Eerste Wereldoorlog

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2633 woorden
  • 27 juni 2007
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
40 keer beoordeeld

WO I In de negentiende eeuw was veel veranderd. De industrialisatie en de Franse Revolutie hadden de samenleving in West-Europa op hun kop gezet. Imperialisme(het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld uit willen breiden door gebieden te veroveren en te controleren)maakte van enkele landen grote wereldrijken. Nationalisme(het streven naar nationale zelfstandigheid) zorgde ervoor dat die landen zeer overtuig waren van het eigen kunnen. Ze moesten zichzelf wel constant bewapenen met de nieuwste snufjes en onderling bondgenootschappen aangaan om sterker te staan. In 1914 leidden deze ontwikkelingen tot een alles vernietigend conflict, de Eerste Wereld oorlog. De eerste wereldoorlog speelde zich voor een belangrijk deel af in loopgraven.

De begrafenis van koning Edward VII was de laatste stuiptrekking van de macht van de Europese adel. De pracht en praal van deze begrafenis liet zien dat Engeland erg machtig was. Het Engelse koningshuis had in de negentiende eeuw zijn invloedsfeer proberen te vergroten door zoveel mogelijk huwelijken te sluiten tussen hun familie en die van andere Europese koningshuizen. Dat deze koningshuizen familie werden, zorgden er niet automatisch voor dat de verschillende landen het goed met elkaar konden vinden.

Engeland was aan het eind van de negentiende eeuw, met koloniën in elk werelddeel, veruit het machtigste land ter wereld. Vrede bevorderde de Engelse wereldhandel en Engeland verzekerde zijn invloedssfeer door met Frankrijk, Rusland en België verdragen te sluiten. Maar eigenlijk was Engeland, met ook nog eens de grootse vloot ter wereld, machtig genoeg om zijn eigen weg te gaan.

Voor de Fransen was de negentiende eeuw een zeer onstuimige eeuw geweest. Na de Franse revolutie bleef het onrustig in het land. er volgden nog enkele opstanden, waarbij koningen kwamen en gingen. Frankrijk was na Engeland de grootste koloniale macht. Het bezat uitgestrekte delen van Afrika en Zuidoost-Azië. In 1870 was Frankrijk in oorlog met Duitsland geraakt, die binnen een half jaar werd verloren. Toen het Duitse keizerrijk werd uitgeroepen in de Spiegelzaal van het paleis in Versailles, hadden de Fransen zich diep vernederd gevoeld. Door het verliezen van de oorlog raakte Frankrijk de belangrijke provincies Elzas en Lotharingen, waar ijzererts en steenkool werden gewonnen, kwijt aan Duitsland. Bovendien moesten de fransen een enorme oorlogsschadevergoeding betalen. Zij konden dit maar moeilijk accepteren en eisten wraak. Frankrijk sloot een bondgenootscha met Rusland.

De Duitse keizer Wilhem II had een enorme honger naar koloniën. Duitsland had het best getrainde en bewapende leger van de wereld, maar nog niet zo’n uitgebreide vloot. Het bondgenootschap met Oostenrijk-Hongarije versterkte de positie van Duitsland in Midden-Europa. Nu de andere landen Duitsland niet gaven wat dit land toekwam, gin Duitsland het maar afdwingen.

Oostenrijk-Hongarije werd geregeerd door keizer Frans-Jozef die grote moeite had om zijn rijk bij elkaar te houden. In de dubbelmonarchie leefden tientallen volken die onafhankelijk wilden worden. Het tsaristische(tsaar is heerser van Rusland) Rusland van Nicolaas II was weliswaar groot, maar arm en niet geïndustrialiseerd. De mach van Rusland zat hem in de grote hoeveelheid mensen. Hij kon meer dan 6,5 miljoen soldaten onder de wapenen roepen. Toen hadden de russen in 1904 een nederlaag geleden in een oorlog tegen Japan. Tijdens die oorlog ontstonden vormen van verzet tegen de tsaar. Nicolaas wist deze onrust in te dammen door op papier democratische hervormingen te beloven, maar in de praktijk bleef hij als een alleenheerser regeren. Door de industrialisatie hadden de regeringen nieuwe mogelijkheden om hun macht te tonen. In bijna elk Europees land nam de industriële sector in de tweede helft van de negentiende eeuw explosief toe. Regeringen stimuleerden met name de zware industrie (fabrieken die grondstoffen, zoals kolen en ijzererts, verwerken tot halffabrikaten), die de basis vormde voor verder industriële ontwikkelingen. Grondstoffen zoals kolen en ijzererts waren de basis voor de zware industrie. De kolen en het ijzererts moesten zo snel en zoveel mogelijk worden verwerkt tot staal. Dat werd niet alleen gebruikt voor de bouw van machines, maar was ook nodig voor de aanleg van spoorwegen. De spoorlijnen speelden op hun beurt een grote rol bij het transport van goederen.

De productie van staal stimuleerde ook de oorlogsindustrie. Rond 1850 was er een belangrijke doorbraak in de wapentechnologie, waardoor de manier van oorlog voeren steeds moderner werd. Kanonnen konden voortaan preciezer schieten en sneller geladen worden, er kwamen snelvuurgeweren zoals de mitrailleur, die wel 500 kogels per minuut kon afvuren. In 1867 vond Alfred Nobel het dynamiet uit, waarmee granaten met grotere explosiekracht gemaakt konden worden. Rond 1900 kwamen daar nog de onderzeeboot, de pantserkruiser en het vliegtuig bij. De Europese machthebbers zagen deze ‘verbetering’ als nieuwe mogelijkheden om hun legers te versterken. Toen in de VS ook nog eens de lopende band werd uitgevonden, was het hek van de dam. Als gevolg van de massaproductie liep de wapenwedloop verder op.

Het Frans-Duitse conflict in 1870-1871 had laten zien dat de grootte van een leger en de snelheid waarmee het zich kon verplaatsen, van essentieel belang is tijdens een oorlog. In de loop van de 19e eeuw was bijna overal de dienstplicht ingevoerd, wat betekende dat jongens vanaf hun 19e jaar meestal een aantal jaren in het leger moesten dienen. Als gevolg van de ze maatregel beschikten Frankrijk, Rusland en Duitsland over miljoenenlegers van getrainde soldaten. Indien nodig konden die legers zich inmiddels snel verplaatsen door middel van treinen op de pas aangelegde spoorwegen. Niet alle Europese landen hadden een groot leger. Engeland had weliswaar de machtigste vloot, maar alleen een beroepsleger en geen dienstplichtige soldaten.

Duitsland maakte een razendsnel industrialisatieproces door aan het eind van de 19e eeuw. Het was het meest geïndustrialiseerd van alle Europese landen, op de voet gevolgd door Engeland. Dat land industrialiseerde wel als eerste, maar bezat tegen de eeuwwisseling lang niet zulke moderne machines. Frankrijk was op grote achterstand geraakt. Het nam een derde plaats in op de lijst van geïndustrialiseerde landen in Europa. In delen van Rusland en Oostenrijk-Hongarije was het industrialisatieproces wel op gang gekomen, maar echt geïndustrialiseerd waren die landen nog niet te noemen. Vooral voor de Engelsen was de razendsnelle industrialisatie van Duitsland een gevoelig punt. Ze dreigden hun eerste plaats al belangrijkste handelsmacht kwijt te raken aan de Duitsers en het werd tijd om te laten zien hoe machtig Engeland was. De Duitsers namen de Engelse uitdaging aan en er ontstond een ongebreidelde wapenwedloop. Engeland en Duitsland bouwden tegen elkaar op om de grootste vloot van Europa te houden en te krijgen. Frankrijk versterkte haar leger na de nederlaag tegen Duitsland in 1871 en dat van Rusland werd zo groot dat het volgens kenners als een ‘stoomwals’ Europa zou kunnen vermorzelen. Oostenrijk-Hongarije reageerde op de wapenwedloop met een eigen ‘Groot Militair Programma’.

Het begin van de eerste wereldoorlog werd de aanslag op Frans Ferdinand, de kroonprins van de dubbelmonarchie, op 28 juni 1914. Hij werd samen met zijn vrouw in de Bosnische hoofdstad Sarajevo vermoord door een Servische nationalist. Na de moordaanslag verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië, dat ervan werd beschuldigd de wapens te hebben geleverd aan de moordenaar. Oostenrijk steunde Duitsland; Rusland steunde Servië; Duitsland verklaarde Rusland de oorlog, zodat ook Frankrijk bij het conflict betrokken raakte. De Duitser hadden het plan om met een snelle verrassingsoorlog Frankrijk te verslaan. Op 4 augustus passeerde het Duitse leger de grens met België. België had een verdrag met Engeland, wat als gevolg had dat nu ook Engeland bij de oorlog betrokken was. Omdat de landen overal koloniën bezaten, was er al snel sprake van een wereldoorlog.

In het begin was de oorlog volop in beweging, maar als snel liepen de legers vast. De kanonnen en mitrailleurs maakten dat verdedigen makkelijker was dan aanvallen. De Fransen wisten, met behulp van de Engelsen, de Duitsers vlak voor Parijs tegen te houden. De legers bouwden grote verdediginglinies en zo begon een langdurige loopgravenoorlog(een manier van oorlog voeren waarbij legers zich ingraven in een stelsel van manshoge gangen om beter beschermd te zijn tegen vijandelijk vuur).

Nadat de legers zich hadden ingegraven, begonnen langdurige artilleriebeschietingen. Met behulp van gifgas, vlammenwerpers en dynamiet probeerden soldaten vijandige loopgraven te bezetten. Helaas leidden de massale aanvallen alleen tot slachtpartijen. Dieptepunten waren de veldslagen in 1916 bij het Franse Verdun en aan de rivier de Somme. Die 2 veldslagen kostte 1,8 miljoen slachtoffers, terwijl de frontlinie nauwelijks verschoof. Gewone soldaten betaalden de prijs voor de loopgravenoorlog.

Het eerste land dat stopte met oorlog voeren was Rusland. In maart 1917 was er een revolutie uitgebroken en de tsaar was afgetreden. Rusland had zich niet meteen teruggetrokken uit de oorlog, omdat Engeland en Frankrijk de nieuwe regering onder druk zetten om de oorlog voort te zetten. Maar toen in oktober 1917 een tweede revolutie uitbrak, staakte het vijandelijke vuur tussen Rusland en Duitsland. In maart 1918 sloten de machthebbers in Rusland en de keizer van Duitsland de Vrede van Bresk-Litovsk(het verdrag dat een einde maakte aan de oorlog tussen Rusland en Duitsland in maar 1918). Voor Duitsland was deze vrede een grote overwinning. Het kon zijn leger nu helemaal inzetten tegen de Engelsen en Fransen aan het westelijk front. De Engelsen en Fransen kregen vanaf april 1917 steun uit onverwachte hoek. De VS verklaarden Duitsland de oorlog, omdat ze de onbeperkte duikbotenoorlog(verklaring van Duitsland dat elk schip op de Atlantische Oceaan door Duitse duikboten zou worden aangevallen, ook al kwamen de schepen uit een neutraal land) van de Duitsers zat waren. De Amerikanen mobiliseerden(in staat van paraat brengen wanneer er sprake is van oorlogsdreiging) en reisden af naar Europa. Het duurde tot begin 1918 voordat ze deelnamen aan de strijd. In maart 1918 probeerden de Duitsers met een grote aanval de geallieerden(bondgenootschap van Frankrijk, Rusland en Engeland en vanaf 1917 ook de VS) te verslaan, maar dat mislukte. Met duizenden frisse Amerikanen voorop werd de tegenaanval ingezet. In korte tijd werden de Duitsers bijna helemaal terug gedreven. Na grote onrust in eigen land, waarbij keizer Wilhelm moest vluchten, besloot het Duitse opperbevel om een wapenstilstand te vragen. Op 11 november 1918, om 11:00 uur, kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog. In een treinwagon in het Noord-Franse Compiègne werd de wapenstilstand getekend.

Na de wapenstilstand was de vreugde bij de overwinnaars in eerste instantie groot. In de hoofdsteden werden overwinningsparades en straatfeesten gehouden. Na de eerste overwinningsroes overheerste echter als snel somberheid. Doordat negen miljoen soldaten waren gesneuveld, had elke familie wel iemand verloren en er waren ook nog 18 miljoen gewonden te verzorgen. Bovendien werd de wereld eind 1918 en begin 1919 getroffen door de Spaanse grieppandemie(Spaanse griep is een griep van enorme omvang die in 1819 en 1919 wereldwijd het leven kostte aan minimaal 20 miljoen mensen, pandemie is epidemie van wereldwijde omvang), die zeer veel slachtoffers eiste en de officiële afhandeling van de oorlog overschaduwde.

In januari 1919 kwamen de 27 landen die aan de oorlog hadden deelgenomen, met uitzondering van Rusland, bij elkaar in Parijs. Het doel was een verdrag te sluiten dat de wereld voor altijd veilig zou maken voor de vrede. Besloten werd dat de geallieerden met de overwonnen land elk apart een vredesverdrag zouden sluiten. Deze verdragen kregen de namen van de verschillende buitenwijken van Parijs waar ze plaatsvonden. Zo werd het Oostenrijk-Hongarije in St. Germain vrede gesloten en in Sèvres met Turkije, dat aan de Duitse kant had gevochten. Maar het bekendste was het verdrag met Duitsland: de Vrede van Versailles (het verdrag tussen Duitsland en de geallieerden dat officieel een einde maakte aan de Eerste wereldoorlog).

De geallieerden stuurde hun belangrijkste mensen naar de onderhandelingen in Versailles: Clemenceau, de premier van Frankrijk, de Engelse premier Lloyd George en de Amerikaanse president Wilson. Frankrijk had sterke wraakgevoelens jegens Duitsland. Clemenceau was vastbesloten om de Duitsers flink te vernederen en zag een uitgelezen kans om van Frankrijk weer de belangrijkste Europese grootmacht te maken. Lloyd George wilde de Engelse handelsbelangen en de wereldmacht zoveel mogelijk handhaven. Wilson kwam met een voorstel voor wapenvermindering, terugdringen van kolonialisme, democratisch zelfbeschikkingsrecht voor alle volgen en een internationale organisatie ter voorkoming van oorlog, de Volkenbond (organisatie opgericht na de 1e wereldoorlog om oorlog en problemen tussen landen in de toekomst te voorkomen; gedoemd te mislukken omdat Duitsland en Rusland, maar ook de VS er niet in zaten; organisatie wordt gezien als voorloper van de Verenigde Naties).

De Amerikaanse president wist de geallieerden slechts moeizaam te overtuigen van de Veertien punten van Wilson (plan van de Amerikaanse president om een einde te maken een de 1e wereldoorlog en een toekomstige oorlog te voorkomen). Het belangrijkste gespreksonderwerp vormde het lot van Duitsland. Duitsland werd verantwoordelijk gesteld voor de oorlog en moest een schadeloosstelling betalen aan de geallieerden. De Duitse oorlogsschuld werd berekend op 228 miljard goudmark, wat vijfmaal de totale hoeveelheid goud op de wereld was. Bovendien verloor Duitsland al zijn koloniën en weer het leger sterk ingekrompen. Frankrijk kreeg Elzas en Lotharingen terug en mocht het Rijnland bezetten. Duitsland verloor niet alleen grondgebied aan Frankrijk, maar ook de gebieden aan de oostgrens. Ook Oostenrijk-Hongarije, Turkije en Rusland moest gebied afstaan. Nieuwe landen kwamen ervoor in de plaats, zoals Polen, Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië, Finland, Estland, Letlang en Litouwen. De Amerikanen hadden grote moeite met het Verdrag van Versailles, maar president Wilson ging akkoord, omdat de andere geallieerde instemden met de oprichting van de Volkenbond en met het zelfbeschikkingsrecht voor alle volken. Ook juichten de Amerikanen de oprichting van nieuwe staten met democratisch gekozen regeringen in Europa toe.

In Duitsland heerste na de wapenstilstand grote onrust. De keizer was afgetreden en als banneling vertrokken naar het neutrale Nederland dat hem politiek asiel verleende. Een nieuwe regering had twee dagen voor de wapenstilstand (9 november 1918) een coupe (staatsgreep) gepleegd en stelde de Republiek van Weimar (naam voor Duitsland tussen 1919 en 1933) in. De Duitse politici hadden weinig keus en moesten het Verdrag van Versailles ondertekenen. Ze protesteerden hevig tegen het feit dat Duitsland als enige de schuld kreeg van de 1e wereldoorlog, maar het dreigement van de geallieerden om Duitsland te bezetten zorgde ervoor dat hun bezwaren inslikten. Het Duitse vol voelde zich na de vrede zwaar vernederd en het vertrouwen in de nieuwe regering, dat het ‘Dictaat van Versailles’ (benaming voor de Vrede van Versailles; de manier waarop de Duitsers na de 1e wereldoorlog naar het vredesverdrag keken) had aanvaard, was bijna nul.

De 1e wereldoorlog was een verwoestende en totale oorlog(een oorlog waarvan iedereen in een samenleving de gevolgen ondervindt). Alle grondstoffen werden ingeschakeld bij de oorlogsvoering en ook mensen, de thuisblijvers, werden ingeschakeld in de oorlogseconomie (manier van omgaan met middelen, productiefactoren en menskracht die helemaal gericht is op het voeren van oorlog). In de deelnemende landen stond de hele productie in het teken van de oorlog. Alle werkkrachten en grondstoffen moesten zo goed mogelijk worden gebruikt. Zelfs een neutraal land als Nederlands ondervond gevolgen van de 1e wereldoorlog, omdat afzetmarkten wegvielen en de onbeperkte duikbotenoorlog de handen op zee ernstig beperkte. De bemoeienis van de overheid met de economie was ongewoon in het kapitalistisch systeem, maar nu kon het niet anders. Het leger moest immers worden bevoorraad en de overheid greep in en controleerde bedrijven. Die moesten precies opgeven hoeveel en wat ze produceerden. Als een bedrijf met verlies draaide, maar belangrijke spullen maakte voor de oorlog, dan kreeg het geld om te blijven bestaan. Bij afwezigheid van mannen, die naar het front moesten, vulden vrouwen hun plaats op in de bedrijven. Toen de oorlog was afgelopen, trok de overheid zich niet volledig terug uit de economie.

Het voeren van de oorlog kostte heel veel geld. Het verhogen van de belastingen loste het probleem aanvankelijk op, maar als snel moesten de regeringen geld lenen. In eerste instantie leenden ze van burgers en banken, maar ook van de VS. De VS had een gigantische productiecapaciteit (wat een land of een bedrijf kan produceren) en de economie draaide op volle toeren. Frankrijk en Engeland bestelden veel van hun oorlogsmaterieel bij de Amerikanen, vaak met geld dat ze ook nog eens van de Amerikanen leenden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.