Hoofdstuk 1: De Nederlanden, van eind 15de tot einde 16de eeuw
Par. 1: Een deel van de Nederlanden maakt zich los uit het Habsburgse Rijk
De hertogen van Bourgondië krijgen de ‘Lage Landen’ in hun bezit
Politieke eenheid in 15de eeuw:
Groei en samenwerking van steden
Hertogen wilden de ‘Lage Landen’ (NL) krijgen
Brugge, Gent, Brussel en Antwerpen waren de machtigste steden, door handelsnetwerken verbonden met Engeland en andere landen. De IJsselsteden waren ook handelssteden. De Hanze was een machtig samenwerkingsverband.
Filips de Goede kreeg ¾ van NL door erfenissen en oorlogen, maar de gewesten waren zelfstandig en ze bezaten verschillende rechten, vooral de steden.
Filips: centralisatiepolitiek:
Hetzelfde muntstelsel
Staten-Generaal werd meer centraal gemaakt: alle vertegenwoordigers van de gewesten naar één vergadering.
De Nederlanden gaan deel uitmaken van het Habsburgse rijk van Karel V
Karel V (zoon Filips) kreeg heel NL en dat zorgde voor politieke eenheid. NL hoorde toen bij het Habsburgse Rijk dat Karel ook geërfd had.
De centrale overheid in de Habsburgse Nederlanden tegenover de gewesten
De overheid was eerst het dorpsbestuur, daarna het gewestelijk bestuur en dan pas het centrale gezag. Karel V: landvoogd in Brussel en 3 centrale raden.
Zwak punt: financiën. Beden brachten niet genoeg op, daarom: accijnzen. Maar gewesten kregen inspraak over de besteding en de regering kreeg dus weinig.
De Nederlanden komen in opstand
Door vervolging van de protestanten, de centralisatiepolitiek en de Spaanse belastingdruk kwam NL in opstand. 1579: Unie van Utrecht, 1588: Republiek
Par. 2: De opkomst van Holland in de 15de en 16de eeuw
De positie van Holland in de late Middeleeuwen is niet gunstig
Door ingeklonken veengrond was voedselvoorziening in gevaar: alles nat
Vlaamse concurrentie was zeer sterk
De graanhandel wordt de moedernegotie
De Hollandse kooplieden kregen hun graan uit het Oostzeegebied i.p.v. Engeland en Frankrijk. Door deze goedkope import hadden ze geen last van Malthusiaanse spanningen. Deze graanhandel was dus de eerste en belangrijkste handel.
Graanhandel: internationaal handelsnetwerk, maar ook botsingen.
Hollandse landbouw wordt de efficiëntste van Europa
Door ingeklonken veengronden en graanimport kon de landbouw commercialiseren: produceren voor verkoop, niet voor eigen gebruik.
Verschillen met vroeger:
De boeren gingen zich specialiseren in enkele producten
o VB: zuivelproductie, vetweiderij, handelsgewassen voor nijverheid, voor handel
De bedrijven werden kapitaalintensiever
Er werden technische vernieuwingen uitgevoerd
Er ontstaan waterschappen
Door de wateroverlast werden waterschappen gevormd, een samenwerking van boeren die dus investeerden op de lange termijn. Feodale traditie ontbrak -> grotere zelfstandigheid boeren
De urbanisatie komt op gang
De Hollandse gecommercialiseerde landbouw had minder mensen nodig, dus die gingen in de stad in de nijverheid werken.
In het oosten en zuiden blijft de landbouw traditioneelu
Verschillen: oost en zuid hadden traditionele landbouw, lokale markt, feodale traditie. Voor commerciële landbouw was geen bestaan.
In Holland en Zeeland gaan talrijke bedrijfstakken sterk vooruit
Trafieken zijn veredelingsbedrijven (horen bij de nijverheid). Oorzaken ec. groei:
Binnenlandse vraag nam toe door bevolkingsgroei, etc.
Antwerpen, etc. groeide. Holland leverde grondstoffen aan Antwerpen en deelde in de handel van Antwerpen.
o Handel: geografische ligging: handel in twee richtingen -> driehoekshandel
o Scheepsbouw: technieken werden verbeterd
o Nijverheid: weinig macht gilde, veel aanbod arbeid, specialisatie
o Visserij: nieuwe schepen, vangst haring
Par. 3: Opkomst van Amsterdam
Onwaarschijnlijk dat Amsterdam zou opkomen als handelsstad
Economische groei gering
Economische hegemonie Antwerpen sterk.
Door dubbel faillissement van het Habsburgse Rijk kregen de Antwerpse bankiers hun uitgeleende geld niet terug. Spaanse soldaten plunderden ook Antwerpen.
De handel verschuift van Antwerpen naar Amsterdam:
Antwerpen wordt veroverd, Schelde wordt afgesloten
Gunstige economische ontwikkelingen
Veel Antwerpse kooplieden naar Amsterdam: kennis en kapitaal mee
In- en uitvoerheffingen werden ontdoken
Kapitalisme: streven naar max. winst. Stapelmarkt: voorraadmagazijn producten
Par. 4: De omstandigheden voor economische eenheid in de Republiek worden gunstiger
Door handelsbeperkingen, verschillende belastingen, etc. was NL gedecentraliseerd, maar de eenheid werd bevorderd door de waterschappen. En de kooplieden hadden gezamenlijke economische belangen en hadden onderlinge relaties.
Hoofdstuk 2: De Gouden Eeuw – de Republiek 1585-1672
Par. 1: Het staatsbestel van de Republiek is uniek in Europa
NL werd niet door vorsten geregeerd (zoals Frankrijk), maar was een statenbond van zelfstandige gewesten. De Gewestelijke Staten hadden het oppergezag van de gewesten en regelden de belasting en de rechtspraak. De Staten-Generaal zorgde voor de samenwerking tussen de gewesten en besliste over buitenlandse politiek en defensie. Generaliteitslanden: de veroverde gebieden die door de Staten-Generaal werden bestuurd. Holland had de grootste invloed omdat die het meeste belasting betaalde. De raadspensionaris leidde de Statengeneraal en de stadhouder had het bevel over het leger. Er was strijd tussen hen om de politieke macht, wat de economie echter niet belemmerde.
De regenten bestuurden (d.m.v. het vroedschap) de stad, en de steden hadden het overwicht in de Republiek.
Par. 2: Bloei op verschillende gebieden: economie, wetenschap, schilder- en bouwkunst
De economie groeide in de 17e eeuw, o.a. doordat:
Ondernemers meer risico’s namen
Handelsposten werden gesticht en er een wereldeconomie ontstond.
Op cultureel gebied bloeide de handel ook op. Rijke burgers wilden veel schilderijen, en ook gilden wilden dit. In de wetenschap werden ook uitvindingen gedaan, o.a. voor de economie en scheepvaart.
Par. 3: Veranderingen op de agrarische markt
Boeren gaan door met commercialisering landbouw
De boeren konden doorgaan met de commercialisering, omdat er steeds goedkoop graan werd aangevoerd. De verbouw van tuinbouwgewassen was ook intensief. Maar na 1650 daalden de prijzen:
Zij extensiveerden hun bedrijfsvoering -> minder personeelskosten
Zij verhoogden de efficiëntie -> meer machines
Zij legden zich toe op prijsvaste producten
Rijke burgers investeren op grote schaal in infrastructuur, landaanwinning en turfwinning.
Verbetering infrastructuur
Grootschalige projecten door drooglegging (landaanwinning)
Investering turfwinning -> kanalen. Turf was nodig voor verwarming en energie.
Par. 4: Veranderingen in de nijverheid
Toenemende vraag naar nijverheidsproducten
Oorzaken stijgende vraag:
Bevolking en welvaart groeide
Zelfvoorziening landbouw nam af
Goedkoop investeren in nijverheid:
Kapitaal met lage rente
Na Opstand steeg het vertrouwen in de investeringen
De Amsterdamse stapelmarkt bevordert de nijverheid
Door de stapelmarkt waren er genoeg grondstoffen en exportmogelijkheden. De trafieken maakten van grondstoffen halffabricaten of eindproducten.
Val van Antwerpen bevordert de nijverheid in Holland
Val van Antwerpen: positief:
Ondernemers nemen kapitaal en kennis mee naar Holland
Nieuwe bedrijfstakken geïntroduceerd
Arbeidskrachten namen nieuwe technieken mee (technische voorsprong)
Minder geschoold werk werd verplaatst naar het oosten -> goedkoper.
De scheepsbouw komt tot bloei
Door het fluitschip hoefde er minder Sonttol betaald te worden, omdat het scheepsdek kleiner was. De scheepsbouw was relatief goedkoop:
Lage invoerrechten op scheepsbouwmaterialen
Standaardisatie door grote productie
Bloei van andere takken van nijverheid
Door de scheepsbouw profiteren andere bedrijfstakken me, bijv. wapenindustrie:
Overheid en particulieren hadden wapens nodig, handelsschepen en oorlogsschepen. VB: Duinkerker kapers
Veel oorlogen
Overig:
Veel verbindingen door wegennetwerk
Goedkope energiebronnen: turf, wind
Naast de gilden ontstaan nieuwe bedrijven met nieuwe verhoudingen
De gilden hadden nog steeds een ambachtelijke langzame productiewijze.
Naast de steden ontwikkelde de huisnijverheid, de trafieken en manufacturen. Deze bedrijven waren soepeler, en meer arbeidsdeling, kapitalistisch.
Geen strijdbare organisaties arbeiders: concurrentie op arbeidsmarkt, goedkope immigranten.
Kinderarbeid neemt toe
Ook de kinderarbeid nam toe, door het lage loon. Het misbruik nam toe.
Par. 5: Veranderingen in handel, scheepvaart en visserij
De handel en scheepvaart van de Republiek konden zich na 1585 uitbreiden:
Amsterdam werd handelscentrum Europa:
Antwerpen was afgesloten voor de zeehandel door blokkering Scheld
Amsterdam had centrale ligging in Europa
Amsterdamse stapelmarkt wordt goed georganiseerd
Behalve bulkgoederen (graan), werden er ook meer luxe goederen verhandeld.
Stedelijke instellingen op de stapelmarkt vergemakkelijkten de handel:
Wisselbank: geld wisselen en lenen
Koopmansbeurs: ontmoetingsplaats handelaars
Bank van Lening: geld lenen tegen onderpand
De koopvaardijvloot en de internationale handel breiden zich sterk uit
De koopvaardijvloot van de Republiek groeide sterk, doordat de behoefte groeide aan graan, hout en zout. Tijdens de wapenstilstand (1609-1621) was het hoogtepunt. Uit Middellands Zeegebied: marmer, zijde
Rusland: laken, zijde ernaartoe, leer en bont ervandaan
Vrede zorgde meestal voor goede handel, maar oorlogen zorgden voor hindernissen én afzetmarkten.
De VOC beheerst de handel op Oost-Indië.
Doordat de specerijen zeer duur waren, kon de grote winst worden gehaald. De aanvoer liep echter terug (door Britse kapers), en de Hollandse handel kreeg een embargo. Daarom wilden de NL’ers een eigen handelsroute naar Indië -> de Compagnieën van Verre
In 1602 werd in de VOC alle compagnieën opgenomen, zodat de concurrentie stopte. Voordelen VOC:
Monopolie
Soevereine rechten (bestuurlijke bevoegdheden)
o Zelfstandig verdragen sluiten
o Zelfstandig oorlog voeren in Azië
o Forten bouwen
Eerst waren specerijen het handelsproduct, daarna ook andere producten: textiel en thee.
De driehoekshandel van de WIC
Door de oorlog kon NL geen zout meer uit Portugal halen, en daarom gingen ze naar Amerika en West-Afrika. De WIC werd opgericht en kreeg het monopolie op de Atlantische handel. Slaven en plantageproducten werden op de driehoeksreis vervoerd.
Kaapvaart van de WIC
Na de wapenstilstandbeëindiging werd de WIC opgericht -> kaapvaart
Visserij, haring en walvissen
De haringvisserij (grote visserij) (kabeljauw: kleine visserij) was een van de peilers van de handel. De Noordse Compagnie werd opgericht om walvissen in de Noordelijke IJszee te vangen. Het monopolie werd uiteindelijk ondermijnd waardoor hij werd opgeheven.
Par. 6: De overige gewesten
Zuiden en oosten van de Republiek blijven economisch achter
Verbindingen en waterwegen ontbraken
Boerenbedrijven waren zelfvoorzienend -> eigen gebruik + weinig verkoop
Zandgronden waren alleen geschikt voor rogge en dit had een lage prijs.
Daarom: bevolking nam weinig toe en weinig urbanisatie
Beperkte economische samenwerking Westen en rest Republiek:
Een paar boeren verbouwden tabak voor handel
Wolweverij naar Tilburg
Linnengarens spinnen in Den Bosch
Papierfabricage Veluwe
Weefstoffen huisnijverheid kleine bedrijfjes
Par. 7: Veranderingen bij de overheid
Particularisme: elk gewest was op eigen voordeel uit. Overheid probeerde handel te bevorderen voor eigen stad. Handel: hoeksteen van economie, bevordering:
In- en uitvoerrechten geheven
Monopolies aan grote handelscompagnieën
Wederzijdse afhankelijkheid bankiers en overheid:
Gunstige regels aan ondernemers
Opdrachten voor goederen
Overheid leende geld van ondernemers
Overheid koos kant ondernemers bij sociale conflicten
Handelspolitiek werd agressiever na Twaalfjarig Bestand:
Oorlog tegen vijanden: Spaanse zilvervloot kapen door Piet Heyn
Discriminerende tariefpolitiek om buitenlandse economieën klein te houden
Par. 8: De internationale situatie
De Tachtigjarige Oorlog
Interne stabiliteit en overheersende rol in handel, door:
Verovering steden zuiden, oosten en noorden
Spanje voerde tegen meerdere landen oorlog
Engeland en Frankrijk huurde schepen van NL
Godsdienstoorlogen in Frankrijk
Oorlog met Spanje zorgde voor handelsbeperkingen (geen handel met Spanje en Portugal), maar ook nieuwe mogelijkheden: schaarste in bepaalde gebieden -> nieuwe kansen voor NL’se handel.
Twaalfjarig bestand was gunstig voor handel:
NL kon weer met Spanje handelen
Spaanse en Vlaamse kaapvaart (Duinkerken) stopte
Rond 1620 crisis.
Na Twaalfjarig bestand, ongunstig:
Grotere Vlaamse kapersvloot
Kapingen -> hogere verzekeringspremies -> hogere prijs producten
Handel met Oostzeegebied werd getroffen
Gunstige gevolgen:
Toenemen koloniale handel
Bloei textielindustrie (Leiden en Haarlem)
Meer vraag naar landbouwproducten
Textielindustrie en landbouw profiteren van Dertigjarige Oorlog
De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) begon als conflict protestanten en katholieken, en liep uit op strijd Habsburgers en andere landen. Door plundering vluchtten veel inwoners naar de Republiek. Door verwoesting Duitse steden kwam er meer export. Bloeiperiode landbouw door export naar Duitsland.
Gunstige en ongunstige gevolgen van de Vrede van Munster
1648: Vrede van Munster tussen de Habsburgers (Spanje en Oostenrijk) en Republiek, Frankrijk en Zweden.
Gunstige gevolgen:
Geen Spaans handelsembargo meer
Veel hoogwaardige goederen en verscheidenheid
Geen Vlaamse kaapvaart meer
Ongunstige gevolgen:
Handel bulkgoederen liep terug door duurder graan
Mercantilistische maatregelen van Engeland (Acte van Navigatie: alleen Engelse schepen (exclusief schepen met eigen verbouwd product) en Frankrijk (hoge invoerrechten). Mercantilisme: bescherming eigen economie.
Engelse oorlog I (1652-1654) en II (1665-1667)
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672)
Na de dood van Willem II was er geen goede opvolger, daarom stadhouderloos. Holland wilde liever een sterke vloot dan een leger (wilde stadhouder).
In 1672 vielen Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster de republiek aan omdat het mercantilisme de handelspositie van NL niet genoeg benadeelde. De Fransen bezetten snel een groot deel van de Republiek en de Engelsen wilden via de zee binnenvallen (door Michiel de Ruyter verhinderd).
Willem III was benoemd en stelde snel een leger samen. Dit rampjaar zorgde voor grote economische schade (schepen konden niet uitvaren, o.a.).
Par. 9: Sociale verhoudingen
Verzorgende functie van de stad t.o.v. het platteland
De stad had beroepen die een dorp niet had, bijv. een advocaat.
Verschillen tussen het westen en het oosten van de Republiek
Westen: mobiel, oosten: standsverschillen sterker
Bevolkingslagen in de Republiek
Gegoede burgerij: grote ondernemers, regenten
Kleine burgerij: kleine ondernemers en ambachtslieden
Volksklasse: arbeiders
De armenzorg is goed ontwikkeld
Door de overheid en de kerk werd voor de armen en zieken gezorgd. De financiële basis: onteigening R-K Kerk. Bedeling: ondersteuning armen. De arbeidskrachten waren welkom in de NL’se economie.
Omvang van de gezinnen
Steden: kerngezinnen (ouders en kinderen). Uitgebreide familie: ouders, kinderen en nog meer familie.
Kenmerkend voor demografisch patroon:
Urbanisering . Hoge huwelijksleeftijd
Veel ongehuwde mensen
Oorzaken: niet genoeg bestaansmiddelen
Het totstandkomen van huwelijken
Eerst: geregeld. Later in Hollandse steden: vrije partnerkeuze. Weinig gemengde huwelijken tussen R-K en protestant.
Belangrijke plaats voor vrouwen in de samenleving
Er was meer gelijkheid tussen de man en de vrouw. Een ongetrouwde (of gescheiden) vrouw was handelingsbekwaam en mocht financiële zaken regelen. De vrouw werkte ook economische mee en vrouwenarbeid was vanzelfsprekend.
Par. 10: Veel immigranten komen naar de Republiek
Immigranten: van waar en waarom?
Na val van Antwerpen: godsdienstig of economische motieven
Na 30-jarige oorlog Duitsland: godsdienstig of economische motieven
Spaanse en Portugese Joden: godsdienst en economisch
o Tweede groep: godsdienst (pogroms)
Engelse protestanten: godsdienst
Transmigranten: economisch
Seizoenarbeiders: economisch
De immigranten zijn merendeels welkom
In de steden: tekort aan arbeidskrachten. Veel tolerantie in NL.
Wantrouwen tegen Joodse immigranten
De Joden hadden hun eigen gebruiken en taal, wat zorgde voor wantrouwen en angst (ook door hun concurrentie), daarom:
Ze mochten geen lid worden van een gilde
Beperkende maatregelen door stadsbestuur
Bouwen van een synagoge was moeilijk
Tijdens stadsoproer werden Joden getroffen
De immigranten zorgen voor bevolkingsgroei
Sterftecijfer hoog, maar veel immigratie. Na 1650 minder immigranten (behalve Hugenoten) en bevolkingsgroei nam toen af.
REACTIES
1 seconde geleden