Samenvatting Geschiedenis: Duitsland’ sonderweg 1871 – 1989. Keizerrijk (1871 – 1918) In 1871 komt er een einde aan de eeuwenlange verdeeldheid van Duitsland. De oorzaak hiervan was de Duits – Franse oorlog van 1870 tot 1871, die de Duitsers hadden gewonnen. Deze oorlog was onder de politieke leiding van Otto von Bismarck, die uit de grootste provincie van Duitsland kwam, Pruisen. Doordat Frankrijk de oorlog had verloren moesten ze een hoge tol betalen van zo’n 5 miljard Mark. Ook moesten zijn het grondgebied Elzas – Lotheringen afstaan. In 1871 werd de koning van Pruisen, Koning Wilhelm I, gekozen tot Keizer van Duitsland. Juist hij werd gekozen, omdat Pruisen de grootste provincie van Duitsland was en daardoor de meeste macht had. Door het Keizerschap werd Duitsland een federatieve Bondsstaat. Dit betekende dat de afzonderlijke staten een deel van hun macht afstonden aan de rijksregering. Bismarck, wie de politieke leiding had tijdens de Duits – Franse oorlog, werd de Rijkskanselier van de Rijksdag. De Rijksdag had echter een beperkte invloed, zij mochten alleen meepraten over de wetgeving en de begrotingen van het land. Het beleid werd uiteindelijk door koning Wilhelm I en Bismarck vastgelegd.
Het volk van de Duitse Bondsstaat accepteerde het gebrek aan democratie. Onder het volk verstaan we de industriëlen, middenstanders en de bureaucraten. Dat mensen de geringe democratie accepteerden kwam door het feit dat de industrialisatie vanaf 1890 snel op gang kwam. Het gevolg hiervan was de sterke economische groei in het land. Doordat Pruisen ‘in het bezit’ was van conservatieve adellijke grootgrondbezitters (Junkers), zij waren al generaties lang de invloedrijkste groep van Duitsland, werden de meeste ministers, hoge ambtenaren en legerofficieren uit deze groep gekozen om te solliciteren voor een baan. Aan het einde van de 19de eeuw was er tijd voor een nieuwe keizer. Keizer Wilhelm II, de zoon van Wilhelm I. Hij liet Bismarck in maart 1890 aftreden als rijkskanselier. Bismarck was altijd degene geweest die voor Keizer Wilhelm I de beslissingen maakte. Keizer Wilhelm II wilde dit zelf doen en had hem niet meer nodig. In navolging van Engeland en Frankrijk verdiende ook Duitsland de status van koloniale mogendheid (het wilde zichzelf besturen). De oorzaak hiervan was dat Duitsland in een korte tijd was uitgegroeid tot een economische supermacht in Europa. Hierdoor namen aan het begin van de 20ste eeuw de internationale spanningen in Europa toe. De keizer was zo ambitieus dat het Duitse volk werd voorbereid op een korte oorlog: Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Republiek van Weimar (1918 – 1933) Voor de legerleiding was de nederlaag voor Duitsland onbegrijpelijk en onverteerbaar. Tot het laatste moment van de oorlog bleven zij geloven in een overwinning voor Duitsland. De volksvertegenwoordiging werd verweten dat zijn het Duitse leger een ‘dolkstoot in de rug’ had toegediend met het Vredesverdrag. De Dolkstootlegende was geboren: van binnenuit verraden door eigen regering. Toch was het volk het hier niet mee eens. Het verliezen van de oorlog betekende een einde van het Duitse Keizerrijk. Dit einde was ook een belangrijke eis van de Amerikaanse president Wilson. Hij speelde een belangrijke rol bij de vredesbesprekingen. President Wilson was een grote aanhanger van parlementaire democratie. Er moest dus definitief worden afgerekend met een militaristisch en autoritair keizerrijk, wilde het vredesverdrag werken.
Op 9 november 1918 wordt Friedrich Ebert de nieuwe rijkskanselier van de rijksdag. Op diezelfde dag heerst en onrust in Berlijn, waardoor de regering en het parlement naar Weimar vertrekken, om daar de totstandkoming van het vredesverdrag en het opstellen van de nieuwe grondwet te regelen.
Bij de Vredesovereenkomsten die in Versailles werden besproken, tussen Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten, waren geen Duitse diplomaten aanwezig. Pas toen de laatste zin op papier was gezet, mochten deze diplomaten het Franse Paleis betreden. Het volk was het niet eens met de voorwaarden die waren opgesteld. Duitsland moest 132 miljard Mark aan herstelbetalingen betalen, ze kregen te maken met het verlies van alle koloniën en Duitsland moest erkennen dat zij de aanstichter van de oorlog waren. Er kon niet worden onderhandeld over de overeenkomsten. Als ze het verdrag niet tekende werd er een dreiging neergezet met voorzetting van de oorlog. Dit verdrag legde een zware druk op de ontwikkeling van de Weimar Republiek.
Bij de opstelling van de nieuwe grondwet werd uitgegaan van democratische principes. Duitsland bleef een Bondsstaat, waarin elke deelstaat bestuurd werd volgens parlementair – democratische grondbeginselen. Het staatshoofd van deze nieuwe Republiek was de president die door het volk voor een periode van 7 jaar werd gekozen. De president koos een geschikte rijkskanselier uit, het parlement moest echter wel vertrouwen hebben in deze persoon. Was dit niet het geval, dan moest zich een nieuwe kandidaat voorstellen. In het verdrag werd ook vastgelegd, dat de rijksafgevaardigden de macht hadden om de regering te dwingen af te treden door middel van een motie van wantrouwen. Toch was er nog een gevaar voor de democratie. De president had een verborgen macht, namelijk het in werking stellen van Artikel 48. Dit betekende dat de president Noodverorderingen af kon kondigen. Dit deed hij vooral als de rechtsorde werd bedreigd of als het land in een zware economische crisis was verwikkeld. Het was een verborgen macht van de president, omdat hij dit zonder overleg met de regering en/of het parlement kon doorvoeren.
Het Duitse volk had niet veel vertrouwen in de Duitse ‘politiek’. Dit kwam vooral door het gebrek aan parlementaire ervaring. De oorzaak hiervan was dat er in het Keizerrijk nooit sprake was geweest van een intensieve samenwerking tussen het parlement en de regering. Ondanks de mening van het volk steunde de SPD, DDP en Centrum de parlementaire democratie. Deze drie partijen vormde in 1919 de eerste Weimar – coalitie. Het volk, met name de communisten, waren natuurlijk niet blij met de democratie. Zij zagen liever het communisme aan de macht. In begin 1922 heerste er in Duitsland inflatie. De oorzaak hiervan was de nasleep van de oorlog. Het gevolg van de inflatie was de stijgende werkeloosheid die gedurende de jaren steeds verder opliep.
In januari van het jaar 1923 trekken Belgische en Franse troepen het Ruhrgebied binnen. De Duitsers liepen achter met het betalen van de herstelbetalingen. Door dit incident liep de geldontwaarding nog verder op. De overheid drukte meer geld bij, maar dit bleek geen oplossing voor het probleem te zijn. Op 25 maart 1925 wordt Paul von Hindenburg tot president gekozen. In dit jaar gaat het weer een beetje beter met Duitsland. De Republiek heeft de crisis overleefd, door hulp van de Verenigde Staten dat Duitsland een kredietverlening had verstrekt. Ook werd Duitsland lid van de internationale gemeenschap en een toetreding tot de Volkenbond was een teken voor hen dat de andere Europese landen Duitsland weer vertrouwde. In hetzelfde jaar wordt er een begin gemaakt aan de terugtrekking van de Belgische en Franse troepen uit het Ruhrgebied. Dan gebeurt er op 25 oktober 1929 iets onvoorstelbaars: er is een beurscrash in Amerika. Duitsland wordt door de kredietverstrekking meegesleurd. Amerika zet door deze crash de nieuwe leningen stop en van de eerder verstrekte kredieten wordt verwacht dat dat wordt teruggegeven. Het gevolg hiervan was de stijgende werkeloosheid en de toenemende onvrede over de democratie.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
je hebt zo je best gedaan. ik vond het een heeeeel erg goed boek
20 jaar geleden
Antwoorden