot nieuwe hoofdstad uitgeroepen. De bolsjewieken sloten snel vrede met Duitsland en lieten het volk een grondwetgevende vergadering kiezen. Omdat ze maar een kwart van de stemmen kregen, werd de vergadering al na één bijeenkomst gesloten, daarmee kwam een einde aan de kortstondige democratie.
§1.2 Van burgeroorlog naar NEP
De bolsjewieken kwamen voort uit de sociaal-democratie. De Russische tak van deze internationale beweging was aan het begin van de eeuw uiteengevallen in twee groepen:
- bolsjewieken
- mensjewieken
Beide partijen volgende de ideeën van Karl Marx, maar trokken daaruit tegengestelde conclusies.
Marx had voorspeld dat het kapitalisme overal ter wereld ten onder zou gaan en vervangen zou worden door het socialisme.
Bij het kapitalisme hoorde volgens Marx een industriële samenleving met de bourgeoisie als heersende klasse. De bourgeoisie dankte haar macht en rijkdom aan:
- het bezit van de productiemiddelen
- de uitbuiting van het proletariaat: de bezitloze arbeidersklasse
Tussen bourgeoisie en proletariaat stond een onoverbrugbare tegenstelling. Een klassenstrijd tussen hen was onvermijdelijk, die de proletariaat zeker zou winnen. De bourgeoisie zou ten onder gaan, waardoor een klassenloze maatschappij zou ontstaan, waarin de productiemiddelen in handen waren van de gemeenschap.
In Rusland was het kapitalisme nog nauwelijks doorgedrongen. De bourgeoisie was zwak en de arbeidersklasse maakte maar een paar procent van de bevolking uit. De mensjewieken vonden daarom dat de socialisten de bourgeoisie aan de macht moesten helpen. Zij moesten meewerken bij de opbouw van: - een burgerlijke democratie - kapitalistische economie
Lenin wilde echter zo snel mogelijk een socialistische revolutie. De Russische revolutie moest het sein zijn voor een wereldrevolutie of ten minste een Europese revolutie.
Met steun van meer ontwikkelde landen zou Rusland dan onder socialistische leiding alsnog een snelle industrialisatie kunnen doorvoeren. Dit kon volgens Lenin alleen als Rusland strak geleid werd door een revolutionaire elite. Al voor de revolutie maakte hij van zijn partij een gedisciplineerd leger. De bolsjewieken waren beroepsrevolutionairen en Lenin eiste absolute toewijding. Vanaf 1919 noemden de bolsjewieken zich geen sociaal-democraten meer, maar communisten.
Na de Oktoberrevolutie hadden de bolsjewieken maar een deel van Rusland onder controle. Op het platteland heerste chaos en aan de randen van het rijk waren onafhankelijke staten uitgeroepen.
In de zomer van 1918 brak een burgeroorlog uit, waardoor totale chaos overheerste. Tal van partijen streden om de macht:
- witte legers die de monarchie wilden herstellen
- boerenlegers
- buitenlandse legers
- legers van de nieuwe onafhankelijke staten
- het Rode Leger van de bolsjewieken
De roden kregen uiteindelijk de overhand en in 1922 werd de Sovjetunie uitgeroepen.
De oppositie was vernietigd. In de burgeroorlog hadden de communisten achter de linies afgerekend met de klassenvijand; tienduizenden vijanden van het volk werden vermoord. Dit werd de Rode Terreur genoemd.
De communisten wilden een samenleving waarin de mensen in harmonie en welvaart als elkaars gelijken zouden samenleven. Een van hun eerste maatregelen was de wettelijke gelijkberechtiging van man en vrouw. De nieuwe revolutionaire staat gaf de vrouwen: - onderwijs- en carrièrekansen - bood kinderopvang - verleende recht op abortus en echtscheiding
Het economische beleid van de communisten was een kwestie van improvisatie: in het voorjaar van 1918 was de economie ingestort. In reactie op die noodsituatie ontstond het zogeheten oorlogscommunisme:
- de staat nam alles in handen
- de grote bedrijven werden genationaliseerd
- de arbeiders werden aan strenge discipline onderworpen
- alle vrije handel werd verboden
- de boeren weden verplicht hun overschotten voor een vaste lage prijs aan het leger en de steden te leveren
Lenin had in 1917 de boeren gesteund, maar bezit van eigen grond was in strijd met de socialistische ideologie. In de burgeroorlog gaf Lenin het bevel tot een ‘meedogenloze, nietsontziende strijd tegen deze kleine eigenaren. Dit leidde tot een boerenopstand en hongersnood op het platteland.
Lenin gooide het roer om toen in Petrograd matrozen en arbeiders in opstand kwamen tegen de honger en het gebrek aan vrijheid.
In maart 1921 voerde hij de Nieuwe Economische Politiek (NEP) in: de industrie en de banken bleven in handen van de staat, maar de boeren mochten hun overschotten verkopen op de vrije markt.
§1.3 Een korte adempauze
Door de NEP herstelde Rusland zich snel. De communisten stonden argwanend tegenover het herstel van de particuliere sector. De meesten zagen de NEP als een tactische terugtocht, een tijdelijke terugkeer naar een gedeeltelijk kapitalistische economie.
In januari 1924 overleed Lenin, waardoor een strijd om de opvolging los barstte. In de discussies ging het vooral om de NEP. Radicale communisten als Trotski wilden er direct vanaf:
- De staat moest volgens hen de boeren onder druk zetten om hun particuliere bedrijfjes op te geven en zich aan te sluiten bij de collectieve boerderijen
- De staat moest veel meer investeren in de industrie
- Rusland moest snel een industriële samenleving worden, anders zou het socialisme verloren gaan
Gematigde communisten als Boecharin waren minder somber: een welvarende boerenstand kon helpen bij een geleidelijke industrialisatie.
Het debat over de NEP werd uiteindelijk beslist door Jozef “Stalin” Dzjoegasjvili, die als winnaar van de opvolgingsstrijd naar voren kwam.
Stalin viel op door grote ruwheid. Hij was wreed, achterdochtig en wraakzuchtig. Hij had een diepe bewondering voor Lenin.
Als secretaris-generaal van de Communistische Partij had hij een enorme invloed op alle benoemingen. Overal zette hij zijn volgelingen neer. Zijn concurrenten speelde hij slim tegen elkaar uit. Toen hij Trotski uitgeschakeld had, door in het debat over de NEP partij te kiezen voor de gematigden, veranderde hij radicaal van koers. Hij besloot tot een tweede revolutie:
- de boeren werden gedwongen zich aan te sluiten bij collectieve boerderijen
- vanuit het niets werden industriële complexen uit de grond gestampt
Deze Grote Doorbraak moest:
- een eind maken aan de zelfstandige boerenstand
- Rusland in recordtempo het industriële tijdperk binnenloodsen
Wat bracht Stalin tot afschaffing van de NEP? - De opvolgingsstrijd; in 1929 werd Stalin, na Boecharin uitgeschakeld te hebben, de absolute leider - De communisten werden beheerst door het gevoel dat ze een bedreigde minderheid waren; ze voelden zich in eigen land bedreigd door de overweldigende boerenmassa - Internationaal gezien geloofden de communisten dat ze omsingeld waren door vijanden die zouden aanvallen zodra ze de kans kregen; dit gevoel was versterkt door de Eerste Wereldoorlog, door de steun die westerse landen in de burgeroorlog aan de witten hadden gegeven en door de vredesregelingen van na de oorlog - Stalin was ervan doordrongen dat het Rode Leger versterkt moest worden. Daarom moest Rusland industrialiseren. Het was een nationale plicht dat het alles op alles moest zetten om zijn achterstand in te lopen. Hiermee sloot Stalin aan bij de nationalistische gevoelens - Industrialisatie van onderop lukte niet; het herstel van de industrialisatie was te danken aan de wederopbouw van de oude bedrijven, vernieuwing was er nauwelijks - Er ontstonden voedseltekorten in de steden toen in 1927 de graanoogst tegenviel; de prijzen stegen, de arbeiders raakten ondervoed en de industriële productie daalde - Op het platteland braken weer opstanden uit en de voedselsituatie verslechterde verder - Stalin stelde vast dat de klassenvijand de strijd verhevigd had
§1.4 Stalins industriële revolutie Stalin vond dat de Communistische Partij alle macht moest hebben. Volgens Stalin bestonden in de klassenloze industriële samenleving die hij nastreefde geen tegenstrijdige belangen. Het land had genoeg aan de Communistische Partij. Stalin vond dat alleen hij de juiste koers kon bepalen. Hij was “de Lenin van vandaag”. Stalin wilde ook de absolute macht omdat de Sovjetunie omringd was door vijanden. De Sovjetunie moest volkomen eensgezind aan de toekomst werken. De Sovjetunie moest in tien jaar veranderen van een achterlijk agrarisch land in een moderne industriële natie. Om dat te bereiken, leidde Stalin de Sovjetunie als een leger in oorlogstijd: - Alle macht werd gecentraliseerd in Moskou, waar de dictator bevelen uitdeelde - Een centraal economisch instituut, het Gosplan, legde in vijfjarenplannen de doelen vast die bereikt moesten worden. Vijfjarenplannen: plannen waarin de productiecijfers stonden die de sovjeteconomie de komende vijf jaar moest halen; de plannen vormden de kern van de centraal geleide planeconomie. Zo ontstond een commando-economie.
Het Gosplan stelde in 1928 het eerste vijfjarenplan op, waarin een spectaculaire groei van de industriële productie gepland werd. In 1929 werd een nieuwe versie van het plan gemaakt met nog hogere doelen.
De nadruk lag op:
- de zware industrie
- de energiewinning
- de bewapening
- de infrastructuur
De Sovjetunie wilde van alles het grootste, het massaalste, het indrukwekkendste.
Tot in de meest afgelegen streken werden spoorwegen gebouwd, kanalen gegraven, grondstoffen gewonnen. Dat gebeurde met een massale inzet van arbeidskrachten. Het zwaarste werk werd verricht door dwangarbeiders.
Zo legde Stalin in tien jaar tijd een stevige basis voor een industriële samenleving. Aan het eind van de jaren dertig was Rusland geen agrarisch land meer. Toch was de industrialisatie niet alleen maar een succes:
- van werkelijke planning was geen sprake; de eisen die aan fabrieken werden gesteld, lagen ver boven wat mogelijk was; alleen de productiecijfers telden
- kwaliteit en kosten speelden geen rol; dit leidde tot grote verspilling van kapitaal, natuur en arbeid
- de dienstensector, de woningbouw en de consumentengoederen werden verwaarloosd
Hoofdstuk 2: Stalins terreurbewind
§2.1 De collectivisatie De landbouw moest worden gecollectiviseerd om een moderne industrienatie mogelijk te maken. De boeren moesten hun bedrijfjes opgeven en zich aansluiten bij grote collectieve boerderijen, kolchozen, of reusachtige staatsboerderijen, sovchozen. De communisten dachten dat collectivisatie zou leiden tot hogere opbrengsten. Een ander doel van de collectivisatie was de bestrijding van de klassenvijand op het platteland, de koelakken (boeren die weigerden hun eigen grond op te geven of de collectivisatie tegenwerkten). Volgens het eerste vijfjarenplan moest in 1934 20% van de boerenbedrijven zijn gecollectiviseerd, maar Stalin eiste in 1929 al totale collectivisatie. Hij eiste de liquidatie van de koelakken als sociale klasse. De meest actieve koelakken moesten worden overgebracht naar werkkampen, bij verzet werden ze geëxecuteerd. De rest moest naar verafgelegen gebieden worden gedeporteerd.
De sociale verschillen op het platteland waren klein. Van het opzetten van het landbouwproletariaat tegen de koelakken, zoals Stalin wilde, kwam dan ook weinig terecht. De collectivisatie liep al snel uit op een totale oorlog tegen het platteland. De boeren hadden in de burgeroorlog van 1918-1921 de aanval op hun eigen stukjes grond overleefd, maar nu hadden de communisten de macht van de staat achter zich, terwijl de hoofdzakelijk analfabete plattelandsbevolking onvoorbereid en onbewapend was. De campagne tegen de boeren begon met de graanvorderingen van 1928. De vorderingen en de belastingen werden zo hoog opgeschroefd dat de boeren geen andere keus hadden dan hun bedrijf op te geven. Maar lang niet alle boeren lieten zich zo maar beroven. In 1930 braken duizenden opstanden, rellen en massademonstraties uit. Stalin schrok van de omvang van het verzet. Hij zei dat de collectivisatie nooit met dwang geforceerd had mogen worden. Daarom werden een aantal partijmedewerkers gestraft en het communistische offensief werd gestaakt.
De rust was van korte duur, de collectivisatie werd in volle hevigheid hervat:
- miljoenen boeren werden naar afgelegen streken gedeporteerd
- tallozen werden zonder voedsel, materiaal en onderkomen in de taiga of steppe afgezet
- vrouwen en kinderen bleven berooid achter
- honderdduizenden boeren moesten dwangarbeid doen
In deze jaren ontstond de Goelag-archipel, het stelsel van kampen waar gevangenen een soort van slavenarbeid moesten doen.
De collectivisatie bereikte in 1932/1933 een gruwelijk hoogtepunt in Oekraïne: Stalin besloot de eisen aan de boeren in 1932 nog hoger op te schroeven en hij dreigde dat de dorpen die er niet aan voldeden, volledig zouden worden weggevoerd.
Eind 1933 had de uitgeputte boerenbevolking haar verzet tegen de collectivisatie gestaakt. In 1931 was al de helft van de boerenhuishoudens gecollectiviseerd, in 1936 90%. Stalin had de klassenoorlog gewonnen.
§2.2 Moderne horigheid
Het platteland was grondig veranderd:
- de eeuwenoude dorpsgemeenschappen waren voor een belangrijk deel vernietigd
- de kerken waren verwoest of werden gebruikt als opslagplaats
- de huizen van de rijkere dorpsbewoners waren dichtgetimmerd en in verval geraakt
- de christelijke feestdagen mochten niet meer worden gevierd
- bijna alle min of meer vooraanstaande inwoners waren verdwenen
Toch verdween de traditionele dorpscultuur niet helemaal. Doordat de kolchoz aanvankelijk meestal samenviel met het dorp, was wel iets van het oude gemeenschapsgevoel blijven bestaan. Het gebeurde alleen minder opvallend dan voorheen.
De kolchoz werd geleid door een van hogerhand benoemd partijlid, de kolchozvoorzitter. De kolchozvoorzitter moest zelf de aanwijzingen volgen van het machine- en tractorstation (MTS). Dit station beheerde namens de staat de landbouwmachines en voerde daarmee voor een aantal kolchozen werkzaamheden als ploegen en oogsten uit. De kolchozvoorzitter was ondergeschikt aan hogere partijfunctionarissen en hij had te maken met de vele controleurs die de staat naar het platteland stuurde.
Ieder initiatief van de boeren werd tegengegaan. Zelfs de kans te ontsnappen was ze ontnomen. Tijdens de hongersnood van 1932/33 was het binnenlands paspoort ingevoerd, die verplicht was voor iedereen die wilde reizen in de Sovjetunie. De boeren kregen deze pas niet.
In de landbouw was alles en iedereen ondergeschikt aan het plan:
- De boeren waren arm en ondervoed en ze hadden geen vast loon
- Bij de verdeling van de schaarse levensmiddelen en gebruiksartikelen kwam het platteland op de laatste plaats
Ook de staat profiteerde nauwelijks van de collectivisatie:
- De veestapel bleef tot na Stalins dood in 1953 onder het niveau van de late jaren twintig
- De dieren waren er slecht aan toe; ze waren verwaarloosd en verzwakt, maar werden toch in leven gehouden, omdat anders het verplichte aantal dieren niet gehaald zou worden
- De graanproductie steeg na 1933 wel, maar bleef ver achter bij de verwachtingen
- Er was gebrek aan zaaigoed en machines
- Veel tijd ging verloren met verplichte ideologische scholing
De collectieve landbouw bleek inefficiënt.
Onder druk van het voedselgebrek bepaalde Stalin in 1935 dat de kolchozboeren een lapje grond rond hun huis en wat vee mochten hebben. De staat hief er hoge belastingen op, maar wat de boeren overhielden mochten ze zelf verkopen op de kolchozmarkt in de stad.
Het succes van de stukjes eigen grond was verbluffend en was de communisten een doorn in het oog.
§2.3 De revolutie verslindt haar kinderen Vanaf het begin had Stalin geprofiteerd van de strakke organisatie van de partij. In de partij gold het beginsel van het democratisch-centralisme. Dat hield in dat ieder partijlid zich onvoorwaardelijk bij de besluiten van de meerderheid moest neerleggen. Het belang van de partijeenheid werd steeds sterker benadrukt. De partij werd geleid door het Politbureau, dat uit vijf tot tien leden bestond. In praktijk was het Politbureau het machtigste orgaan van de Sovjetunie. Het dicteerde zowel de partijlijn als de regeringspolitiek. Binnen het Politbureau was sinds Stalin de secretaris-generaal de overheersende figuur. Zij waren gekozen uit het Centraal Comité, het belangrijkste beleidsbepalende orgaan van de Communistische Partij in de periode tussen de Partijcongressen. Het Centraal Comité zelf was gekozen door het Partijcongres: op papier het hoogste orgaan van de Communistische Partij. De samenstellingen van de partijorganen werden bepaald door het partijsecretariaat en als secretaris-generaal had Stalin daar, van 1922 tot 1953, de leiding over. De functie van secretaris-generaal bood geweldige mogelijkheden: - Stalin hield voortdurend zuiveringen - Stalin schoof geleidelijk het oude partijkader opzij en verving het door jongeren uit de proletarische bevolkingsgroepen
In 1929 was Stalin uitgegroeid tot alleenheerser. Tijdens zijn vijftigste verjaardag werd hij als een bovenmenselijk wezen toegejuicht. In 1934 deed de partij daar een schepje bovenop met het Congres der Overwinnaars. Deze bijeenkomst was één groot eerbetoon aan Stalin, maar was eigenlijk bedoeld om de geslaagde industrialisatie en collectivisatie te vieren.
Stalin besloot, nu de klassenvijand op het platteland was verslagen, alle energie te richten op de uitschakeling van ieder die hij verdacht van een zelfstandig oordeel.
Met dit doel reorganiseerde hij in 1934 eerst de staatsveiligheidsdienst, de OGPOe. De dienst werd ondergebracht bij de NKVD, het volkscommissariaat van binnenlandse zaken, war ze werden samengevoegd met de politie. De NKVD:
- kreeg alle gevangenissen en werkkampen onder zich
- beheerde eigen bedrijven en een deel van het transportsysteem
- hield via een groot netwerk van spionnen toezicht op het Rode Leger
Dit reusachtige veiligheidsapparaat kwam onder Stalins persoonlijke controle.
In 1935 pakte de NKVD duizenden partijleden op die ooit iets te maken hadden gehad met Trotski, Boecharin en andere vroegere concurrenten van Stalin.
In 1936 benoemde Stalin Nikolai Jezjov tot hoofd van de NKVD. Direct werd de terreur opgevoerd. Er kwamen spectaculaire showprocessen waarop voormalige sovjetleiders de meest bizarre misdaden bekenden. De bekentenissen waren verkregen na foltering.
Meer dan de helft van de partijleden werden weggezuiverd. Het Rode Leger werd eveneens gezuiverd: vrijwel alle generaals en andere hoge officieren werden vermoord of weggewerkt.
Stalin werd gedreven door enorme achterdocht. Wie hem niet onvoorwaardelijk volgde, zag hij als een vijand. Toch besefte hij uiteindelijk dat de Grote Terreur het voortbestaan van de Sovjetunie in gevaar bracht. Jezjov kreeg de schuld en in december 1938 werd hij vervangen door Lavrenti Beria. Jezjov bleef wel lid van de partijleiding, maar werd maandenlang genegeerd door Stalin. Na een vergadering van het Centraal Comité werd Jezjov uit de partij gezet en gearresteerd. De Grote Terreur was ten einde.
§2.4 De Stalin-partij In 1936 kreeg de Sovjetunie een nieuwe grondwet. In de zogeheten Stalin-constitutie stond dat de partij de leidende kern was van alle maatschappelijke en staatkundige organisaties. Op alle terreinen waren de belangrijkste functies in handen van partijleden. De partij had aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog 3,5 miljoen leden: 2% van de bevolking. De leden werden geselecteerd en vormden een nieuwe bevoorrechte klasse. Partijleden genoten privileges, die groter werden naarmate ze hoger in de hiërarchie kwamen. Voor die voordelen werd een hoge prijs betaald: partijleden stonden onder een strakke controle en liepen constant gevaar. De partij was ook een propaganda-instrument. Het regime hield de bevolking het beeld voor van helden van de Sovjetunie als de tractorbestuurster Angelina Praskovja en Alexej Stachanov, de mijnwerker die alle productierecords had gebroken. Steeds weer werden de successen van het socialistische vaderland en de dreiging en kwaadaardigheid van het kapitalistische buitenland benadrukt. De persoonlijkheidscultus van Stalin was bewust gecreëerd. Vanaf Lenins dood wierp Stalin zich op als de beschermer van Lenins gedachtegoed. Van het marxisme-leninisme maakte hij een werelds geloof, waarvan hijzelf de hogepriester was. De persoonlijkheidscultus sloeg aan: vadertje Stalin nam de plaats in van vadertje tsaar. Stalin zelf verscheen zelden in het openbaar. Ook het beleid trok hij in het openbaar niet naar zich toe. Daardoor kon hij de koers wijzigen en ondergeschikten fouten in de schoenen schuiven. Zo gaf hij Jezjov de schuld van de excessen tijdens de Grote Terreur en kregen overijverige partijactivisten de schuld van het buitensporige geweld tijdens de collectivisatie.
Hoofdstuk 3: Een totalitaire samenleving
§3.1 Stalins culturele revolutie Stalin wilde een totalitaire samenleving: een samenleving waarin de staat niet alleen de economie en de politiek, maar het hele leven bepaalde. Daarvoor was een totalitaire revolutie nodig. Communisten konden volgens Stalin elke hindernis overwinnen. Zelfs het denken en voelen van de mensen moesten ze beheersen. Het individu speelde geen rol. Stalins ideale nieuwe sovjetmens was één met de massa. Om de nieuwe sovjetmens te creëren, startte Stalin in 1929 nog een revolutie. Naast de industrialisatie en de collectivisatie organiseerde hij een culturele revolutie. Die moest in één klap een einde maken aan alle oude gedachten, normen en waarden. Stalin wilde tegelijk: - het analfabetisme bestrijden - de godsdienst uitroeien - een hoogopgeleide communistische elite maken - het onderwijs, de media en de kunst zuiveren van bourgeoiselementen
In het onderwijs bereikte Stalin indrukwekkende resultaten. Voor de revolutie was 60% van de bevolking analfabeet geweest. In de tien jaar na de revolutie was het er niet beter op geworden. Daarom nam Stalin krachtige maatregelen:
- Alle kinderen moesten verplicht vier jaar naar school
- Jonge communisten werden als onderwijzer naar alle uithoeken van het land gestuurd
- Op de scholen in niet-Russischtalige gebieden werd het Russisch verplicht als tweede taal
- Het voortgezet en hoger onderwijs werd sterk uitgebreid
- Volwassen arbeiders werden uit de fabrieken en mijnen naar technische hogescholen gestuurd, waar ze op kosten van de partij een opleiding kregen
- De klassenstrijd werd in het onderwijs voortgezet
Op de basisschool ging het vooral om het bijbrengen van discipline, basishygiëne en vaardigheden als rekenen, lezen en schrijven. In het vervolgonderwijs lag de nadruk op techniek en natuurwetenschappen.
Het onderwijs moest ook helpen bij de vorming van de nieuwe mens. Daarom werden godsdienst en bijgeloof bestreden.
Vanaf 1938 was alle politieke onderwijs gebaseerd op een door Stalin zelf geschreven boek: de Korte Leergang van de Geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjetunie. In de Korte Leergang stond beschreven hoe de onfeilbare Lenin, met zijn beste leerling Stalin aan zijn zijde, de Oktoberrevolutie had voltrokken en was begonnen met de opbouw van het socialisme. Ook de wetenschap werd ondergeschikt gemaakt aan de politiek, in de biologie werd de erfelijkheidsleer verboden. Stalinistische biologen beweerden dat het geloof in erfelijke eigenschappen antimarxistisch was.
3.2 Vrije tijd met Stalin Onder Stalin was de communistische jeugdbond Komsomol (14 tot 28 jaar) van groot belang. Uit de leden werd het toekomstige partijkader geselecteerd. De Komsomoljongeren wilden modelcommunisten zijn. De gemeenschap was alles, het persoonlijke niets. De leden trokken tijdens de collectivisatie massaal naar het graanfront om de koelakken mores te leren. Ze maakten propaganda voor het vijfjarenplan en de socialistische wedijver: de concurrentie tussen arbeiders en fabrieken om de hoogste productiecijfers te halen. In het leven van miljoenen jongeren speelde de jeugdbeweging een allesoverheersende rol. In alle steden kwamen in de jaren dertig cultuurpaleizen. Niet alleen jongeren, maar ook volwassenen brachten hun vrije tijd in georganiseerd verband door. Vrijwel alle arbeiders waren lid van de door de staat gecontroleerde vakbonden.
Onder Stalin ontstond ook de georganiseerde sportbeoefening. Doel was onder meer vergroting van de militaire weerbaarheid. In parken werden schietbanen en springtorens opgericht. De populairste sport was voetbal. Het regime vermaakte de burgers verder met strak geregisseerde massabijeenkomsten. Er waren massale sportmanifestaties en massademonstraties waarin Stalin werd toegejuicht of de bestraffing van verraders werd geëist. De kerkelijke feestdagen waren vervangen door feestdagen van de staat, zoals: - 8 maart (herdenking Februarirevolutie) - 1 mei (Dag van de Arbeid) - 7 november (Oktoberrevolutie)
De staat maakte voor de propaganda ook gebruik van de massamedia. Stalin zag vooral film als ideaal middel om het communisme te verspreiden. De film moest in de jaren dertig helemaal in dienst staan van de opvoeding van de bevolking net als alle andere kunstvormen. Vanaf 1934 was de enig toegestane stijl het socialistisch realisme. Kunstenaars moesten voldoen aan twee eisen: - ze moesten de werkelijkheid realistisch en voor de massa begrijpelijk weergeven - ze moesten de nieuwe sovjetmens en de successen van de sovjeteconomie verheerlijken
§3.3. Een volledige ommekeer? Onder jongeren sloeg de communistische ideologie zeker aan. In de Komsomol heerste oprecht enthousiasme. Ouderen waren heel wat minder positief over het communisme. De werkelijkheid week te veel af van de propaganda. Het regime beweerde te strijden tegen uitbuiting, maar de boeren en arbeiders werden opgejaagd en kwamen van alles te kort. De propaganda sprak van sociale rechtvaardigheid, maar iedereen kon zien dat de ongelijkheid toenam. Volgens de communisten was de Sovjetunie de meest democratische staat ter wereld, maar iedereen wist dat mensen plotseling verdwenen en nooit meer terugkwamen.
De minste sympathie voor het communisme bestond op het platteland. Vooral daar hielden de oude generaties vast aan de christelijke tradities en gebruiken.
Volgens Marx was godsdienst iets wat bij het kapitalisme hoorde: het was het opium voor het volk, iets waar machteloze mensen zich aan vastklampten om aan de werkelijkheid te ontsnappen.
Maar de Sovjetunie was nu op weg naar het communisme, zonder onderdrukking zou de godsdienst vanzelf verdwijnen volgens de marxistische theorie. In werkelijkheid liep het niet zo. Daarom hielp Stalin het natuurlijke proces een handje:
- Vanaf 1929 liet hij overal de kerkklokken weghalen en omsmelten voor de industrie
- De kerken werden verwoest of omgebouwd
- De geestelijke werden verbannen en vermoord
- De gelovigen mochten niet langer samenkomen om te bidden, de bijbel te lezen, huwelijken in te zegenen of hun doden te begraven
Ondergronds leefde het geloof voor, in traditionele vorm, maar ook in de vorm van nieuwe, geheime sekten die niets van het communisme moesten hebben.
Een ander instituut dat de communisten wilden aanpakken, was het gezin. Volgens Lenin was het huwelijk een bourgeoisinstelling, gericht op het dom houden en onderdrukken van de vrouw. In de jaren twintig werd het huwelijk afgeschaft, was scheiden makkelijk en was abortus toegestaan, de kosten werden betaald door de staat.
In 1934 bleek dat van de honderd huwelijken 37 op een scheiding uitliepen. Stalin maakte zich vooral zorgen over de scherpe daling van het aantal geboortes. Dat bracht de industrialisatie en de verdediging van het land in gevaar. Daarom verklaarde hij in 1935 dat vrouwen de plicht hadden kinderen te baren en abortus werd verboden, behalve als het leven van de moeder in gevaar liep was het toegestaan. Het huwelijk werd in ere hersteld.
§3.4 De Grote Vaderlandse Oorlog
Op 22 juni 1941 viel het Duitse leger de Sovjetunie binnen (Operatie Barbarossa). Het rukte razendsnel op. In oktober naderden de Duitsers Moskou. Stalin gaf de opdracht de stad te ontruimen. De dictator zelf bleef in Moskou: Moskou moest tot de laatste druppel bloed verdedigd worden. De Russen brachten de Duitsers aan de randen van de stad tot staan.
In 1942 hervatte Duitsland zijn aanval. In het zuiden trok een breed front honderden kilometers verder naar het oosten. Pas in de winter van 1942/1943 bij de slag om Stalingrad keerden de kansen. Toch duurde het ruim twee jaar voor de Duitsers verslagen waren.
De Duisters waren ongekend wreed opgetreden:
- Zij zagen de Russen als “ondermensen” van wie het leven niets waard was
- Het productieapparaat van de Sovjetunie was zwaar beschadigd
- De industriële centra in West-Rusland en Oekraïne waren verwoest
- De agrarische productie was teruggevallen tot 60% van voor de oorlog
Maar het stalinistische systeem had de oorlog overleefd.
De Grote Vaderlandse Oorlog, zoals de tweede Wereldoorlog in Rusland genoemd wordt, liet zowel de sterke als de zwakke kanten van het systeem zien.
Zwakke kanten: - De Sovjetunie had zich in de jaren dertig zwaar bewapend, toch was het land niet goed op een oorlog voorbereid - Stalin had de meest ervaren officieren laten vermoorden - Stalin had zich in slaap laten sussen door het niet-aanvalsverdrag (Ribbentrop-Molotovverdrag oftewel het Warschaupact) die hij in 1939 met Hitler had gesloten - Het gebrek aan voorbereiding kwam door een typisch gebrek van het totalitaire systeem: niemand durfde iets te doen met informatie die de leiding niet wilde horen
Sterke kanten: - Stalin had vanaf 1929 een reusachtige defensie-industrie uit de grond gestampt, een prestatie die in een democratie nauwelijks denkbaar was geweest - De Sovjetunie bouwde tijdens de oorlog meer tanks en gevechtsvliegtuigen dan Duitsland - De massale transporten van miljoenen mensen en honderden fabrieken van de Oeral naar Siberië - Door het wrede optreden van de Duitsers nam gedurende de oorlog de eensgezindheid van de natie toe - Stalin koos de pragmatische weg; hij verving de slechtste generaals door kundige militairen en was bereid naar zijn topmilitairen te luisteren - Stalin slaagde er goed in de nationale gevoelens te bespelen - Stalin verving de Internationale als volkslied door een nieuw patriottisch lied - Stalin verzoende zich met de Russisch-orthodoxe kerk - Aan de vervolgingen en atheïstische propaganda kwam een eind
Hoofdstuk 4: Van stabilisatie naar stagnatie
§4.1 Destalinisatie De Sovjetunie was door de oorlog uitgeput. Stalin eiste nieuwe krachtsinspanningen. Het socialistische vaderland werd nog steeds bedreigd: dit maal door de Verenigde Staten. Met man en macht moest gewerkt worden aan de versterking van het militaire apparaat. Opnieuw kregen de zware industrie en de bewapening voorrang. Op het platteland werd nog steeds honger geleden. Na 1946/1947 ging het wat beter, maar in 1953 lag de landbouwproductie nog altijd lager dan voor de oorlog. Ook de onderdrukking nam weer toe. In 1949 werden honderden communisten gedood bij een zuivering in Leningrad. De onderdrukking was wel minder bloedig dan in de jaren dertig: - In de kampen kwamen minder mensen om - De gedetineerden waren een stuk weerbaarder - Werkweigering, opstootjes en ontsnappingen waren aan de orde van de dag - Weggezuiverde kunstenaars en intellectuelen werden niet gedood, maar moesten ongeschoold werk doen
Op 5 maart 1953 overleed Stalin. De nieuwe machthebbers traden keihard op. Ze lieten de gevangenen insluiten en overrijden. Toch beseften de meeste partijleiders dat het zo niet verder kon. Alleen al voor hun veiligheid wilden ze voorkomen dat ooit weer één man alle macht zou krijgen. Het meest vreesden ze Beria: als hoofd van de NKVD was hij de machtigste man na Stalin. Daarom spanden ze met de legertop tegen hem samen. In juni 1953 liepen enkele hoge militairen een vergadering van het Politbureau binnen en namen de politiechef gevangen. Beria werd gedood en de staatsveiligheidsdienst gezuiverd. Onder de naam KGB kwam de dienst onder bevel van het Centraal Comité. De partijleiders stelden een collectief leiderschap in. Toch kwam de macht al snel in handen van één van hen, Nikita Chroesjtsjov. Op het twintigste partijcongres in februari 1956 maakte hij een begin met de destalinisatie. Hij schilderde Stalin af als een wrede tiran, die talloze eerlijke mensen de dood in had gejaagd. Chroesjtsjov hamerde erop dat met het systeem zelf niets mis was. Toch kreeg het vertrouwen in de Communistische Partij een flinke knauw. Chroesjtsjov legde alle schuld bij Stalin, terwijl duidelijk was dat hij en andere partijleiders medeplichtig waren geweest. Kunstenaars kregen meer ruimte en bijna alle politieke gevangenen kwamen vrij. Op het 22e Partijcongres in 1962 begon Chroesjtsjov een tweede destalinisatiecampagne. Werden in 1956 alleen nog de communistische slachtoffers van Stalin herdacht, nu werd er medelijden getoond met alle slachtoffers: - Stalins lichaam werd uit Lenins mausoleum verwijderd - De talloze namen van steden, wijken, straten en fabrieken waarin de naam Stalin was verwerkt, werden veranderd - Op cultureel gebied kwam nog meer vrijheid - Het boek Een dag van Ivan Denisovitsj van Alexander Solzjenitsyn werd gepubliceerd; hierin werd het leven van een gewone gevangene in de Goelag beschreven
De partijleiders waren het in 1953 eens geweest over de noodzaak van economische hervormingen, maar Chroesjtsjov bleef de nadruk leggen op het leger en de zware industrie. In de landbouw voerde hij gigantische projecten uit. Zo liet hij in Siberië en Kazachstan enorme gebieden ontginnen. Ook gaf hij bevel tot de massale aanplant van maïs: hij had zich laten vertellen dat dit superieur veevoer was tijdens een reis door Amerika. De sovjeteconomie groeide onstuimig: in vijf jaar nam de landbouwproductie met meer dan de helft toe. Chroesjtsjov beweerde zelfs in 1957 dat de landbouw van de Sovjetunie die van Amerika binnen vier jaar in zou halen. De Amerikaanse welvaart zou binnen twintig jaar overtroffen worden. Maar dit gebeurde niet, want rond 1960 raakte de landbouw weer in een crisis.
§4.2 Gematigd stalinisme In 1964 spanden ontevreden partijleiders tegen Chroesjtsjov samen. Ze waren ongerust over de landbouw en de destalinisatie. Terwijl Chroesjtsjov met vakantie was, kwamen zijn ‘kameraden’ samen in de werkkamer van Leonid Brezjnev. Brezjnev was uitgekozen als leider van de samenzwering. Hij moest Chroesjtsjov bellen met het verzoek direct naar Moskou terug te keren. De volgende twee dagen kreeg Chroesjtsjov in het Politbureau en het Centraal Comité een stroom van verwijten over zich heen. Hij verdedigde zich krachtig, maar stuitte op een muur van vijandschap. De dictator stelde voor af te treden. Het Centraal Comité benoemde daarop onder stormachtig applaus Brezjnev tot partijleider.
Brezjnev was een voorzichtig en verzoeningsgezind man. De top had hij bereikt door zijn sociale karakter en middelmatigheid. Brezjnev bleef achttien jaar aan de macht, tot zijn dood in 1982. Dat kwam mede doordat hij iedereen te vriend wist te houden. Hij besliste niet alles alleen, zoals Stalin, maar bleef de eerste onder zijn gelijken. Brezjnev wilde het door Stalin gecreëerde systeem handhaven, maar dan zonder de permanente terreur en willekeur. Stabiliteit, rust en orde stonden voorop.
In 1968 wilde Tsjecho-Slowakije haar banden met het Warschaupact verminderen. Ze wilde meer vrijheid, wat leidde tot de Praagse Lente onder leiding van Dubcek. Op 21 augustus 1968 valt het Russische leger Praag binnen. Dit wordt de Brezjnev-doctrine genoemd: de plannen die tegenstrijdig zijn met die van Brezjnev gaan niet door.
De Communistische Partij hield onder Brezjnev haar leidende rol. In de grondwet van 1977, die in de plaats kwam van de veertig jaar oude Stalin-constitutie, werd nog eens krachtig gesteld dat alles in de Sovjetunie onder leiding van de partij moest gebeuren.
Ook de politiestaat bleef intact. De KGB was net als de NKVD onder Stalin alomtegenwoordig. De geheime dienst:
- verzamelde over alles en iedereen informatie
- bestuurde de strafkampen
- oefende censuur uit
- beoordeelde burgers op hun politieke betrouwbaarheid
- bestreed onbetrouwbare elementen
Voor de KGB werkten honderdduizenden informanten en verklikkers en een apart leger van een miljoen militairen, die de grenzen bewaakten en optraden als binnenlandse ordetroepen.
Ook de centraal geleide planeconomie en de collectieve landbouw bleven gehandhaafd. Het leger en de zware industrie hielden voorrang: dit was noodzakelijk om het vijandige buitenland af te schrikken en om het communistische einddoel (het communisme als een toestand van overvloed waarin aan alle behoeften zou worden voldaan) te halen. Brezjnev schoof dit einddoel wel verder de toekomst in.
De officiële verering van Brezjnev nam in de jaren zeventig absurde vormen aan. Hij werd geroemd als een man van uiterste bescheidenheid, briljante talenten en geestelijke schoonheid.
§4.3 Een conservatief land
De persoonsverheerlijking onder Brezjnev leek alleen aan de buitenkant op de Stalin-cultus: Brezjnev deed niets zonder goedkeuring van de rest van de partijtop.
De zuiveringen waren voltooid verleden tijd geworden. Het partijlidmaatschap bood nu grote zekerheid. De conservatieve bovenlaag had de macht stevig in handen. Partijfuncties waren nu banen voor het leven geworden.
Brezjnev en de zijnen waren onder Stalin razendsnel opgeklommen. Nu zijzelf de baas waren, verliep voor anderen de weg omhoog traag en moeizaam:
- Een academische opleiding was bijna een vereiste geworden, maar gaf op zich geen enkele garantie
- Jongeren die hogerop wilden, moesten eindeloos vergaderingen van de Komsomol en de partij aflopen; ze moesten zich door studieboeken over het marxisme-leninisme heen werken en doen alsof ze erin geloofden
- De KGB kon elke misstap rapporteren en wie door de KGB werd beoordeeld als veiligheidsrisico kon het wel vergeten
Toch was het ideologische klimaat losser dan onder Stalin:
- De propaganda was minder agressief
- Het marxisme-leninisme werd meer en meer gezien als holle praat, waar niemand nog echt in geloofde
- De bevolking werd niet aan de staat gebonden door het communistische ideaal, maar door de liefde voor moedertje Rusland, de Grote Vaderlandse Oorlog en de prestaties van topsporters
- De sovjetburgers hadden in hun privé-leven meer vrijheid gekregen
- Dissidenten die het regime openlijk bekritiseerden, werden intensief vervolgd
Rond 1965 ontstond onder kunstenaars en wetenschappers een dissidentenbeweging. De dissidenten hadden heel verschillende opvattingen, maar één ding hadden ze gemeen: ze eisten vrijheid van informatie en respect voor de burgerrechten. Hun belangrijkste actiemiddel was de samizdat: het uitgeven van verboden publicaties. Het regime zag hen als een groot probleem, omdat er beroemdheden bij zaten als de schrijver Solzjenitsyn en de atoomgeleerde Andrej Sacharov. Veel dissidenten hadden contact met buitenlanders, die hun publicaties in het Westen verspreiden.
Het regime liet de dissidenten niet zomaar verdwijnen:
- Eerst werden ze aangepakt door de rechter
- Ze werden vervolgd wegens het verspreiden van leugens en overtreding van het verbod op anti-sovjetpropaganda
- Dissidenten werden veroordeeld voor leegloperij (het niet willen werken) en drugsbezit
- Bekende dissidenten als Solzjenitsyn werden verbannen naar het Westen of zoals Sacharov gedwongen te verhuizen naar Gorki, een stad die voor buitenlanders verboden terrein was
- Minder bekende dissidenten werden wegens geestesziekte in een psychiatrische kliniek opgesloten
Rond 1980 werden de laatste bekende dissidenten opgepakt.
Nog twee groepen werden fel bestreden:
- christenen
- nationalisten uit etnische minderheden
Onder Brezjnev werd godsdienst getolereerd, op voorwaarde dat gelovigen de staat steunden en niet probeerden hun geloof te verspreiden. De vervolging richtte zich vooral tegen de baptisten, een christelijke groep waarvan er steeds zo’n honderd tot tweehonderd gevangen zaten.
Ook onder de nationalisten was het aantal arrestaties bescheiden. Het regime volgde een voorzichtige nationaliteitenpolitiek:
- In het algemeen werden de gevoelens van de minderheden ontzien en kregen de nationale culturen de ruimte
- In de sovjetrepublieken was de eerste man, de partijsecretaris, bijna altijd afkomstig uit de plaatselijke bevolking
Maar de Russen waren wel degelijk de baas:
- In de niet-Russische republieken waren de tweede man en het hoofd van de KGB altijd Russisch
- Via het onderwijs werd de Russische taal en cultuur verspreid
- In het hoger onderwijs was het Russisch de verplichte voertaal
Deze politiek van russificatie was redelijk succesvol. In Georgië en Litouwen kwam het in de jaren zeventig tot etnische rellen en massaprotesten, maar over het algemeen heerste er vrede in het multi-etnische rijk.
§4.4 Een vastlopende economie
Bij het economisch beleid van Stalin stonden twee doelen voorop:
- hij wilde van het achterlijk Rusland in hoog tempo een moderne industriële samenleving maken
- hij wilde het land militair weerbaar maken
Bij het Brezjnev-regime speelde angst voor het Westen een kleinere rol dan bij Stalin. In de jaren zestig was de Sovjetunie uitgegroeid tot een supermacht,die alleen in de Verenigde Staten haar meerdere moest erkennen. Brezjnev wilde dat de Sovjetunie militair en economisch gelijkwaardig aan het Westen moest worden:
- In de militaire sector werden enorme bedragen geïnvesteerd
- De beste wetenschappers werden ingezet voor de defensie-industrie
Rond 1970 erkenden de Verenigde Staten de militaire gelijkwaardigheid van de Sovjetunie. Maar het sovjetregime overschatte zijn kracht: de inspanningen voor het leger gingen voortdurend ten koste van de rest van de economie.
Aanvankelijk was dit nog niet zo duidelijk. De economische groei was hoog en de levensstandaard van de bevolking steeg, maar rond 1970 werd duidelijk dat dit niet zo was:
- De achterstand werd groter, vooral op technologisch gebied
- In de economie aten maar weinig prikkels tot vernieuwing
Om dat te veranderen, besloot het regime tot een belangrijke koerswijziging: het ging in het Westen op grote schaal technologie kopen. Daarmee brak et met Stalins ideaal van een autarkie: het streven om niet afhankelijk te zijn van importen.
De planeconomie werkte steeds slechter, waardoor de zogeheten tweede economie groeide. De bevolking kocht steeds meer producten en diensten in de particuliere sector. In de landbouw was dit toegestaan, maar daarbuiten was de particuliere sector verboden. Doordat de officiële economie steeds minder voldeed, bleef de zwarte economie groeien.
Politie en justitie voerden een hopeloze strijd tegen deze economische misdaden:
- Veel illegale bedrijven en zwarthandelaren werden beschermd door partijfunctionarissen, in ruil voor geld, goederen en diensten
- De corruptie drong tot de hoogste kringen door
- Met smeergeld wisten de regionale partijbaronnen ingrijpen vanuit Moskou te voorkomen en hun vrienden op hoge posten te krijgen
Zo ging de tweede economie gepaard met een informele decentralisatie van de macht. Ook het economisch verkeer tussen de regio’s ging steeds meer buiten Moskou om: de leiders van de sovjetrepublieken maakten met elkaar afspraken over leveranties. Maar de centrale regering in Moskou deed er niets tegen, zonder deze dwarsverbanden zou de economie immers vastlopen.
Brezjnev investeerde behalve in de militaire sector ook fors in de landbouw. Van alle investeringen ging in de jaren zeventig een kwart naar het agrarisch bedrijf. De landbouw werd een zwaar gesubsidieerde bedrijfstak. Aanvankelijk was Brezjnevs landbouwpolitiek redelijk succesvol, maar in de jaren zeventig ging het opnieuw mis:
- De Sovjetunie moest vanaf 1972 op grote schaal graan gaan kopen in de Verenigde Staten
- De investeringen in de landbouw leverden steeds minder op
- Steeds meer landbouwproducten gingen verloren door verkeerde opslag en bewerking en door het ontbreken van transport
- Er werd vaak niet of te laat geoogst
De voornaamste oorzaak van alle mislukkingen was de planeconomie:
- De landbouw werd verstikt onder de steeds groter wordende bureaucratie
- De kolchozen moesten voldoen aan steeds dikkere pakken voorschriften
- Elke vorm van eigen initiatief van de boeren werd gesmoord
- Goede prestaties werden op geen enkele manier beloond
Hoofdstuk 5:Stagnatie en ondergang
§5.1 Algehele demoralisatie Veel sovjetburgers klaagden over de economische stagnatie (stilstand). De periode-Brezjnev werd het tijdperk van stagnatie genoemd. Onder sovjetburgers was steeds meer ontevredenheid over de privileges en de corruptheid van de partijleiders. De macht en willekeur van de staat werd gewantrouwd. Toch leidde de ergernis over de partijtop niet tot oppositie of verzet. De meeste burgers voelden zich machteloos tegenover de staat en de partij. Ze wisten maar al te goed dat ze er volledig van afhankelijk waren. De staat was als het weer: je kon er niets aan doen en het beste was je aan te passen. De staat dwong dat volgzame gedrag ook af met corrigerende maatregelen. Wie zich niet aanpaste, kon problemen verwachten. Politiek afwijkend gedrag of etnisch protest waren niet toegestaan. Zo werd de relatie tussen de staat en de burgers gekenmerkt door dwang en passiviteit. Dit was een belangrijk verschil met de West-Europese parlementaire democratieën. Daar waren de burgers steeds mondiger geworden, de macht van de staat was er beperkt gebleven en de burgers hadden er veel invloed op. De Sovjetunie had ook wel iets met de West-Europese democratieën gemeen: de staat garandeerde een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid, al waren de uitkeringen laag. De Sovjetunie had iets weg van een rechtsstaat: er was een grondwet waarin allerlei burgerrechten waren vastgelegd. In praktijk stelden die rechten weinig voor. De staat overheerste en de burgers gehoorzaamden: - Ze kregen geen vrijheid van denken en handelen - Ze kregen geen mogelijkheden de overheid te beïnvloeden - Ze kregen niet de kans zich via onafhankelijke media te informeren; de kranten, de radio en de televisie brachten alleen wat de partij had goed gekeurd: ze waren voertuigen van staatspropaganda
Het levenspeil in de Sovjetunie nam tot halverwege de jaren zeventig toe. Toch werd er steeds meer gemopperd over de planeconomie. Vooral over het gebrek aan goede koopwaar in de staatswinkels. Veel gebruiksartikelen waren alleen af en toe te krijgen. Verse groenten en fruit waren zeldzaam, schoenen waren er vaak maar in één maat. Er kwamen steeds meer nieuwe artikelen die niet in de officiële winkels verkrijgbaar waren. Zo werden de burgers steeds afhankelijker van het dure grijze circuit. De ontevredenheid over de planeconomie bleek ook uit de lage arbeidsmoraal. De mythe van de hardwerkende sovjetburger werd in stand gehouden, maar had niets meer met de realiteit te maken. Om arbeidsconflicten te voorkomen, werd bijna alles getolereerd. Het regime en de burgers leken een stilzwijgende afspraak te hebben: als de burgers de lage lonen aanvaardden, stelde ook het regime verder geen eisen.
Het malaisegevoel uitte zich ook in het schrikbarende drankmisbruik. Nergens was koning alcohol machtiger dan in de Sovjetunie. Mede door het alcoholmisbruik was de Sovjetunie in de jaren zeventig één van de weinige ontwikkelde landen waar de gemiddelde levensverwachting daalde. De staat deed er weinig tegen: de drank hield de mensen rustig en bracht geld in de staatskas. Wodka was dan ook het enige artikel dat altijd en overal te koop was, zelfs in de vrijwel verder lege plattelandswinkels.
5.2 Boeren, vrouwen en jongeren
De kloof tussen de staat en de burgers was het grootst op het platteland. Onder Brezjnev ging ook daar de levensstandaard omhoog, maar de boeren voelden zich nog meer buitengesloten dan vroeger. De communisten hadden de mond vol van gelijkheid, maar de plattelanders voelden zich tweederangsburgers:
- In hun dorpen was behalve drank bijna niets te koop
- Ze bleven afhankelijk van het stukje eigen grond dat ze na hun normale dagtaak moesten bewerken
Boeren protesteerden met de voeten, dat wil zeggen: door weg te trekken. Vooral jongeren trokken tegen de zin van de autoriteiten massaal naar de stad.
Op het Russische platteland ging rond 1980 een derde van het inkomen op aan drank. Vaak werden lonen direct in drank uitbetaald.
De ellende was het grootst op het weinig vruchtbare Europees-Russische platteland:
- Er verdwenen na de oorlog meer dan honderdduizend dorpen en gehuchten
- Tussen 1960 en 1980 halveerde de bevolking er bijna
In het vruchtbare, warmere zuiden had het landleven meer te bieden. Daar bracht de grond meer op en verdienden de boeren goed aan sinaasappelen, druiven en andere gewilde landbouwproducten.
De boerinnen droegen de zwaarste lasten:
- Ze deden het zware, slechtbetaalde handwerk op de velden: tot zeventig kilo zware zakken vullen met aardappelen en bieten
- Het werk op de eigen erfjes en de zorg voor het gezin kwam op hen neer
Vrouwen in de stad waren ook het zwaarst belast:
- Ze deden het zwaarst en slechtstbetaalde werk: wegen asfalteren, straten vegen, treinwagons laden
- Ze moesten voor het huishouden zorgen
Onder de jongeren was van het vroegere enthousiasme voor het communisme maar weinig over: het verschil tussen propaganda en werkelijkheid was te groot om hen ergens in te doen geloven. Overtuigde jonge communisten bestonden bijna niet meer. De meeste jongeren droomden alleen van een geslaagde carrière en een luxueus leven. Symbolen van dat betere leven waren de muziek en het uiterlijk van hun westerse leeftijdsgenoten. De Sovjetautoriteiten lieten geen enkele westerse popartiest toe. Westerse popmuziek werd er niet gedraaid, niet op de televisie vertoond en niet in de winkels verkocht. Langspeelplaten werden het land binnengesmokkeld en voor hogere prijzen te koop aangeboden op straat. De politie greep af en toe in, maar gedoogde de handel over het algemeen. Net als in het Westen trokken jongeren zich terug in subculturen.
§5.3 Conservatieve onmacht
Bij Brezjnevs dood in 1982 leek de situatie stabiel. Het leek of de Sovjetunie nog tientallen jaren met de Verenigde Staten zou strijden om de wereldmacht.
Voor de partijleiders was het moeilijk te zien hoe het land er voor stond. De partij en de samenleving waren strak hiërarchisch georganiseerd: het verschil tussen boven- en ondergeschikten werd sterk benadrukt. Daardoor durfden ondergeschikten hun meerderen vaan niet te confronteren met onaangename informatie. Ondergeschikten gaven liever het rooskleurige beeld dat van ze verlangd werd.
Daar kwam bij dat ambtenaren er zelf ook belang bij hadden de werkelijkheid mooier voor te stellen dan zij was. Het falen van de planeconomie was immers ook het falen van de ambtenaren die daar hun baan aan dankten.
Toch was het niet helemaal onmogelijk te zien wat er mis was:
- In 1965 kreeg de partijtop een geheim rapport waarin stond dat de economie aan het vastlopen was, met als belangrijkste oorzaak het gebrek aan concurrentie
- Bedrijven werden alleen beoordeeld op het halen van de verplichte productiecijfers, het leveren van slechte kwaliteit en het negeren van de wens van de klanten werd op geen enkele manier bestraft
Vooral eind jaren zeventig nam de onrust over stagnatie toe, vooral onder het hoogopgeleide partijkader. Het hoofd van de KGB, Youri Andropov, waarschuwde Brezjnev vanaf 1975 herhaaldelijk voor de naderende crisis.
Waarom bleef het Politbureau doen of er niets aan de hand was?
- De houding van de bevolking
- Van onderop was er geen druk om de zaken anders aan te pakken
- De meeste burgers stonden wantrouwend tegenover vernieuwingen
- De meeste burgers hechtten aan de zekerheden van het systeem; de levensonderhoud was zeker gesteld, sovjetburgers konden bijna niet worden ontslagen, voedsel was goedkoop, openbaar vervoer en medische zorg waren bijna gratis
De leiders hielden rekening met deze gevoelens. Onder Chroesjtsjov waren al meerdere malen ernstige rellen uitgebroken. Zo had een verhoging van de vleesprijzen en de productienormen in 1962 in de Don-regio geleid tot een massaal arbeidsoproer. Hervormingen konden tot heftige reacties leiden, daarom kozen de leiders voor politieke stabiliteit op de korte termijn ten koste van de economische ontwikkeling op de lange termijn.
Een andere factor was dat veel hoge partijfunctionarissen profiteerden van de corruptie. Ze dankten hun macht en rijkdom aan de zwarte economie en die bloeide dankzij de gebreken van de planeconomie. De macht van de regionale partijleiders was een hindernis voor centraal geleide hervormingen. Decentrale hervormingen zouden makkelijker zijn, maar dan moest de zelfstandigheid van de regio’s worden erkend en vergroot, wat zou kunnen leiden tot het uiteenvallen van de Sovjetunie.
Een ander probleem was dat de hervormingen de macht van de partij konden aantasten. Hervormingsgezinden wilden meer vrijheid. De partij zou hierbij een deel vaan haar macht over de economie en de samenleving kwijtraken.
Brezjnevs opvolger Andropov probeerde het systeem gezond te maken door de discipline aan te halen en de corruptie te bestrijden, maar Andropov was te ziek om de leiding te geven. In februari 1984 overleed hij. Andropovs opvolger Tsjernenko deed alsof Brezjnev alles goed deed.
In 1985, na het overlijden van Tsjernenko, kwam Gorbatsjov aan de macht. Deze probeerde het opnieuw met discipline. Hij stelde hogere productie-eisen, zette corrupte partijfunctionarissen af en begon een anti-alcoholcampagne. Eind 1986 paste hij zijn koers aan en het werd duidelijk dat hij een nieuwe weg was ingeslagen.
§5.4 Het einde van de Sovjetunie Gorbatsjov vatte zijn politiek samen in twee woorden: - Glasnost (openheid) - Perestrojka (hervorming) Het land had twee dingen nodig: de problemen openlijk bespreken en het systeem en de houding van de burgers verbeteren.
Gorbatsjov haalde Sacharov in 1986 terug naar Moskou. Dit was het begin van grote veranderingen:
- Veel dissidenten keerden terug naar hun vaderland
- In de media werd alles waarover altijd was gezwegen openlijk besproken: ook Gorbatsjov en de partij werden bekritiseerd
De glasnost overtrof alle verwachtingen.
De hervorming van de economie verliep moeizaam. Gorbatsjov wilde zeker geen vrijemarkteconomie. Aan zijn voorzichtige hervormingen kwam weinig terecht omdat ze van alle kanten werden tegengewerkt. Daarnaast daalden de olie- en gasprijzen scherp, waardoor de inkomsten uit de export terugvielen. De voedselprijzen stegen en in de winkels was steeds minder te koop. Met de politieke hervorming maakte Gorbatsjov meer vaart. In maart 1989 liet hij vrije verkiezingen houden en de parlementaire debatten werden vanaf 25 mei live op televisie uitgezonden. Voor het eerst in de geschiedenis van de Sovjetunie werd in de volksvertegenwoordiging serieus gedebatteerd.
Gorbatsjov had met zijn hervormingen het communisme willen redden, maar het werd steeds duidelijker dat hij krachten had losgemaakt die hij niet meer kon beheersen: - In het Westen was Gorbatsjov populair, maar in eigen land steunde hij alleen op een kleine groep hervormingsgezinde communisten - In het leger en de partij groeide de weerstand tegen de hervormingen, terwijl aan de andere kant de kritiek toenam dat ze niet ver genoeg gingen
Gorbatsjovs belangrijkste democratische rivaal werd Boris Jeltsin, een ex-communist die hij zelf naar Moskou had gehaald. De volkse Jeltsin deed het bij het volk veel beter dan de afstandelijke Gorbatsjov. Jeltsin kreeg grote populariteit met zijn aanvallen op de privileges en net zo bedreigend voor Gorbatsjov was de opleving van het nationalisme. Na de vrije verkiezingen waren in zes sovjetrepublieken nationalistische partijen aan de macht gekomen. Zij stuurden aan op afscheiding van de Sovjetunie. Eind 1990 ging Gorbatsjov samenwerken met de conservatieve communisten om het uiteenvallen van de Sovjetunie te voorkomen. Begin 1991 trad het sovjetleger op tegen het opstandige Litouwen. Er kwam hierna veel protest uit binnen- en buitenland, waardoor Gorbatsjov verder geen geweld meer gebruikte tegen onafhankelijkheidsbewegingen. Op 18 augustus 1991 werd er een staatsgreep gepleegd door conservatieven uit Gorbatsjovs regering, terwijl Gorbatsjov op vakantie was. De conservatieven lieten tanks naar Moskou rijden en gaven opdracht Jeltsin te doden. Jeltsin ontsnapte en wist het parlementsgebouw te bereiken waar hij voor de televisiecamera’s van CNN de burgers van Rusland opriep zich tegen de samenzweerders te verzetten. Het leger greep niet in en binnen de kortste keren was de staat van Jeltsin. Jeltsin verbood de Communistische Partij in Rusland en deed geen moeite de unie te redden. Op 21 december 1991 werd de Sovjetunie opgeheven en kwamen er in haar plaats vijftien onafhankelijke staten.
Jeltsin probeerde van Rusland een democratie met een vrijemarkteconomie te maken, maar in werkelijkheid lag de meeste macht bij een kleine groep steenrijke zakenlieden en machtige politici die door allerlei ondoorzichtige banden met elkaar verbonden waren. De gewone Rus was economisch slechter dan voorheen en zijn politieke invloed was vrijwel nihil.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Hoi Nienke,
je kent mij niet, maar ik heb heeeeeeeel erg veel aan die samenvatting van de Sovjetunie die jij hebt toegevoegd.
Heel erg bedankt!!!!!
groetjes Marieke
22 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Heel erg bedankt voor deze samenvatting!!! Dit gaat me echt punten schelen.
Thanx.
22 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
Hoi Nienke,
Goeie samenvatting, mag ik vragen wat je voor je examen haalde?
groetjes
Saskia
21 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
heej meissie!
Kei fijn dat je deze samenvatting erop hebt gezet!
Ik kan namelijk absoluut niet samenvatten en dit heeft me nu al enorm geholpen!
x
Laura
21 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
gast dit is de beste samenvatting die ik ooit heb gelezen man
DIKKE 10 BRO!!!!!!!!!
11 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
de voortplanting van stalin was een groot succes
!!! kuzzieeezzzz sloerie
10 jaar geleden
Antwoorden