Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? šŸ”
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Dynamiek en stagnatie hoofdstuk 1 t/m 4

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 3007 woorden
  • 5 april 2011
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Examenkatern Dynamiek en Stagnatie
Hoofdstuk1 Holland in de 15e en16 e eeuw
Paragraaf 1.1 een vroeg verstedelijkte samenleving
Waterland
In de late middeleeuwen waren Brabant en Vlaanderen veel rijker en machtiger dan de Nederlandse gewesten. Holland raakt in de 14e en 15e eeuw in crisis. Landbouw werd steeds moeilijker vanwege de grote problemen met het water en wateroverlast. Daarom komt er urbanisatie en rond 1500 woont 45% van de Hollanders in de stad. Holland werd het meest verstedelijkte gebied van Europa.

Handel en nijverheid
Vanwege de problemen in de landbouw leggen de Hollanders zich toe op handel, visserij en nijverheid. Veel Hollandse en Zeeuwse steden liggen gunstig. Er ontstaan stapel markten. Eerst in Dordrecht daarna Amsterdam. Er ontstaan ook trafieken (grondstoffen veredelen), textielnijverheid en voor de export is de haringvisserij van belang. Vanwege de slechte waterkwaliteit zijn er overal bierbrouwerijen. Er wordt veel bier gedronken< was hygiƫnischer en het alcohol percentage was veel lager.

Stijgende graanprijzen
Vlaanderen en Brabant zijn rond 1500 veel rijker. De steden tellen veel meer inwoners. Handel is meer ontwikkeld ook in luxe goederen. Holland MOET gaan invoeren waardoor de broodprijs erg hoog is. In de 1600 liep Holland zijn achterstand in en werd de voedselvoorziening juist een sterk punt. De bevolking groeit van 275.000 in 1500 naar 400.000 in 1580. Het graan wordt hier ook duurder maar de prijzen stijgen minder snel dan in de omringende gewesten. Ze hebben geen last van Malthusiaanse spanningen.(begrippenlijst)

Paragraaf 1.2 opkomst van Holland

Graanhandel
Geleidelijk aan slaagde de Hollanders er in om hun nadelen om te zetten in voordelen. Op grote schaal wordt er graan gehaald uit het Oostzee gebied. Hollanders moeten door 4 oorlogen (sont-oorlogen) de positie versterken. Omstreeks 1560 wordt er meer graan ingevoerd dan nodig voor de Hollandse bevolking. Hiermee wordt de graanhandel de basis van een groeiend internationaal handelsnetwerk< moedernegotie.

De Hollandse handelsvloot
Om graan te kopen exporteerde de Hollanders zout, haring, textiel en wijn naar de Oostzee. Uit Noord en Oost Europa komt ook steeds meer teer en pek. Dat is nodig voor de bouw van huizen en schepen. De handel lijdt tot een enorme bloei van de scheepsvaart. Schepen worden steeds beter & sneller. Een schip voor bulkgoederen. En om de risico’s te beperken komen er partenrederijen.

De landbouwrevolutie
In Holland komt de commerciƫle landbouw op. (dit was uniek in Europa) vanwege de aanvoer van goedkoop graan uit het Oostzee gebied gaan boeren zich specialiseren in kapitaal en arbeidsintensieve producten. Zoals zuivel en handelsgewassen. Het klimaat veranderd ten positieve. Het koelt af (ook wel de kleine ijstijd genoemd) en de zeespiegel daalt. Met watermolens pompen de boeren het water weg. Er ontstaan waterschappen. Voor dat de waterschappen bestonden was elke boer voor een stukje dijk verantwoordelijk. Maar nu neemt de waterschap het over . De boeren betalen daar aan mee. Nu kunnen ze investeren in hun eigen bedrijf. Deze maatregelen gingen soepel omdat de adel er weinig invloed op had.

Paragraaf 1.3 de val van Antwerpen

De opkomst van Antwerpen
Na Brugge kwam Antwerpen in 16e eeuw als handelsstad op. Het wordt het centrum en financiƫle hart van de wereldhandel en rond 1550 had Antwerpen 80% van de complete export van de Nederlanden in handen.

De val van Antwerpen
Rond 1550 kwamen er problemen in Antwerpen:
* Specerijen handel wordt verplaats naar Sivilla.
* Spanje gaat 2x failliet in 1557 en 1575. Dat betekent dat de leningen die
Antwerpen met Spanje had afgesloten niet konden worden afbetaald. Dit trekt de hele economie naar beneden.
* Antwerpen kiest de kant van de opstand (sluit zich aan bij Noord- Holland) maar wordt in 1585 heroverd door de Spanjaarden. Dit is de genade klap! 10 duizenden kooplieden vluchten naar de Noordelijke Nederlanden. De Hollanders sluiten de schelde af. Dat blokkeerde de doortocht naar de Antwerpse haven. 1585< de val van Antwerpen. Kooplieden gaan naar Haarlem en nemen alles mee. De meeste vluchtelingen waren Calvinistisch.
De walen die vluchtte uit Antwerpen nemen de Eglise Wallone

De opkomst van Holland
Door de val van Antwerpen ontwikkeld Holland zich tot het centrum van het handelskapitalisme. Amsterdam wordt de belangrijkste stapelmarkt ook word het commerciƫle en financiƫle hart van Europa. Dit kwam voornamelijk door de komst van de vele vluchtelingen uit het zuiden. Die hun kennis, geld en handelsnetwerk meenamen.

Paragraaf 1.4 een versnipperd land

Accijnzen
Na de breuk met Filips 2 is in 1588 de Republiek de zeven Nederlanden ontstaan. Onder de Habsburgers kwam er een centrale belasting zo genaamde accijnzen. die kwamen voor wijn, bier en laken (een bepaald soort wol). Dit leidde tot enorme protesten. De gewesten wilden zelf de accijnzen bepalen en innen. Dit wordt overgenomen in de republiek. Accijnzen zijn erg belangrijk voor de inkomsten van de staat. De gewesten zijn zelfstandiger dan de Habsburgers omdat er geen koning was.

Privileges
In de Republiek bestond niet 1 soort economie. Er aren verschillen tussen elk gewest. Elk gewest kende zijn eigen regels. Zo hadden ze andere in- en uitvoer rechten en munten. Van eenheid was geen sprake. De Republiek was een federatieve staat.

Kooplieden en regenten
Grote verschillen in de Republiek tussen de provincies. Zo waren de kustprovincies commerciƫle landbouw gemeenschappen. En de landprovincies (Overijssel, Drenthe, Gelderland en delen van Utrecht) vooral traditionele landbouw gemeenschappen< zelfvoorzienend. Holland is het rijkste gewest en neemt een overheersende positie in. De kooplieden regenten vormen het bestuur.

Hoofdstuk 2 de economie in de Gouden eeuw
Paragraaf 2.1 centrum van de wereldhandel

Moedernegotie
Na 1585 namen de handel en scheepsvaart van de Republiek spectaculair toe. De Oostzeehandel was vooral met graan. Dit blijft de hele Gouden eeuw belangrijk, vanwege de oorlog met Spanje(1565-1648) ontstaan er geregeld handels blokkades. Maar de Spanjaarden hebben behoefte aan graan, hout en ander scheepsmateriaal. Dit leverde de Hollanders aan Spanje en kregen daar het welbegeerde zilver voor terug. Dit haalden de Spanjaarden uit Zuid-Amerika. Dit gebruikte ze vooral voor het betalingsverkeer. De Nederlandse koopvaardijvloot was in de 16e en 17e eeuw de grootste van Europa.

Uithoeken van Europa
Naast de traditionele bestemmingen zoals Spanje, Frankrijk, Engeland en de Oostzee. Wordt de handel uitgebreid met Rusland, Zweden, Noorwegen en het Middellandse zee gebied.

Andere continenten
Rond 1600 gaat men ook naar andere continenten zoals: Aziƫ, India, Amerika en de west kust van Afrika. In Afrika werden vooral slaven gehaald. De Hollandse slavenhandelaars maakte gebruik van een al bestaan Afrikaans slaven netwerk. In Afrika hield de stam de andere stam vaak in slavernij. Nu werden ze doorverkocht aan Europeanen. De slaven gingen op de plantages werken in Europa. In 1609 komen de Hollanders in Noord-Amerika(nieuw- Amsterdam = New York naast berenvellen werd ook tabak belangrijk. Daardoor werden naast bulkgoederen ook steeds meer luxe goederen zoals: zijde,goud,suiker en tabak verhandeld.

Paragraaf 2.2 de organisatie van de handel

Banken en beurzen
Amsterdam wordt het centrum van het handelskapitalisme, de stapelmarkt trok kooplieden uit heel de wereld naar Amsterdam. In 1609 wordt de wisselband opgericht. Waar geld in bewaring kon worden legt. Ook kon er geld worden overgeboekt en gewisseld. Er komen banken met leningen. En er ontstond een koopmansbeurs. Waar alles verhandeld werd wat er te verhandelen viel. Incl. aandelen. Het handelskapitalisme word gedomineerd door kooplieden, ondernemers. Dit waren vaak familie bedrijven. Zoals bijvoorbeeld de familie Trip & de Geer. zij handelden in wapens etc.

VOC
In 1602 besluit de statengeneraal dat er 1 handelscompagnie moet komen. Dit werd de VOC (Verenigde Oost-indische Compagnie) genoemd. De VOC richt zich vooral op Aziƫ. Zo worden er factorijen (handelsposten langs de kust) opgericht. De VOC is een naamloos vennootschap. En ze geven aandelen uit(dit was helemaal nieuw voor die tijd).

WIC
In 1621 word de WIC( West-Indische Compagnie) opgericht. Zij richten zich allereerst op kaapvaart(piraterij met toestemming van de regering.) en op de driehoekshandel: vanuit Nederland namen ze wapens en ander koopwaar mee naar West-Afrika. Daar haalden ze slaven en gingen door naar Amerika. In Amerika verhandelde ze de slaven met suiker. Daarna kwamen ze weer terug naar Nederland.

Paragraaf 2.3 bloeiende nijverheid

Bakstenen en suiker
In de Gouden eeuw bloeit de Hollandse nijverheid. Die nauw verbonden is met de handel. De internationale handel vergrote ook de export mogelijkheden. De nijverheid profiteerde van de toegenomen vlaag uit het buiten en binnen land. Dankzij de handel ontstonden er nieuwe trafieken(bedrijven waar de grondstoffen veredelen). Zoals de suiker raffinaderijen. De tabaksindustrie word erg belangrijk. Ook de bakstenen worden belangrijk. Ze worden als ballast meegenomen en worden ook verhandel.

Hulp uit het zuiden
De gevluchte Vlamingen en Walen nemen geld, kapitaal en nieuwe productie methodes mee. Hierdoor word Leiden vanaf 1585 een van de belangrijkste textielcentra van Europa. De nijverheid bloeit dankzij de technische vernieuwing. Zo ontstond er een nieuw type schip in de scheepsbouw. Het fluitschip hij was sneller, stabieler en had meer laad vermogen. Ook ontstonden er houtzaagmolens hierdoor krijg je sneller en dus meer hout per dag. De nijverheid profiteerde van de aanwezigheid van de natuurlijke hulpbronnen zoals: wind. Er was veel turf aanwezig dat goed kon dienen als brandstof. Om de turf te vervoeren werden er kanalen gegraven> er kwam een verbeterde infrastructuur. Zo ontstonden de trekvaarten> een soort lijndiensten over water.

Paragraaf 2.4 het platteland in de Gouden eeuw

De bloei van de landbouw
na 1575 speelt de 80 jarige oorlog zicht af buiten Holland(zuid en noord Holland). Na de 80 jarige oorlog hersteld te landbouw zicht. En bloeien Boskoop en Aalsmeer op als centra van de bloembollen en sierbomen. Door de 30 jarige oorlog in Duitsland(1618-1648) is er veel vraag naar voedsel. De bloei van de landbouw leid tot investeringen in het land en de boerderijen.

Plattelandsnijverheid
Ook komt er een steeds beter controle over het water. Omstreek 1650 zorgen honderden molens dat het grondwater word weg gepompt. Rijke burgers steken grote bedragen in de droogmakerijen. Beemster schermer wordt de nieuwe landbouw grond. het werd verhuurd aan boeren. Ook ontstaan er typische industrieƫn. Zoals landbouwindustrieƫn, papierindustrieƫn en steenbakkerijen.

Oost- en Zuid- Nederland
Toch blijven de land gewesten in het oosten en zuiden economisch gezien ver achter.1Zij hadden dan ook meer last van de 80 jarige oorlog. 2Maar ook was daar een arme zandgrond dus was het minder geschikt voor landbouw (dus al helemaal geen commerciƫle landbouw).3Ook was er geen goede aansluiting op het water netwerk. Hierdoor zijn de boeren vooral zelfvoorzienend. Met uitzondering van Amersfoort en Nijkerk. Zij konden goed meekomen met de tabaksteelt.

Hoofdstuk 3 de Republiek in de gouden eeuw
Paragraaf 3.1 het bestuur van de Republiek

Particularisme
De Engelse ambassadeur Temple was van mening dat het economische succes van de Republiek kwam door het Republikeinse bestuur.
De Republiek is een federatieve staat. Maar heeft ook zo haar problemen. Zo als het particularisme. De belangen van de gewesten konden tegengesteld zijn. Dat gaf de nodige spanningen. Ook het overleggen met de statengeneraal was stressvol. Want alle gewesten waren bang voor een overheersende positie van Holland (zuid- en noord- Holland)

Belastingen
In de Gouden eeuw was er geen centrale belasting. Er was per gewest een aparte belasting. De belasting kon dus erg verschillen. Nederlanders betalen de meeste belasting aan Europa. In Frankrijk betaald de 3e stand (boeren etc.) de belasting. In Nederland betaald iedereen belasting ongeacht hoeveel je verdient. Nederland was rijker dan de landen om hen heen.

Schulden
De Republiek heef teen goed en groot leger. Op Spanje na had Nederland het grootste leger van Europa. het leger bestond uit huurlingen ( tegen betaling soldaat). Het gewest Holland betaald 58% van de totale kosten. De rest wordt onder de andere provincies verdeeld. < hangt af van de draagkracht en grootte van de provincie. Toch is de belasting niet voldoende op het leger te kunnen betalen. Daarom wordt er flink bij geleend. En loopt de staatsschuld op.

Paragraaf 3.2 international politiek

De oorlog met Spanje
In de jaren 1590 is de Republiek een grote militairen mogendheid. Het is een geluk voor de Republiek dat Spanje tegen meerdere landen moet vechten. Zo haalt Filips 2 in 1590 zijn troepen weg uit Nederland en zet ze in tegen Frankrijk. De oorlog gaat op en neer. Tussen 1609-1621 is er een wapenstilstand. In 1628 weet Piet Hein een complete zilvervloot(nodig om de oorlog te bekostigen) van Spanje te bemachtigen. Omdat de vloot door vergissing niet beschermd werd door oorlog schepen. In 1648 komt er vrede met Spanje. De vrede werd gesloten in Munster. En word dus ook de vrede van Munster genoemd.

Oorlogseconomie
Er zijn periodes dat de economie te lijden heeft onder de oorlog. Zoals de kaapvaart bij Duinkerken < werd gesteund door Spanje. Nederlandse schepen worden buit gemaakt. Dit leidde tot hoge een verzekeringspremie in Nederland. Maar er werd ook geprofiteerd zoals in de 30 jarige oorlog. Toen Nederland landbouw producten moest leveren aan landen die dat niet hadden.

Nieuwe concurrenten
Het verdrag vrede van Munster (1648) leidde tot een nieuwe expansie van de handel. Hollanders verdienen hun verloren terrein in Zuid- Europa en in Spaans- Amerika terug. Engeland werd jaloers en komt mercantilistische maatregelen( niet handelen met Nederland). Maar Nederland was gebaat met vrije handel en de spanningen leidden tot oorlogen met Engeland. In 1662 was de 1e oorlog en in 1665 was de 2e oorlog. Maar Engeland was niet de enige die mercantilistische maatregelen nam. Ook Frankrijk ging zicht tegen Nederland keren. Zij begonnen een militaire bedreiging te vormen.

Paragraaf 3.3 arm en rijk in de Gouden eeuw

sociale verschillen
de Gouden eeuw staat bekend om zijn rijkdom. Maar hoe zit dat met de sociale verschillen? Het verschil tussen arm en rijk word groter omdat er een steenrijke bovenlaag ontstaat. Zij verdienen vooral geld uit de handel. De burgerlijke regenten zijn de machtigste groep. De stedelijke regenten vormen de top van de gegoede burgerij. (dat was 6 tot 10 procent van de stedelijke bevolking) de gegoede burgerij werd aangevuld door artsen, predikanten, officieren en fabrikanten. Onder de gegoede burgerij stond de kleine burgerij (23 procent van de stedelijke bevolking). De kleine burgerij was een brede groep vol zelfstandige ambachtslieden en winkeliers tot kantoorbedienden. Het grootste deel 60-70% van de stedelijke bevolking rekenen we tot de volksklasse zoals geschoolde arbeiders, timmerman, dienstmeisje, soldaten, zeelieden en bijv. vissers. Hierna kwam het grauw, dit waren de zwervers, bedelaars, straathandelaars. Op het platteland waren de verschillen minder groot, dit kwam omdat het dunner bevolkt was.

Levenstandaard
Voor de meeste Nederlanders lag de armoede op de loer vanwege ziekte tegenslagen. Toch was de volksklasse er beter aan toe dan in de andere landen. Er was genoeg voedsel en vanwege de economische expansie is er genoeg werk. Er zijn geen uitkeringen. Dus als je ziek was werd je niet doorbetaald. Voor die tijd had de Republiek een goed stelsel van arme zorg en liefdadigheidsinstellingen. De diaconie was voor de arme zorg.

Arbeidsverhoudingen
Geschoolde arbeiders konden vaak terug vallen op het gilde (zorgden voor de wezen en weduwen als de man overleed) daarnaast waren er manufacturen waar veel loonarbeiders werkten die weinig te zeggen hadden. Dit leidde wel eens tot arbeidsconflicten. Er kwam wel eens een staking maar er werd eigenlijk niks mee bereikt. Want ze waren te onmachtig.

Paragraaf 3.4 immigratie en bevolkingsgroei

Immigratie
In de 17e en 18e eeuw vestigde zich een half miljoen vreemdelingen in de Republiek. < dit waren vooral mannen. Ook honderdduizend transmigranten( vreemdelingen die weer ver trokken) zij waren meestal in dienst van de VOC of WIC.

Seizoensarbeiders
Tussen 1580 en1620 kwamen honderdduizend seizoensarbeider(uit Engeland en de Sovjet-Unie). Zij kwamen voornamelijk uit Duitsland( 30jarige oorlog) en vestigde zich in de Zuidelijke Nederlanden. Na 1685 herroeping edict van Nantes(het edict van Nantes hield in dat hugenoten niet toegelaten werden). Uit Oost -Europa en Portugal kwamen erg veel joden. Uit Portugal kwamen de Sefradiem en uit Oost –Europa de Askhenazie.

Bevolkingsgroei
De immigratie leidde tot weinig problemen. Joden werden het meest gediscrimineerd. Zo mochten ze geen lid worden van een gilde, en mochten ze niet over synagogen bouwen. In Utrecht waren ze bijvoorbeeld niet welkom. De meeste immigranten ondanks hun hoge opleidingsniveau hadden het niet breed. Het inwoners aantal van de Republiek was in 1,3 miljoen in 1580 en in 1670 waren het al 1,9 miljoen inwoners. Vooral de Hollandse steden groeiden. Leiden groeiden van 15000 naar 70000 inwoners. De groei is opmerkelijk. Omdat de meeste steden een sterfte overschot hadden.

Vrouwen
De natuurlijke bevolkingsgroei bleef beperkt. Dit kwam omdat 10% tot 20% van de bevolking ongehuwd bleef. De huwelijksleeftijd was hoog (25+). een gemiddeld Hollands gezin bestond uit 4 personen. Als je ging trouwen was het vanzelfsprekend dat je kinderen kreeg. Er was veel vrijheid in de Republiek. Zo kon men al trouwen alleen voor de staat en niet ook nog voor het geloof. Scheiden kon onder bepaalde voorwaarden. Zoals bijvoorbeeld overspel. Ongehuwde vrouwen en weduwen waren handelingsbekwaam (ze hadden de zelfde rechten als de man). Dit deed veel buitenlanders verbaasd doen staan. De vonden het abnormaal dat de Hollandse vrouwen zoveel macht hadden.


Hoofdstuk 4 de economie in de Zilveren Eeuw

Paragraaf 4.1 de terugval van de handelsnatie

Neergang van de handel
Tussen 1720 en 1750 verloor de Republiek haar leidende positie als handelsnatie. In 1780 was de Engelse vloot al 2x zo groot. Dit kwam door:
* Oorlogen met Engeland en Frankrijk
* Mercantilisme (eigenmarkt afschermen)
* Concurrentie van andere haven zoals Londen en Hamburg
* Voorbijlandvaart (goederen worden direct door verhandeld naar de bestemming. De stapelmarkt werd genegeerd)
* Verzanding van havens en rivieren in de Republiek
* De infrastructuur gaat achterlopen
In het buitenland beginnen ze met het aanleggen van verharde wegen. De Republiek loopt achter. En de trekvaart is te langzaam en ouderwets. Vanaf 1660 neemt de moedernegotie af.

Visserij
De visserij gaat achteruit. Walvis vaart bereikt omstreeks 1650 nog een hoogtepunt. Maar daarna daal het en krijgt de Republiek last van Engelse concurrentie.

Overvleugeld
Ondanks de totale achteruitgang bleef handel een bron van welvaart en werkgelegenheid.

Maar waarom raakt te Republiek achterop?
Omdat de handel van Engeland en Frankrijk veel harder groeide. In het Oostzee gebied wordt de handel in ijzer en hennep belangrijk. Maar deze handel werd vooral gedreven door de Engelse.

Wat gaat er wel goed?
De rivierhandel met Duitsland. Nederlandse schippers doen mee aan de Voorbijlandvaart. < dit deden ze in opdracht van de buitenlandse werkgevers. En de zeehandel blijft op peil door de koloniale handel.

Paragraaf 4.2 de groei van de koloniale handel en het geldbedrijf

Groei van de koloniale handel
Vanaf 1680 groeide de koloniale handel met Aziƫ. Er kwam een uitbreiding van het assortiment. Naast peper werden ook porselein, suiker, koffie en thee meegenomen. Koffie en thee werden in 1780 massa producten. Suiker wordt dit pas eind 18e eeuw. Tussen 1700- 1780 vertienvoudigd de koloniale export met de Republiek. De WIC houdt zich vooral bezig met de slavenhandel. In 1730 maakt de VOC evenveel winst als in 1650. Maar in 1799 gaat de VOC ten onder. Dit kwam door:
* De steeds hogere kosten voor onder andere militaire bescherming
* Fransen en Britse concurrentie
* Interne corruptie

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.