Centraal examen

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 18305 woorden
  • 19 juni 2015
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
8 keer beoordeeld

Tijdvak 1: 10.000 v.Chr : Tijd van jagers en boeren

§1.1 Het leven van jager-verzamelaars

Kenmerk(end aspect): de levenswijze van jager-verzamelaar.

Inleiding: Rond 10000 v.Chr: einde laatste ijstijd.

Jagers en verzamelaars:

Wat?

  • De prehistorische mensen leefden in een samenleving van jager-verzamelaars. Mannen jaagden op dieren en de vrouwen verzamelden eetbare gewassen en zorgden voor de kids.
  • overlevingskennis ging van generatie tot generatie over. Zolang er voedsel was, bleven ze op 1 plek.

Werktuigen en magie:

Wat?

  • Jager-verzamelaars maakten allerlei werktuigen en wapens met de botten van dieren en vezels van gewassen.
  • Met eenvoudige middelen sneden ze kleine beeldjes uit bot of ivoor en beschilderden ze de wanden van grotten (volgens onderzoekers waarschijnlijk voor magische rituelen).

§1.2 Het ontstaan van landbouw

Kenmerk(end aspect): het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.

Inleiding:Rond 10000 v.Chr veranderde de levenswijze van mensen naar landbouwàlandbouwrevolutie.

Brood en melk:

Hoe?

  • Landbouwrevolutie begon in de vruchtbare halve maan. Ze gingen zelf zaden planten en kregen oogsten (niet veel), daarom waren agrarische producten een aanvulling.
  • Door de lekkerste zaden te nemen, werden oogsten beteràbelangrijkste voedselbron.
  • Door wild te temmen, kwam er veeteelt.
  • Niet meer afhankelijk van wat ze vonden, maar brachten omgeving in cultuur. Plaatsen zoals in China, Amerika en Afrika werd ook landbouw uitgevonden.

Uitvinders:

Wat?

  • Landbouwsamenleving verschilde van jager-verzamelaars. Er was een permanente nederzetting.
  • Nieuwe uitvindingen, zoals os voor de ploeg ipv eigen spierkrachtàmeer voedsel.
  • Potten bakken met kleiàbewaren van voorraden.
  • Kalenders door waarnemingen zon en maan, zodat ze wisten wanneer ze moesten zaaien en oogsten.
  • 3500 v.Chr: ontdekking brons.
  • 3000 v.Chr: ontstaan schrift. (op kleitablettenàbijhouden graanvoorradenàontwikkeling tot spijkerschrift).
  • Landbouw breidde zich uit naar andere gebieden, sommigen namen alleen veeteelt over, sommigen gingen weer terug naar jagen en verzamelen.
  • Landbouw kon mislukken door wateroverlast, droogte en plantziektes.
  • Voordeel: lange tijd voedsel voor grote groep mensen.

§1.3 De eerste steden

Kenmerk(end aspect): het ontstaan van de eerste gemeenschappelijke gemeenschappen.

Inleiding: 3500-3000 v.Chr: groeiden steden als Oer,Oeroek,Eridoe en Girsoe.

Stedelijke beschaving:

Hoe?

  • Ieder jaar traden de oevers van de Eufraat en de Tigris overàlaagje vruchtbaar slib, die de bodem vruchtbaar maakt voor landbouw.
  • Irrigatiesysteem en dijken om vloed onder controle te krijgenàbetere oogstenàoverschotten.
  • Overschottenà ruilhandel met andere dorpen en sociale verschillen.
  • Steeds meer mensen wonen in 1 gebiedàopkomst stedenàvorming van beschaving.

Tijdvak 2: 3000 v.Chr-500 n.Chr: Tijd van Grieken en Romeinen

§2.1 Wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat

Kenmerk(end aspect): de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.

Inleiding: Politieke stelsel Athene: Democratie.

De staat, dat zijn wij:

Wat?

  • Griekenland was een lappendeken van stadstaten met een landbouwstedelijke (agrarisch-urbane) samenleving.
  • Stad had leger, eigen munten en onafhankelijk bestuur.
  • Regeringsvormen: monarchie, tirannie, aristocratie, oligarchie, democratie. (afwisselend)
  • Alleen mannen hadden stemrecht. Vrouwen, kinderen en slaven hadden geen burgerschap.
  • Sofisten waren belangrijk voor de ontwikkeling van de democratie.

Liefhebbers van de wijsheid:

Wat?

  • Politieke systeem wisselde voortdurend in Athene.
  • Athene culturele centrum: schrijvers, wiskunde, natuurwetenschappen en filosofie.
  • Wetenschap: biologie, astronomie, natuurkunde, wiskunde.

§2.2 Het Romeinse Imperium

Kenmerk(end aspect): de groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.

Inleiding: Expansie Grieks-Romeinse cultuur over Europa.

De groei van het rijk:

Wat?

  • 264 v.Chr: begin expansie buiten Italië. Carthago: werd met de grond gelijk gemaakt. Daarna verovering Macedonië en Griekenland.
  • Combi Romeinse hardheid met Griekse fijnzinnigheidàmengcultuur, bootsten schrijvers, artsen, beeldhouwers en bouwmeesters na.
  • Romeins rijk had natuurlijke grenzen: Donau. Werd muur gebouwd ter bescherming van barbaren.
  • 58-52 v.Chr: Julius Caesar. 48v.Chr: alleenheerschappij.
  • 27v.Chr: Imperium Romanum (door Octavianusà Pax Romana)

Romeinen en Grieken:

Wat?

  • Romeinen maakten in hun rijk stabiel en geordend bouwwerk. (o.a. aquaducten, rioleringen en afval afvoer)
  • Rijk werd bestuurd uit 1 centraal punt: Rome.
  • Belasting geheftàenorm Romeins leger en infrastructuur tot stand.

Romanisering:

  • In en rondom steden kwam landbouwstedelijke samenleving met geldeconomie, werden er Romeinse gebouwen gebouwd en kwamen er legerkampen en forums.
  • Legeràbevordering romanisering. Mannen brachten na hun 25-jarige dienst hun gewoontes tot in de verste uithoeken.
  • Latijn was standaard taal.
  • Romeinse recht is basis van veel Europese rechtstelsels.

Romanisering: beïnvloeding v/d Romeinse cultuur op andere volkeren, zoals bouwkunst, dichtkunst en godsdiensten. Je spreekt pas van romanisering als het daadwerkelijk zo is overgenomen door andere volken en geldt in de Romeinse tijd, niet daarna!

§2.3 De Grieks-Romeinse cultuur

Kenmerk(end aspect): de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

Inleiding: Griekse beelden naar Rome.

Strakke lijnen en sierlijke krullen:

Wat?

  •  Griekse beelden namen steeds meer vorm bij de bestudering van menselijke anatomie, beelden werden goddelijker gemaaktàperfectie. Hoogtepunt was: Klassieke periode.
  • Tempels: Dorische stijlàIonische stijl.
  • Herbouwing tempels/gebouwen in Athene na oorlog Perzen. 

Romeins ateliers:

Wat?

  • Romeinse kooplieden lieten Griekse beelden kopiëren (hierdoor zijn velen bewaard gebleven en weten we hoe ze eruitzien).
  • Na de periode van kopiërenàontwikkeling eigen stijl, Romeinen gingen heel realistisch te werk.

§2.4 Romeinen en Germanen

Kenmerk(end aspect): de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.

Inleiding: Romeinen vonden Germanen barbaars, maar hadden ook bewondering voor ze.

De limes:

Wat?

  • Voor het eerst in contact tijdens oorlog in Gallië (bevolkt door Keltische stammen=Galliërs).
  • 9 n.Chr: Slag bij Teutoburgerwoud. Romeins leger verslagen door Germaanse stammen.
  • De Rijn: de limes (van Romeinse rijk)
  • Vervallen nederzettingen van Romeinen in Nederland ontstonden dorpen/steden.
  • Barbaren= volken waarvan Romeinen taal/cultuur niet snapten. Werden beschouwd als onbeschaafd, maar werden bewonderd voor hun kracht.
  • Germanen namen Romeinse cultuur over i.p.v. het te vernietigen.

§2.5 Joden en christendom

Kenmerk(end aspect): de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.

Inleiding: Joden weigerden de verering voor de keizer, want ze hebben maar 1 God: Jahweh.

Joden:

Wat?

  • Jodendom is monotheïstisch (beschreven in Tenach o.a. ook dat de messias zou komen en hen zou verlossen van vreemde overheersers).
  • Profeten: Abraham en Mozes. Mozes ontving de Tien Geboden en wetten.
  • Rond 1000: verenigen Joodse stammen. 926 v.Chr uit elkaar en een deel ging Juda hetenàJudeërsàJoden.
  • Christus is van messias afgeleid.

Christenen:

  • Heilig boek: Bijbel. Messias: Jezus van Nazareth (Christus).
  • Jezus werd gearresteerd, wegens vrees voor opstanden. Hij werd gekruisigd, daarna begraven en zou daarna weer zijn opgestaan. Dit staat centraal in het christendom.
  • Christendom was stroming binnen jodendom.
  • Verhalen van Jezusàevangeliën, waar Nieuwe Testament mee begint. Tenach werd Oude Testament.
  • 312: keizer Constantijn gaf godsdienstvrijheid. Christendom: staatsgodsdienst.
  • Andere opvattingen over Christus dan de drie-eenheid, werden vervolgd als ketters.

Tijdvak 3: 500-1000: Tijd van monniken en ridders

§3.1 De opkomst van de islam

Kenmerk(end aspect): het ontstaan en de verspreiding van de islam.

Inleiding: 610: Mohammed is gezant à nieuwe godsdienst.

De profeet:

Wat?

  • Mohammed kreeg visioenen, werden naverteld en na zijn dood opgenomen in de Koran.
  • Zo ontstond de islam.
  • Overeenkomstig met monotheïstische jodendom en christendom: er is 1 almachtige god.
  • Jeruzalem: belangrijkste stad van christenen en joden.

Islamitische veroveringen:

Wat?

  • Koran = Arabisch (omdat God zich zo heeft openbaard)
  • Jihad: verplichting van moslims om de islam op aarde te verspreiden.
  • Kaliefen breidden islam uit: Perzische rijk (islam werd heersende gd) en Byzantijnse rijk.
  • 100 jaar na de dood van Mohammed: einde expansie islam.
  • 1453: val Constantinopel, definitief einde.

Tolerantie:

Waarom waren Arabische veroveringen mogelijk?

  • Sneuvelen in jihadàrechtstreeks naar Paradijs.
  • Arabieren namen culturen over van onderworpen volkeren i.p.v. ze te vernietigenàculturele opbloei.
  • Arabieren vormden bestaande bestuursinstellingen en vertaalde Griekse literatuuràmooie gebouwen/werken.
  • Economie: steden werden metropolen (in tegenstelling tot Europa: armzalig)
  • Moslims tolerant tegen heidendom, met betaling speciale belasting werden heidenen met rust gelaten (mits zij Mohammed niet beledigen en zich niet verzetten tegen islam).

§3.2 Hofstelsel en horigheid

Kenmerk(end aspect): de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorziene agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.

Inleiding: Europa was in tegenstelling met de islamitische wereld armzalig. Ze waren vrijwel autarkisch.

Het verval van de steden:

Hoe?

  • Meeste mensen leefden op platteland. ‘
  • Alleen steden waar bisschoppen hadden gezeteld, bleven.
  • 500-1000: agrarisch ß bevolking moest werken op platteland door lage voedsel opbrengsten. (Adel en geestelijken werden daarvan uitgesteld). Ambacht en handel verdwenen.
  • Autarkisch=zelfvoorzienend. Gericht op overleven.

Halfvrije boeren en heren:

Hoe ontstond het hofstel?

  • Horigheid: horigen waren niet rechteloos en hadden land, maar mochten niet van hun land af zonder toestemming van de heer.
  • Verbod van keizer: boeren mochten niet van hun land weg + groeiende onveiligheid= bescherming zoeken bij grootgrondbezitters. In ruil voor bescherming stonden verplichtingen (in vorm van herendiensten en belastingen aan de heer)
  • ↑ Hierdoor ontstond het hofstelsel.
  • Heer had een domein, waar hij zijn gebied beheerste. (vroon=heer).
  • Hoevenland is van de boeren, waar ze op moesten werken.

§3.3 Het feodale stelsel

Kenmerk(end aspect): het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.

Inleiding: 800: Karel de Grote werd tot keizer gekroond.

Vazallentrouw:

Waarom?

  • Geschreven regels en wetten werkten niet meer, omdat niemand behalve de geestelijkheid nog kon lezen en schrijven.
  • Geen wegenàheersers alleen in bepaald gebied ipv alle uithoeken.
  • Persoonlijke banden basis voor feodalisme: stuk land in leen geven aan vazal/leenman. In ruil daarvoor leven lang trouw met raad en daad.

Karolingers:

Wat?

  • Rijk van koning Clovis werd na zijn dood verdeeld onder zijn zoons. O.a. Pippijn de Korte en Karel de Grote.
  • Karel had ruiterlegers, bestaand uit ridders met uitrusting.
  • Die uitrusting was alleen op te brengen door edelenàdus Karel gaf hen een stuk land in leen en bond ze persoonlijk aan hem.
  • Helaas gingen de vazallen het stuk land zien als erfelijk bezit en graven/hertogen begonnen zich als zelfstandige heersers te gedragenàweer grond in leen te geven. GEEN OPPERGEZAG.

§3.4 Christendom in Europa

Kenmerk(end aspect): de verspreiding van het christendom in geheel Europa.

Inleiding: Na jaar 1000: opnieuw christelijk Europa verrezen.

Naar de heidenen:

Hoe had het christendom zich in Europa verspreid?

  • 394: Christendom staatsgodsdienst.
  • Clovis liet zich dopen na een gewonnen veldslag, waar iedereen een kruis droeg. Hij liet daarna 1000en krijgers dopen.
  • Monniken breidden het uit naar Ierland en paus vanuit Rome.
  • Willibrord en Bonifatius vestigden in Utrecht en het Friese land, maar drongen niet tot bekeringen. Lebuïnus wel. Karel viel daarna aan en overwon.

Naar het oosten en noorden:

Wat?

  • Na dood van Karel, Europa geteisterd door plundertochten, maar christendom sloeg met steun van Duitse keizers in 10e eeuw terug.
  • Oost en west zagen als 1 christenheid, maar verstonden elkaar niet meer door lange scheiding. Waren nog verschillen.
  • In 1054: breuk oost- en west-Europa.

Confrontatie met heidendom:

Wat?

  • Kerstening slaagde vaak pas na brute wijze.
  • Kloosters en kerken dienden vaak als steunpilaar voor machtsexpansie.
  • Godenverering, waarzeggerij en toekomstvoorspelling was verboden. Wel nam het heidense elementen over.

Tijdvak 4: 1000-1500: Tijd van steden en staten

§4.1 De opkomst van steden

Kenmerk(end aspect): opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.

Inleiding: Na jaar 1000: Geen invallen meer van Vikingen/Hunnen/Hongaren à stabiliteit àverdubbeling volken à economie en steden.

Verstedelijking:

Wat?

  • Verbetering landbouwmethoden (drieslagstelsel) à voedseloverschotten.
  • 1000: vervanging houten ploeg door risterploeg(sterker) en ossen werden paarden.
  • Overschotten verkopen op kruispunten van wegen à uitgroeien tot nieuwe steden/ Romeinse steden leefden weer op.
  • Opkomst steden à onstaan agrarisch-urbane samenleving
  • Handel en ambachten groeiden in de stad.

1300-1500: Afname bevolking door Pest, maar steden bleven groeien.

Noord-Italië: stadsstaten.

§4.2 de stedelijke burgerij

Kenmerk(end aspect): de opkomst v/d stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

Inleiding: 1302: Guldensporenslag, Frans leger in de pan gehakt door burgers en boeren.

Stadsrechten:

Waarom stadsrechten?

  • Graaf/hertog kon dan belasting heffen à winstgevend: minder afhankelijk horigen.

Wat?

  • Aparte gemeenschap vormen.
  • Eigen bestuur met wetten, rechtspraak en andere privileges.
  • Adel verloor greep op economische activiteitenàmacht naar stedelijke burgerij.

Hoe?

  • De graaf/hertog had een baljuw/schout in de stad die diende als vertegenwoordiger
  • Baljuw hield toezicht op schepenen (burgers in stadsbestuur en rechtbank)
  • Schepenen: rijke burgers/ nieuwe adel= Patriciërs.

Stad zelf:

  • Slechte hygiëneàveroorzaakt ziektes (meer mensen dood dan geboren)
  • Houten huizen à leidde regelmatig tot brand
  • Vaak voedseltekort.
  • Nieuwe stroom burgers (die de doden compenseerde), omdat de stad vrijheid betekende en je niet meer afhankelijk was van de heer à horigheid verdween later

Achter de stadsmuren:

  • Nauwe samenwerking burgers: belasting betalen à bouwen van stadsmuur (=solidariteit, bescherming tegen vijandelijke steden/heren), bruggen, pleinen.
  • Gilde (meesters de baas): samenwerkingsverband, leden van wieg tot graf: reguleerde scholing, producten goede kwaliteit, alleen die gilde met dat beroep. Leerling opleiding voltooid =gezel.
  • 1 jaar en 1 dag= erkend in de stad als burger, maar niet gelijke voet met iedereen.
  • Kooplieden= hoogste status en dienst uitmaken.

§4.3 Staatsvorming en centralisatie

Kenmerk(end aspect): het begin van staatsvorming en centralisatie

Inleiding: Vorming van staten in Europa ging met vallen en opstaan.

Centralisatie: (Centrale plaats om greep te krijgen op hun koninkrijk)

Hoe?

  • Militaire macht en geld nodig à mogelijk door geldeconomie (belasting heffen)
  • Leenmannen, legers en ambtenaren ‘kopen’.
  • Ambtenarenapparaat met nationale wetgeving à staatsvorming op gang.

Drie voorbeelden:

Duitse Rijk (Otto): 1e poging, maar machtsstrijd met hertogen. Door grote afstanden niet gelukt om Duitse staat te maken

Engeland: 1066: Slag bij Hastings. Daarna sheriffs in loondienst aan om regeling rechtsspraak en belastingheffing.

Frankrijk: machtige heerser in tegenstelling tot Duitse Rijk. Machtsuitbreiding door: slim huwen, erfenissen en veroveringen.

1200-1230: koning verslaat zijn leenmannenàverviervoudiging gebied.

1337-1453: Honderjarige Oorlog à leidde tot coalitie Engelse koning met Franse edelen.

Parlement/ Staten-Generaal (adel, geestelijkheid, burgerij): koning had geld nodig en edelen moesten helpen opbrengen.

Heilige Roomse Rijk: grote organisatie.

De Magna Carta: (grote oorkonde)

Engelse koning aan de stok met hoge edelen. Hij probeerde zijn avonturen te betalen door belastingen te heffen. Londen verovert, ondertekening Magna Carta: staat in hoe de koning zich moet gedragen.

§4.4 Kerk en staat

Kenmerk(end aspect): het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke, dan wel de geestelijke macht het primaat moest hebben.

Inleiding: 1303: Bonifatius overmeesterd. Niet voor het eerst conflict kerk en staat uit de hand liep.

Investituursstrijd:

Wat?

  • Tweezwaardenleer: wereldlijke en geestelijke macht eigen machtssfeer.
  • Wereldlijke: wereldse zaken. Kerk: geloof en kerk.

Waarom was er een strijd?

  • Conflict Paus (Gregorius)(vond dat geestelijke macht superieur was) en Duitse keizer (Hendrik IV)(vond dat hij zich als beschermer van de christenheid zich met de kerk moest bemoeien).
  • Koningen en leken hadden veel te zeggen in de kerk, zoals benoeming bisschoppen en geven van wereldlijke macht.
  • Paus excommuniceerde/deed keizer Hendrik in de ban (=kerk uitgezet)interdict= heel gebied in de ban.
  • Corcondaat van Worms: compromis, paus koos bisschop, koning besloot of hij ook werd aangesteld als hertog/graaf.

De macht van Rome:

Wat?

  • Geestelijkheid: college van kardinalen hoogste orgaanàgezag gelden in Europa.
  • Tweezwaardenleeràuitloop scheiding kerk en staat.

De kracht van het geloof:

Waarom?

  • Paus machtig: door christelijk geloof.
  • Ketters: vervolgen van leken
  • Inquisitie: systematische en meedogenloze uitroeiing van ketterijàverbranden dus.

§4.5 Christelijk Europa en de buitenwereld

Kenmerk(end aspect): expansie v/d Christelijke wereld naar buiten toe, onder meer in de vorm van kruistochten.

Inleiding: 1095: oproep Paus 1e kruistochten

Waarom Kruistochten?

  • Religieus (heilige land Palestina (en pelgrims) beschermen)
  • Sociaaleconomisch (groei over de grenzen)

Europese handelaren beheersen het Middelands Zeegebied, (doordat het Midden Oosten onderling verdeelt is)

  • Byzantijnse keizer vraagt hulp aan de Paus tegen de Turkmenen

Kruistochten: Heilige Oorlog

Wat?

  • Ridders droegen kruis op kleding
  • Beloning voor vallen in de strijd à direct naar Hemel

1096: 1e  kruistocht

1099: verovering Jeruzalem

  • Ridders gingen op kruistocht (zeer bloederig, hoewel religieus) om zelfstandige staatjes te stichten (, omdat in Europa geen plaats meer voor hen was)
  • Saladin maakt eenheid v/h verdeelde M.O., daardoor kwam er uiteindelijk een eind aan de kruistochten (13e eeuw).

Kolonisatie

Andere kruistochten: Spanje

Reconquista: herovering van Spanje en Portugal op de moslims

Oosten Duitse Rijk: slavische volken (heidens) werden gekoloniseerd.

Tijdvak 5: 1500-1600: Tijd van ontdekkers en hervormers

§5.1 De renaissance

Kenmerk(end aspect): het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuw wetenschappelijke belangstelling.

Inleiding: De middeleeuwen werden beschouwd als een donkere tussenperiode. Een Italiaanse kunstenaar sprak over een wedergeboorte.

Carpe diem:

Wat?

  • De renaissance, ofwel de vroegmoderne tijd volgde op na de middeleeuwen. Het verschil is echter niet groot, omdat de renaissance in de 15e eeuw ook al in Italië voorkwam. Dit gebeurde in zowel politieke als economische ontwikkelingen.
  • De italiaanse bovenlaag wilde graag mooie huizen hebben en huurde de beste kunstenaars in om hun huizen te bouwen. Hun levensmotto veranderde van momento mori naar carpe diem. Ook ontstond er opnieuw belangstelling voor het klassiek erfgoed.

De universele mens:

Hoe?

  • De herontdekking van de klassieke oudheid kwam doordat er humanistische geleerden waren, die de klassieke taal- en letterkunde en filosofie bestudeerde. Zij bestudeerde dezen met de werkelijke intentie van de schrijvers, dus los van het christendom.
  • In 1453 gaf de Turkse verovering een grote impuls aan het humanisme: geleerden vluchtten naar Italiëàveel oorspronkelijke manuscripten.
  • Lezen van klassieke teksten ging bij de opleiding van gegoede burgerij horen: uomo universalis.
  • De boekdrukkunst zorgde ervoor dat het werk werd verspreidàErasmus van Rotterdam streefde voor christelijk humanisme.
  • Aanleiding verandering wereldbeeld: Copernicus ontwierp wiskundig model van zonnestelsel.
  • Ook kunstenaars/architecten/beeldhouwers ontwierpen dingen met klassieke aspecten en signeerde tevens zijn kunstwerk i.p.v. anoniem te blijven.

Michelango:

  • 1506: hij verliet woedend Rome, omdat de paus hem niet wou ontvangen
  • Toen de paus hem terugriep, verachtte hij dat, wat veel uitstraling had. Hij kreeg hierdoor veel opdrachtgevers.

§5.2 De Europese expansie

Kenmerk(end aspect): het begin van de overzeese expansie.

Inleiding: 1493: paus verdeelde wereld in twee delen.

Portugese pioniers:

Wat?

  • In 1493 was een groot deel van aarde nog onbekend. Azië en Afrika waren een flauwe voorstelling. Amerika was ontdekt, maar ze wisten niet dat het een nieuw continent was. En Australië kenden ze al helemaal niet. Hierdoor deden geweldige verhalen ronde, maar toch lokte het verre China en Indië de mensen.
  • Specerijnen waren erg gewild, ze werden gebruikt als medicijnen, smaakmaker en conserveermiddel. Omdat er geld aan te verdienen was, wilden de Europeanen dit zelf doen. Maar de Arabieren en Turken blokkeerde het land overwegàdus andere route nodig: zeeroute.
  • Hendrik de Zeevaarder (Portugese prins) financierde de zeereizen en richtte een zeevaartschool opà er kwamen nieuwe geheime kaartenà ze stichtten handelsposten op in Kaap de Goede Hoop (1488).
  • 1493: Columbus vond “Indië”, in feite Amerika.
  • 1507: Amerigo Vespucci ontdekte dat het door Columbus ontdekte Indië eigenlijk een nieuw land was. Mundus Novus, Amerika.

Spaanse veroveraars:

Hoe?

  • 1498: Portugezen bereiken als eerste Europeanen Indië.
  • 1510: Portugezen dringen door via India in de Indonesische archipel. Ze vonden de Molukkenà en hun specerijenàmeer handelsposten in Azië en handel met China en Japan.
  • Spanjaarden, bezeten door goudkoorts en dachten dat God hun steunden, traden wreed op tegen de indianen.
  • Europese ziektes lieten de Azteken en Inca’s bijna uitsterven.
  • Engelsen, Fransen en Nederlanders moesten alternatieve zeeroutes vinden. 16e eeuw vonden Jacob van Heemskerck en Willem Barentz Nova Zembla.

5.3 De kerkhervorming

Kenmerk(end aspect): de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.

Inleiding: Erasmus was een wegbereider van de godsdienstige revolutie die Luther ontketende.

Een nieuwe vertaling:

Waarom?

  • 1516: Erasmus maakte een nieuwe vertaling van de Bijbel, nadat hij het Nieuwe Testament (origineel) had bestudeerd. De Vulgaat wemelde van de fouten.
  • Lof der Zotheid: kritiek op de kerk. Bespotte de onwetenheid, bijgeloof en aandacht aan uiterlijkheden voor de kerk.
  • Erasmus vond dat het ware christendom te ontdekken was door kritische bijbelstudieàin strijd met gezag v/d kerk. Hij werd een belangrijke wegbereider van de reformatie en kerkhervormingàleidde tot breuk in de kerk (wilde hij eigenlijk niet).

Luther:

Wat?

  • 1517: hervormingsbeweging door optreden van Maarten Luther. (Hiervoor was er al critici tegen de corruptie van de kerk).àscheurde de kerk in de protestanten: brak met de kerk van Rome ,en katholieken: die bleven trouw aan de paus.
  • 31 okt 1517: pamflet met 95 stellingen van Luther.
  • Aflaat: een deel van je zonde wordt kwijtgescholden. Kun je pas krijgen als je bepaalde gebeden zei of een pelgrimstocht maakte. De kerk ging op een gegeven moment zelf maken en verkopenàkritiek van Lutheràkerk begon proces tegen hemàLuther verspreid idee verder: geen priesters nodig, alleen bidden kun je in contact met God komenàgezag kerk aangetast.
  • 1520: Luther uit de kerk gestoten, omdat hij zijn ideeën niet opriep. Maar hij had al te veel aanhangers dat tot kerkscheuring zou leiden. Toen hij nog een keer zijn ideeën niet terugriep, was hij vogelvrij. Hij vertaalde de Bijbel in het Duits.
  • 1525: hij trouwde met een uitgetreden non.
  • 1555: Godsdienstvrede van Ausburg: elke vorst mag gd in eigen gebied bepalen.

Calvijn:

Wat?

  • Jean Cauvin, humanistisch, radicaler dan Luther, volgens Calvijn heeft God uitgekozen wie in hemel en hel kwamen, dus mens heeft geen invloed. Dit was te merken in vroom leven.
  • Calvijn vond dat de mens moest genieten: natuur, schilderkunst, muziek, voedsel, wijn en seksueel genot, ze waren door God geschonken. Genoot je niet? Dan wees je Gods goedheid af. àwel met mate. Sommige volgelingen verachtte alle genoegens
  • Verschil Luther en Calvijn: Luther richtte zich op Duitse vorsten. Hij bevestigde het gezag v/d vorsten. Calvijn vond dat geen vorst of overheid mocht iets zeggen over de kerk, maar de gewone gelovigen.
  • 1541: Calvijn organiseerde een kerk in Genève.
  • 1566: calvinisme boven grond: had al behoorlijke aanhang.

§5.4 De Nederlandse Opstand

Kenmerk(end aspect): het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat.

Inleiding: 1559, Filips II ontmoet Willem van Oranje. Opstand brak uit o.l.v. Oranje.

De macht van de gewesten:

Wat?

  • Alle gewesten hadden één landsheer, maar ze waren geen eenheid. Elke gewest had zijn eigen privileges. Ook had elk gewest een stadhouder die de vorst vertegenwoordigde. De Staten-Generaal werd bij hoge uitzondering bij elkaar geroepen.
  • Karel versterkte het centrale bestuur. Hij stelde centrale adviesraden op en werd minder afhankelijk van de hoge edelenàwantrouwen dit.
  • 1522: inquisitie opgericht, speciale rechtbank tegen het geloof.

Onvrede:

Waarom?

  • 1559:Filips verlaat NederlandenàMargaretha wordt landvoogdesà ze kreeg problemen met de edelen+ calvinisme drong binnenàinquisitie op volle toerenà edelen en stadsbestuurders voelden dat hun privilegen werden aangetast
  • 1566: lage edelen: afschaffing v/d inquisitie bij landvoogdesàverminderingà calvinisten met hagenpreken in openluchtà Beeldenstorm.

De slag bij Heiligerlee:

Wat?

  • 1567: Alva kwam om de orde te herstellen. Egmond en Hoorne werden onthoofd wegens hoogverraad, omdat ze niet hard genoeg hebben opgetreden tegen de Beeldenstorm.
  • Willem van Oranje ging naar Duitsland en begon een invasieleger. 1568 wonnen zijn broers een veldslag. Alva bleef oppermachtigàwel meer gehaat.
  • 1 april 1572: Geuzen namen Den Briel in na een storm. Hollandse en Zeeuwse steden in Opstand.
  • 1576: Spaanse soldaten trokken moordend en plunderend door de zuidelijke gewesten.
  • O.l.v. Oranje sloten enkele zuidelijke gewesten de Unie van Utrechtàkern van nieuwe staat. Oranje wilde nog volledige geloofsvrijheid.
  • 1580: Filips verklaarde Oranje vogelvrij.
  • 1581: Unie van Utrecht zwoor Filips af als landsheer. Parma veroverde dat jaar ook steden.
  • 1584: Willem van Oranje vermoord. 1585: Parma nam Antwerpen in.
  • 1588: opstand gered, omdat de Armada onderging. Republiek der Verenigde Nederlanden.
  • Na 1588 kreeg Maurits (zoon van Willem) het gehele noordelijke Nederland.

Tijdvak 6: 1600-1700 : Tijd van regenten en vorsten

§6.1 Een wereldeconomie

Kenmerk(end aspect): wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

Inleiding: in 1594: vergadering in wijnhuis in Amsterdam voor een reis naar Azië.

Specerijen uit Indië:

Wat?

  • Naar Indië (Oost-Azië) varen was gevaarlijk. Velen schepen van ondernemingen keerden niet terug door scheurbuik, malaria en andere ziektes. Specerijen dekten nauwelijks de kosten.
  • Java was wel bereikt, specerijen waren erg gewild en werden gehaald uit de Molukken, dus de opbrengsten waren groot. Helaas daalde dit heel erg door concurrenten uit andere landen.

Hoe?

  • 1602: VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie)à handelsmonopolie voor heel Azië. Ook kregen ze bevoegdheden die normaal gesproken alleen de overheid zou hebben. VOC is vb van handelskapitalisme (bezig met handel en nijverheid, waarbij deel v/d winst in de onderneming werd geïnvesteerd).
  • VOC geleid door de Heeren XVII. Gouvereur-generaal= hoogste baas in overzeese vestigingen
  • 1619: hoofdkwartier op Java: Batavia. VOC gebruikte geweld vandaar monopolie. Hieruit werden verder handelsposten opgebouwd. Kaap de Goede Hoop: voor schepen die tussen Amsterdam en Batavia een tocht moesten maken.
  • VOC deed handel met Azië, omdat meer gebieden bezitten geld kost. Toch kreeg het meer gebieden in handen door oorlog (voor veiligstellen v/d handel).
  • VOC vervoerde o.a.: specerijen, kaneel, textiel, indigo, suiker en koffie. Vanaf 1700 pas koffie als genotmiddel. VOC richtte zich specifiek op JavaàEast Indian Company heerste over.

Slaven en suiker:

Wat?

  • Handelseconomie: handelsrelaties die Nederland met andere landene vormden.
  • 1621: WIC (West-Indische Compagnie). Hoofddoel: Spanje financieel uitputten, DUS NIET HANDELà gebeurde dmv kaapvaart (piraterij met toestemming v/d overheid).
  • 1628: Piet Heijn veroverde Spaanse zilvervlootà WIC werd winstgevend dmv van handel met slaven, goud en suiker. Later lieten ze slaven op suiker- en koffieplantages(1700) werken.

Batavia:

Wat?

  • 1618: Jan Pieterszoon Coen werd gouverneur-generaal van VOC.
  • 1610: kleine vestiging op Jakartaàniet veilig omdat Engelsen daar ook een handelspost haddenà Coen sloeg terug, hij brandde het plat en stichtte Batavia opà opslagplaats voor goederen die naar Europa gingen.

§6.2 De Gouden Eeuw van Nederland

Kenmerk(end aspect): de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.

Inleiding: na 1588 kwam er na de Unie van Utrecht geen nieuwe landsheer meer, maar werd er besloten dat Nederland het Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd.

Zeven staatjes:

Wat?

  • Gewesten en steden behielden hun zelfstandigheid na de Nederlandse Opstand. Nederland had niet eens een centrale regering en besluiten werden genomen dmv van overleg en compromissen. Naar buiten was het een eenheid, maar binnenlands waren ze zelfstandig.
  • De macht was in de handen van regenten (handelselite), zij bekleedden de hoge functies van plattelandsbesturen en hoge rechterlijke en ambtelijke functies.
  • Steden werden geleid door vroedschap, regenten waren ze voor het leven en vaak behielden ze deze functies in de familie.
  • Vroedschap stuurden vertegenwoordigers naar de Provinciale Staten. Adel had inbreng.
  • Tot 1581: stadhouders waren de vertegenwoordigers van de landsheer. Na het afzweren bleef de functie wel bestaan. De stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel had de meeste macht. Wel was de macht verdeeld en was er niet altijd één partij aan de macht: het verschilde.
  • Hoogste orgaan: Staten-Generaal, besloot over binnen- en buitenlandse politiek en legers. Binnen de Staten-Generaal: landsadvocaat of raadspensionaris hoogste macht.

Hollands welvaren:

Hoe?

  • De Republiek dankt zijn welvaart aan de handel. Amsterdam was de belangrijkste stapelmarkt v. Europa. Vanaf 1585 ook handel met Zuid-Europa door val van Antwerpen.
  • Goederen werden in Amsterdam opgeslagen en soms doorverkocht. De Staten-Generaal hielp dmv lage kosten in het binnenland en hoge kosten te heffen van buiten.
  • Amsterdam groeide uit tot financieel centrum en Nederland beleefde hierdoor de Gouden Eeuw.

Kunst en wetenschap:

Wat?

  • Republiek: Nederland was protestants, dus geen versieringen nodig, ook waren er geen versieringen nodig voor een paleis of iets dergelijks. Rijke burgers waren de klanten van belangrijke kunstenaars.
  • Op wetenschappelijk gebied had Nederland een grote rol. Velen buitenlandse geleerden vluchtten naar Nederland en dit had te maken met de geestelijke vrijheid in de Republiek.
  • Calvinisme was officiële godsdienst en alleen de Gereformeerde Kerk kon openbare functies uitoefenen. De dominee had echter niet veel te zeggen tegenover de koopman.

Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619):

Wat?

  • 1586: landsadvocaat. Tijdens het twaalfjarig bestand begonnen rellen en godsdienstige conflicten. JVO gaf toestemming aan steden om eigen legers op te richten.
  • 1619: veroordeeld vanwege hoogverraad.

§6.3 het absolutisme

Kenmerk(end aspect): het streven van vorsten naar absolute macht.

Inleiding: Lodewijk XIV, de Zonnenkoning had de absolute macht en was de tegenpool van het Republiek.

Lodewijk XIV:

Waarom?

  • Godsdienstige tegenstellingen veroorzaakten in grote delen v. Europa conflicten dat leidde tot, in Engeland een republiek en daarna een constitutionele monarchie, en in Oostenrijk en Frankrijk het absolutisme.
  • 1643: Lodelijk XIV erfde op 14-jarige leeftijd de troon (tot 1715 koning).
  • Oorzaak absolutisme: opstand Fronde(edelen), hun troepen trokken plunderend door het landà Lodelijk ontvluchtte Parijs(wantrouwend tegenover adel)à gevolg: 1661: Lodelijk nam zelf regering in handenà bureaucratisch apparaat+attendanten die belasting innen, soldaten rekruteren(legerhervorming), rechtspraak, landbouw en nijverheid
  • Lodewijk herriep Eddict van Nantes (70 jaar godsdienstvrijheid)à vervolging hugenoten en calvinisten.
  • Kunst en wetenschap werden ook gecentraliseerd.
  • Financiering legeràMerchantilisme: verbetering nationale economieà geen interne toltarieven, export bevorderd, import belast met hoge tarieven.

Droit divin:

Wat?

  • Thomas Hobbes: beschreef leven zonder overheid en wetten, iedereen zou ieders vijand zijn. Begeertes zou mensen drijven. Zou alleen hieruit komen bij absoluut gezag.
  • Jacques Bossuet: borduurde verder op deze leer en het droit divin (goddelijk recht). De macht v/d koning is rechtstreeks door God gekregenàdus koninklijk gezag=heilig. Opstand betekende heiligschennis.

Versailles:

  • Paleis in Versailles door Lodelijkàdiende als paleis waar de adel verbleef, zodat ze geen gezag hadden over de steden, maar de attendanten àdus alleenmacht.
  • 1871: Wilhelm gekroond tot Duitse keizer
  • 1919: vrede van Versailles (ondertekend door Duitsers)

§6.4 De wetenschappelijke revolutie

Kenmerk(end aspect): de wetenschappelijke revolutie.

Inleiding: er werd gedacht de aarde het middelpunt was met omheen draaiende sferen.

En toch draait zij:

Wat?

  • Copernicus ontwierp het eeuwenoude beeld van het heelal. Hij berekende wiskundig dat de aarde om de zon draaide en niet andersom. Na zijn dood werd in 1543 de theorie gepubliceerd in De revolutionibus. (17e eeuw pas aanvaard, daarvoor was het onzin).
  • Dit alles werd bewezen door Johan Kepler, Galilei Galileo dmv wiskundige berekeningen en telescopen.
  • Nieuwe ideeën brachten Galileï in conflict met de katholieke kerk. De revolutionibus werd verboden.
  • In 1992 erkende paus Johannes Paulus II dat hij gelijk had.
  • 1687: wiskundige principes v/d natuurfilosofie van Isaac Newton verscheen. Het bereikte een hoogtepunt: de wetenschappelijke revolutie.

Logica en experimenten:

Wat?

  • De wetenschappelijke revolutie is erg belangrijk geweest. Tot de 17e eeuw verschilde wetenschap niet zoveel van hekserij. Daarna kwam er wel degelijk een verandering in. De ideeën veranderden grondig en in 1660 en 1666 kwam er een society en een academie voor wetenschappen.
  • Cogito ergo sum: ik denk, dus ik ben (Descartes).

Vooruitgangsoptimisme:

Wat?

  • Observaties speelden een belangrijke rol, mbv telescopen en microscopen konden ze nieuwe ontdekkingen en observaties doen.
  • Wetenschap had nut voor de scheepvaart en oorlogsvoering.
  • 1702: eerste stoommachines.
  • Wetenschappelijke revolutie zorgde voor de Verlichting in de 18e eeuw.

Antoni van Leeuwenhoek:

  • Vader van de microbiologie, omdat hij via zijn eigen geslepen microscopen bacteriën  en zijn eigen sperma natekende.

Tijdvak 7: 1700-1800: Tijd van pruiken en revoluties

§7.1 De verlichting

Kenmerk(end) aspect: rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

Inleiding: de Encyclopédie telde al heel wat pagina’s waaraan de grootste deskundigen hadden meegewerkt. Er was ambitie om een basis te leggen voor de verdere vooruitgang van de mensheid.

Bevrijding van de mens:

Wat?

  • De Encyclopédie bevatte alle soorten kennis als aardrijkskunde en wetenswaardigheden, en kritische stukken over kerk, geloof, politiek en maatschappelijke verhoudingen. Dit alles moest bijdragen aan de bestrijding van bijgeloof en onwetendheid.
  • Het was dus een typisch product van de verlichting.
  • De verlichting kwam voort uit de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw. Het verlichte denken zou een eind maken aan de ‘duistere’tijd van domheid, intolerantie, geloofsfanatisme en onredelijke verschillen tussen mensen. Het rationalisme bracht licht in het leven.

Wie?

  • Immanuel Kant: meest gebruikte definitie voor de verlichting ‘de bevrijding van de mens uit de onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is’.

Ecrase l’infâme:

Wat?

  • Één van de opvallendste kenmerken in de verlichting was de kritiek op de godsdienst. (niet antigodsdienstig, maar afkeer intolerantie en fanatisme).

Wie?

  • Voltaire: bekende Franse schrijver en een deïst. Voltaire bewonderde de godsdienstige vrijheid en tolerantie in Engeland. Hij vond dat de mens zonder God en de Bijbel van nature (door verstand) al wist wat goed en kwaad was. Wel was traditionele gd nodig door een te grote domme massa.

De algemene wil:

Wie?

  • Voltaire: hij keek neer op het volk. Hij wilde GEEN democratie maar een absoluut vorst. Tot tegenstelling van andere verlichte denkers die er niks mee te maken wouden hebben.
  • John Lo >Montesqieu: franse edelman. Verafschuwde despotisme (eenmansmacht leidt tot machtsmisbruik en onderdrukking). De Driemachtenleer (Trias politica:  rechterlijk,wetgevend,uitvoerend) door hem uitgevonden. Volgens Montesqieu was het beste stelsel een mengeling van aristocratie, monarchie en democratie.
  • Jean-Jacques Rousseau: volk is soeverein. Algemene wil uitvoeren: mensen sluiten sociaal contract met elkaar af en droegen hun soevereiniteit over aan volksvergadering.
  • Adam Smith: Schot. Paste rationalisme toe in economie.

Wat?

  • Meeste verlichte denkers waren wel positiever maar waren het eens met Rousseau dat een betere maatschappij maakbaar is.

§7.2 Het ancien régime

Kenmerk(end) aspect: voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme).

Inleiding: 1789: pamflet met tekening met geestelijke en edelman op de rug van een boer. Een samenvattende tekening die het régime destijds (vóór de France Revolutie) omschreef.

De parasitaire aristocratie:

Wat?

  • Na de dood van Napoleon zetten Lodewijk XV en XVI het absolutisme voort.
  • De adel betaalden vrijwel geen belastingà bevolking draaide hiervoor op àhoge voedselprijzen door accijnzenà arme bevolking.
  • Middeleeuwse rechten gingen weer in gebruik. 80% vd bevolking bleef op het land.
  • Franse landbouwstedelijke samenleving maakte handel en nijverheid een indrukwekkende groei doorà gegoede burgerij profiteerdeàsamenleving niet burgelijkeràrijke burgers namen aristocratische levensstijl aan.
  • Ancien régime kon geen macht kopen. Geld tekort ondanks belastingen+groeiende staatsschuld.

Eerste dienaar:

Wie?

  • Vorsten in andere landen gebruikten hun macht om hervormingen door te drukken.
  • Jozef II van Oostenrijk, Catherina de Grote van Rusland, Frederik de Grote van Pruisenà manier van regeren is verlicht absolutisme.
  • In Nederland groeide onvrede onder het volk in het stadhouderloze tijdperk. 1747: er braken kleine rellen uitàstadhouderschap werd erfelijk en kreeg het laatste woord bij benoemingenàRepubliek leek op monarchieàgroeiende staatsschuld.

§7.3 De democratische revoluties

Kenmerk(end) aspect: de democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.

Amerika:

Wat? Wie?

  • Climax Franse revolutie: de onthoofding van Lodewijk XVI. Hiermee rekenden de Fransen op de meest grondige wijze af met het ancien régimeà onderdeel van democratische revoluties.
  • 1774: gezamenlijk Congres. 1776: Congres riep onafhankelijkheidsverklaring uit vd VSà geïnspireerd door Locke en Montesqieu.
  • 1787: 1e geschreven grondwet(stond machtsscheiding in) met daarin grondrechten.

De Franse Crisis:

Wat?

  • 1788: Lodewijk XVI zag maar 1 uitweg voor de financiële crisis: bijeenroepen van Staten-Generaalà breuk absolutisme, maar enige manier om aan geld te komen.
  • Standen van de samenleving:
  1. Adel
  2. Geestelijken
  3. de burgerij: rest van de bevolking. BurgervertegenwoordigersàNationale Vergaderingà doelden op grondwet.

Opstand:

Wat?

  • Bevolking dacht verlost te zijn van het ancien régimeàkoning probeerde tegen te houden met geweldà volkswoedeàBastille ingenomen.
  • De grondwet die de Nationale Vergadering na lange discussies aanvaardde, maakte Frankrijk een constitionele monarchie. Echter, mochten alleen welgestelden het volledige staatsburgerschap om zo invloed van het gepeupel te beperken.
  • 1791: nieuwe volksvertegenwoordiging. Hierin zaten ook Jacobijnen en andere radicalere democraten.

Wie?

  • Robespierre (Jacobijn), democraat en aanhanger van Rousseau, die de revolutie wilde zuiveren van in zijn ogen onbetrouwbare en corrupte elementen.
  • Na 1815: Napoleon verslagenàproberen monarchie te herstellenàgrondwetten bleven bestaanàidealen van de democratische revoluties bleven het verzet tegen de oude orde stimuleren.

§7.4 Kolonialisme en slavernij

Kenmerk(end) aspect: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van abolitionisme.

Inleiding: verlichte schrijvers als Voltaire droegen bij aan de afschaffing van slavernij/handel.

Gedwongen migratie:

Wat?

  • 1514: Spaanse priester Las Casas zag tijdens zijn reis dat indianen in groten getale stierven  door o.a. slavenarbeid. Hij vocht voor gelijkheid van indianen en blankenàovertuigde de Paus en Karel Và geen slaven meer uit Amerika, oplossing: zwarte slaven uit Afrikaà transatlantische slavenhandel (onderdeel van driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika, beheerst door o.a. WIC) op gang. Voor zijn dood zei Las Casas dat ook Afrikanen gelijk waren.

Waarom?

  • Waarom kosten de Europeanen toch zwarte slaven? à winstbejag: sterke Afrikanen waren geschikt voor zwaar werk op plantages en mijnen.

A man and a brother:

Wat?

  • Slaven werden slecht behandeld en ook al kwamen ze in opstand: ze waren niet opgewassen tegen de goed bewapende blanken.
  • Tegenstanders van slavernij: geïnspireerd door zowel de verlichting (in strijd met natuurlijke gelijkheid v. mensen) als door het christendom.
  • 1722: 1e succes afschaffingsbeweging door abolitionisten. 1787: eigen society.
  • 1807: wet die slavenhandel verbood. 1833: afschaffing slavernij.

Tijdvak 8: 1800-1900: Tijd van burgers en stoommachines

§8.1 De industriële revolutie

Kenmerk(end) aspect: de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.

Inleiding: landbouwstedelijke samenleving ging over op industriële samenleving.

Engeland komt op stoom:

Wat?

  • Handwerktuigen, trekdierenà met de industriële revolutie (rond 2e helft 18e eeuw) maakten die plaats voor machines, aangedreven door stoom, en later gas of elektriciteit.
  • Industriële ‘revolutie’, omdat: ingrijpende gevolgen (niet snelle omwenteling). Het viel samen rond de tijd van de democratische revoluties.
  • De stoommachine was afkomstig uit de mijnbouw. Doordat stoommachines van ijzer waren en werkten op steenkool, stimuleerde het ook de ijzerindustrie en de steenkoolwinning.

Andere revoluties:

Wat?

  • De industriële revolutie maakte deel uit van een groot aantal verandering, die elkaar versterkten. Een daarvan was de agrarische revolutie.
  • Een andere onmisbare verandering was de transportrevolutie.
  • De stoommachine maakte ook de stoomlocomotief mogelijk. Het spoorwegennet stimuleerden net als kanalen en fabrieken, de stedengroei.
  • De landbouwstedelijke samenleving maakte plaats voor de industriële samenleving.

§8.2 Politiekmaatschappelijke stromingen

Kenmerk(end) aspect: de opkomst van politiekmaatschappelijke stromingen: nationalisme. Liberalisme, socialisme, confessionalisme, feminisme.

Liberalisme:

Wat?

  • Europese mogendheden spraken af om een machtsevenwicht te handhaven. Overal werden monarchie en adel weer in het zadel geholpen. Maar na de democratische revoluties van de 18e eeuw kon ‘het volk’ niet blijvend worden genegeerd. Er onstonden nieuwe politieke stromingen, die zich tegen de autoritaire orde verzetten.

Samenvatting 8.2 (stromingen)

nationalisme

liberalisme

socialisme

Oorsprong

Begin 19e eeuw

Begin 19e eeuw

Midden 19e eeuw

Idealen

Streefden naar nationale zelfstandigheid in een eigen staat.

Stroming die de vrijheden en rechten van het individu centraal stelt.

Emancipatiebeweging vd arbeidersklasse die streeft naar meer gelijkheid/waardigheid

Aanhanger

Alle lagen vd bevolking

Fabriekeigenaren/nieuwe burgerij

arbeiders

Bekende persoon

Wagner, Bismarck

Adam Smith

Karl Marx

§8.3 Democratisering

Kenmerk(end) aspect: voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek proces.

Van conservatief tot liberaal:

Wat?

  • 1848: Thorbecke schreef een nieuwe grondwetà gaf Nederland een parlementair stelsel à koning onschendbaar, ministers verantwoordelijk.

Langzame kiesrechtuitbreiding:

Hoe?

  • Alleen mannen die voldoende belasting betaalden, mochten stemmen. Maar de democratisering kwam nauwelijks op gang.
  • Het liberalisme viel rond 1900 in drie partijen uiteen: Linksliberalen, confessionelen, feministen.

1815

Heel Europa zitten erfelijke vorsten. Er ontstaat langzaam oppositie in Europa.

1848

Thorbe>

1870

Socialisten en liberalen roepen harder en harder om een uitbreiding van het kiesrecht.

1887

Uitbreiding kiesrecht

1901

Opnieuw uitbreiding kiesrecht

1918

Alle mannen stemmen (1913: 2/3 mannen), vrouwen passief kiesrecht

1922

Algemeen kiesrecht

§8.4 De emanciepatiebewegingen

Kenmerk(end) aspect: de opkomst van emancipatiebewegingen.

Confessionalisme :

  • Het confessionalisme kwam pas op in de tweede helft van de eeuw. Ze waren bezorgd over de achteruitgang van het christendom en de scherpe klassentegenstelling. Ze wilden een christelijke samenleving en met harmonieuze samenwerking tussen werkgevers en -nemers.
  • Confessionelen waren meestal katholiek, maar was ook calvinistische variantà emanciepatiebewegingen.
  • Liberalen dachten dat door goed openbaar onderwijs armoede, bijgeloof en achterlijkheid vanzelf zouden verdwijnen. Maar speciale scholen kregen geen geld van de overheid en openbare scholen wel. Er kwam een schoolstrijd
  • ARP: verzet tegen liberalisme.
  • Samen met de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, werkte dat de verzuiling in de hand.

Feminisme:

  • Maakten zich sterk voor vrouwenkiesrecht.
  • Meer kansen op de arbeidsmarktàhet totale aantal werkende vrouwen daalde zelfs, want doordat de arbeiderslonen stegen, konden steeds meer arbeidersvrouwen het zich veroorloven niet te werken.

§8.5 De sociale kwestie

Kenmerk(end) aspect: discussies over ‘de sociale kwestie’.

  • 1874: Kinderwetje van Houten
  • 1889: arbeidswet
  • 1900: woningwet, ongevallenwet
  • 1919:  wet op de arbeidsduur.

Kinderwetje:

  • Rond 1870 voor het eerst grootschalige onrustà door slechte leef- en arbeidsomstandigheden EN veel meer door economische veranderingen.
  • De burgerij probeerde de sociale kwestie onder meer op te lossen met een ‘beschavingsoffensief’.
  • Zwakste groep: de kinderenà verbod op kinderarbeid.

Vergrote onrust:

  • De sociale kwestie werd in de jaren 1880 verscherpt door een langdurige economische crisis.
  • Er kwam een parlementaire enquête naar toestanden in de fabriekenà leidde tot de Arbeidswet van 1889, die in de industrie nachtarbeid voor vrouwen en jongens tot 16 jaar verbood en hun werkdag beperkte tot 11 uur.

Wie?

  • Domela Nieuwenhuis:  socialistenleider.
  • Samuel van Houten: kinderwetje

§8.6 Het modern imperialisme

Kenmerk(end) aspect: de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.

Koloniale wedloop:

  • In de tijd van het modern imperialisme vanaf 1870 kreeg GB te maken met concurrentie, want er was een sterke drang naar koloniale expansie.

Nederlands-Indië:

  • De Europeanen gingen hun kolonies ook veel grondiger exploiteren en beheersen. In 17e en 18e eeuw had VOC in de Indonesische archipel het Europese handelsmonopolie gehad.
  • Geïnteresseerd in koffie en suiker. 1830: cultuurstelsel, inheemse vorsten zorgden ervoor dat boeren de afgesproken hoeveelheid verbouwden en de overheid kon deze tegen vaste prijzen kopen. Na 1870: inheemse ondernemers alle ruimteàprominente positieà  door nieuwe producten als tabak, rubber en aardolie.

Industrialisatie:

Hoe?

  • Had te maken met industrialisatie.
  • De koloniën werden leveranciers van agrarische producten als rijst, thee, rubber en jute en van delfstoffen als olie, lood, tin en diamantà Europa leverde industrieproducten en kapitaal en verzorgde transport. Ook was het een afzetmarkt voor de Britten.
  • 1869: opening Suezkanaal.
  • Industrialisatie leverde tevens militair overwicht op.
  • Belangrijke ontwikkeling: medicijnen (blanken werden niet snel ziek door malaria enz.)
  • Er was wel verzet tegen de blanke overheersing, maar dat bleef lokaal of regionaal.
  • Pas toen in de 20e eeuw in de koloniën een nationaal bewustzijn ontstond, werd het moeilijk voor de Europeanen. Ook kreeg het toenemende blanke racisme een rol.

Tijdvak 9: 1900-1950: Tijd van de wereldoorlogen

§9.1 De eerste wereldoorlog

Kenmerk(end) aspect: het voeren van twee wereldoorlogen, en: verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.  

Inleiding: GB verklaart Duitsland de oorlogà 1e wereldoorlog

1914: industriële revolutie maakte grotere aantallen en steeds dodelijker wapens mogelijk+ sterke nationale geldingsdrang. 2 duidelijke vijandige blokken: DU+Oostenrijk-Hongarije ßà ENG,FA,RU.

  • geen enkel land vond dit vreselijk, integendeel: nationalistisch, dus iedereen meldde zich aan en was enthousiast. Iedereen deed mee. Kleine landen, NL en Spanje waren neutraal. Modern imperialismeàook oorlog in koloniënàwereldoorlog.
  • Voor eind van het jaar: loopgravenoorlogàuitzichtloos.

Leegbloeden:

  • geen compromisvredeàgedachte: vijand verzwakt, loopgraven uit en aanvallen, maar verdedigingspartij was in het voordeel(mitrailleurs)àDU: oorlog winnen door  vijanden leegbloeden. 1915: DUàgifgas(=massavernietingswapen). 1918: wapenstilstand.

§9.2 De economische wereldcrisis

Kenmerk(end) aspect: de crisis van het wereldkapitalisme.

Inleiding: 1929: economische wereldcrisisàmassale werkloosheid.

Een daverende klap:

  • harde klap, omdat VS geloofde dat nieuwe kapitalisme geen crisis had, geen uitgeputte arbeiders+hongerloontje. Aangenaam leven door enorme welvaart (roaring twenties). 1929: zwarte Donderdag: aandelenkoersen stortten in, want Amerikanen hadden massaal geld uitgeleend en hadden oninbare leningenàfaillietàlandbouw en industrie: overproductieàfaillietàwerkloosheid (geen sociale zekerheid)àdalende koopkrachtàkoloniën de dupe, want moederland wordt beschermd.

Kapitalisme in crisis:

  • liberale recepten werkten niet meeràvrijhandel, staatsonthouding, gouden standaard vasthoudenàwerd alleen maar ergerà1932: economie tot stilstandàoverheid nam maatregelen+ devaluatieà VS: sociale uitkeringen, openbare werken +staatsleningen (new deal)à dalende werkloosheidà andere landen herstellen ookà NL: hongerwinter 1935/36. SU daarentegen had een bloeiende economie.
  • Kapitalisme was dus faillietà overheid vergrootte sterke greep op economie en  uitgebreid stelsel van sociale zekerheid.

§9.3 De totalitaire systemen

Kenmerk(end) aspect: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën:communisme en nationaal-socialisme.

Inleiding: 1e wereldoorlog: democraten wonnen van autoritaire DUàantidemocratisch monster: het totalitarisme.

Totalitaire machtsovernames:

  • 3 totalitaire ideologieën: communisme, fascisme, nationaalsocialisme.
  • Communisme: Lenin,1917àwereldrevolutie om de arbeidersklasse de heersende klassen zou onderwerpenàlukte alleen in tsarenrijkà1922: Sovjet-Unie.
  • Fascisten grepen in Italië de macht in datzelfde jaar. O.l.v. Mussolini, die droomde van een machtig Italië net als het Romeinse rijk. Facisten zijn fanatieke nationalisten. Mussolini werd regeringsleider en liet zijn tegenstanders vermoorden.
  • Adolf Hitler werd in Duitsland de leider van de NSDAP. 1923: mislukte staatsgreepà Hitler kreeg milde straf en schreef intussen Mein Kampf. In 1930 leefde de antidemocratische bewegingen weer op en de NSDAP kreeg zoveel stemmen in 1933 dat Hitler regeringsleider werdà net als Mussolini: in raptempo alleenheerschappij.

Volledige toewijding:

  • Nationaalsocialisme≠ fascisme. Beiden extreem nationalistisch, verheerlijkten strijd en geweld. Vormen van totalitarisme gingen op elkaar lijkenà leven, denken, voelen vd bevolking volledig willen beheersen en controleren. Geheime diensten hadden onbeperkte bevoegdheden. Ook was de samenleving hiërarchisch georganiseerd.
  • 1 groot verschil: fascisten aanvaardden geen rassenleer, wat de nazi-ideologie de kern uitmaakteà het germaanse ras moest lebensraum verwerven en Slavische volkeren onderwerpen en het joodse ras uitroeien. Communisme wou dat wereldwijd de arbeidersklasse aan de macht kwamàklassenloze maatschappij.
  • Natie boven familie.

Verschillen:

  • Duitsland was minder totalitair. Bedrijfsleven en kerken hielden ruimte. Wie niet ziek was, politieke tegenstander was of tot een minderheid behoorde had niks te vrezen.
  • In de SU had iedereen wat te vrezen. Stalin wilde de SU binnen 10 jaar van een agrarisch land ombouwen tot een industriële grootmacht. De boerenstand was de klassenvijand en moest worden uitgeroeid. Dwangarbeiders moesten infrastructuur aanleggen en behoorde tot het 5-jarenplan. Industrialisatie verliep in een ongekend tempo, ondanks de chaos en de nieuwe eisen. 1936-38: Grote Terreur: zuivering van verdachte elementen.

§9.4 Propaganda en communicatie

Kenmerk(end) aspect: de rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.

Inleiding: enthousiasme opwekken door propaganda.

Zwart-wit:

  • 16e eeuw: rooms-katholieken en protestanten gebruikten propaganda om hun leer te verspreiden en elkaar te bestrijden. In de 19e eeuw begonnen de politieke bewegingen op grote schaal propaganda te maken om mensen voor zich te winnen en binden. Ook werd er door staatspropaganda beroep gedaan op het volk.
  • In totalitaire staten was propaganda onmisbaar. Ze maakten de tegenstanders zwart en verheerlijkten zichzelf. Propaganda+onderdrukking was effectiever, het won tevens kracht door nieuwe communicatiemiddelen als radio en film. Zelfs de kunst werd beïnvloed.

Massaorganisaties:

  • Er werden massaorganisaties opgericht, zoals Arbeitsfront en Hitlerjugend om ze tot echte nazi’s op te voeden.
  • In de SU werden alle kinderen geïndoctrineerd, lid worden van de Komsomol. Ook vakbonden voor arbeiders om ze volledig te indoctrineren.

§9.5 verzet tegen het imperialisme

Kenmerk(end) aspect: vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.

Inleiding: er groeide verzet tegen het Europees imperialisme tussen de wereldoorlogen.

Beginnend verzet:

  • Gandhi streefde naar de stichting van een nationale staat met gelijke rechten. Door invloed van hem wankelde het Brits gezag in India. Gandhi leefde als een hindoeïstische heilige, hoewel hij een westers opgeleide was. Hij verzette zich tegen de Britten en dat maakte hem populair bij de hindoeïstische massa en men volgde zijn oproepen massaal op. Ook in Nederlands-Indië groeide verzet op door westers opgeleiden. Zij gingen de kolonie als een eenheid zien.
  • Veel inheemse leiders wilden niet meer samenwerken en tegelijk brak er sociale onrust uit. In 1920 leek het communisme de grootste bedreigingàopstandige sfeerà1926:opstandà het gezag nam de touwtjes in handen en straften zonder proces.

Nationalisme:

  • PNI opgericht: inwoners van Nederlands-Indië was één volk, verschillen waren ondergeschiktàvolgde Ghandi’s voorbeeld en weigerde coöperatie. 1929: sociale onrust door wereldcrisisà1933:uitbarsting. Na 1933: geen politieke agitatie.

§9.6 de Tweede Wereldoorlog

Kenmerk(end) aspect: het voeren van twee wereldoorlogen, en: verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.

Inleiding: Hitler: Polen binnenvallen en nergens voor terugdeinzen: week later begon WO II.

Revanche:

  • Hitler: 1e wereldoorlog overnieuw spelen, DU zou winnen en heersen over Europa. Eerste paar jaar hadden de West-Europese regeringen hem laten gaan om hem milder te stemmenàHitler werd brutaler: viel Polen binnen op 1 sep 1939à GB, FA verklaarde de oorlogà Blitzkrieg (NL, België en FA aangevallen)à battle of Britain:luchtoorlogà Hitler had een verdrag gesloten met Stalin en vermeed tweefrontenoorlog, maar nadat hij West-Europa in zijn macht had, ging Operatie Barbarossa van start en viel DU RU binnen. Rusland wist terug te slaan.
  • Japan viel een dag later VS aan (Pearl Harbor) en Hitler verklaarde de VS de oorlog. 1942: enorme terreinwinst in Zuid-Rusland. De slag bij Stalingrad verloren ze (keerpunt)en ze gaven over in 1943. Hitler wilde tot het bittere eind vechten (niet zoals in WO I).
  • 6 juni 1944:D-Day. Duitsers werden teruggedrongen uit West-Europa door geallieerden. 2 mei 1945: einde oorlog.

De totale oorlog:

  • WO II eiste 6x zoveel doden op dan WO I. leven in de VS ging echter gewoon door, terwijl ze oorlogswapens produceerde. In SU daarentegen werd alles in dwang voortgezet.
  • Verschillen: onbeperkt geweld tegen de burgers. WO I was soldatenoorlog, WO II volksoorlog.
  • Einsatzgruppen: subversieve elementen werden geliquideerdàmassale slachtpartijen.

Bombardementen:

  • Britten bombardeerden Duitse steden als reactie op aanvallen in hun steden. Keulen 1942, Hamburg 1943, de Amerikanen gingen ook meedoen. Einde maken Japan. 6 aug 1945: einde Hiroshima en Nagasaki door 2 atoombommen.

§9.7 Genocide

Kenmerk(end) aspect: racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden.

Discriminatie en racisme:

  • Ultieme misdaad: genocide op de joden. Racisme en discriminatie leidde tot holocaust. Antisemitisme speelde al langer in Europa, maar was nog nooit een uitbarsting gekomen. Hitler associeerde ze met het kwaadaardige. Ze waren bacillen die het Arische ras zou vergiftigen. Het joodse ras moest worden uitgeroeid en het werd fanatiek opgevoerd.

Endlösung:

  • November 1938: Kristallnachtàsynagogen in brand, huizen en winkels geplunderd en verwoest. Lauwe reacties van het volk vielen Hitler tegen en gaf anti-Joodse beleid in handen van de SS. De oorlog maakte een radicale oplossing: de joden werden allemaal vermoord. Om de joden ook uit Europa te verdrijven werden ze naar kampen in Polen gebracht en met gas vergiftigdàmassavernietigingskampen.

§9.8 De bezetting

Kenmerk(end) aspect: de Duitse bezetting in Nederland.

Aanpassing:

  • 10 mei 1940: Duitsers vielen NL binnen. De regering vluchtte naar Londen en Hitler nam alle bevoegdheden van regering en parlement over: de bezetting was begonnen. Leven bleef gewoon doorgaan=opluchtingàDU hoopte dat NL Hitler zou volgen omdat ze verbonden waren door Germaans bloedà

Onderdrukking en terreur:

  • Duitsers hoopten op actieve steun die de Nederlanders niet gaven. De Unie werd verbodenàgroeide haat tegen de moffen, maar zetten normale leven voortà terreur nam toeàleven werd zwaar door dwangarbeid en verlaten van huizenàalles werd in beslag genomen en duitsers gingen barser gedragenàsep 1944: geallieerden bevrijden   het zuiden, steken bij grote rivierenà hongerwinter, duizenden stiervenà mei 1945: bevrijding. NL was geruïneerd.

Tijdvak 10: 1945-2000 Tijd van televisie en computer

§10.1 Dekolonisatie

Kenmerk(end) aspect: de dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld.

Chaos en verzet:

  • De Britten verlieten India en hun aftocht leidde tot meer geweldsexplosie. De kolonie viel uiteen in 2 vijandige staten: Pakistan en India. De Britten trokken ook weg uit de rest van de koloniën in Azië en het MO. De machtspositie van NL en FA waren aanzienlijk verslechterd. In deze landen was het vertrouwen in blanke meesters kwijt en groeide een vastbesloten wil om geen vreemde overheersers meer te hebben. NL en FA waren uitgeput door de oorlog en dit was een beslissend nadeel.

Guerrillatactiek:

  • Het koloniale leger was niet genoeg en NL moest voor het eerst dienstplichtige overzee sturen. Hierop heroverden ze grote stukken grondgebied. Ze waren alleen niet opgewassen tegen het Indonesische guerillatechniek: zij scholen zich in de jungle en tussen de burgerbevolking en sloegen dan onverwachts toe. Na de tweede politionele actie dwong de VS NL om Indonesië op te geven. Daarna werd de soevereiniteit overgedragen.
  • FA was in strijd met Vietnam. De VS begonnen hen wel te steunen omdat Vietnam het slagveld van de Koude Oorlog aan het worden was. De Vietnamese strijders hebben de Fransen onverwacht aangevallen en de strijd ging door. FA besloot Vietnam te verlaten. Niet veel later werden andere kolonies ook vrijgelaten. In EU had de koloniale imperia plaatsgemaakt voor schaamte over koloniale verleden.

§10.2 De Koude Oorlog

Kenmerk(end) aspect: de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop ene de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.

Oorlogsangst:

  • Na WO II kwam de Koude Oorlog: tegenstelling VS en SU. EU werd verdeeld en ook Berlijn zelf. Er kwamen 2 vijandige blokken. Midden in EU kwam een ijzeren gordijn die deze scheiding weergaf. Containmentpolitiek werd toegepast op EU waardoor er economische hulp en steun was voor de landen die door het communisme werden bedreigd. De blokvorming kenmerkte de EU.

Wapenwedloop:

  • Na Stalin’s dood namen de spanningen af. De DDR bouwde in Berlijn de Berlijnse muur en de Amerikanen keken toe, dit maakte dat de Oost-Duitsers niet meer naar het Westen konden gaan. In Vietnam werd een bloedige oorlog uitgevochten, door het communisme en het anticommunisme. Beiden fronten, de VS en China,SU gingen de directe confrontatie uit de weg en waren voorzichtig. De VS en SU hadden later atoomwapens getest waardoor de bommen op Hiroshima niks waren vergeleken met die wapens.
  • De leiders waren verbijsterd en de opvolger van Stalin begreep dat de atoomwapens een bedreiging was van de gehele mensheid. De grootmachten bouwden meer kernwapens, niet zozeer op een oorlog, maar om de oorlog te vermijden en dus de vijand af te schrikken.

Kruisraketten:

  • De dreiging van de atoomoorlog bleef. De supermachten streefden naar ontspanning maar de spanning kwam terug. Dit kwam door de kernwapens. De angst voor de nucleaire holocaust kwam weer terug. De EU zou dan het slagveld worden. De nieuwe leider van de SU hoopte de vastgeroeste sovjetsysteem met glasnost (openheid) en perestrojka (hervormingen) weer op gang te krijgen. De SU viel echter uit elkaar, nadat Reagan en Gorbatsjov een akkoord hadden gesloten (=vernietiging kernwapens).

§10.3 Welvaart en cultuur

Kenmerk(end) aspect: de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren 60 van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen.

Ongekende welvaart:

  • Vanaf 1948 kwam er een ongekende welvaart tot stand en werden door de regering prijzen en lonen vastgesteld. Er kwam zelfs een sociale zekerheid. Luxe kwam in de plaats van zuinigheid en schaarste. De auto was voor iedereen beschikbaar, ook de tv kwam. Binnen een generatie kwam overvloed ipv schaarste.
  • Er kwam een einde aan de economische bloei in 1973. Er kwam een hardnekkige werkloosheid. De arbeidsongeschikten kregen een uitkering. Het werk werd verplaatst naar lageloonlanden of werd geautomatiseerd. De welvaart steeg later in 1985 weer vooral na de volle ontplooiing van de informatiemaatschappij.

Veranderende normen en waarden:

  • zorgen maakten plaats voor vrijheid en onafhankelijkheid. Dit leidde tot sociaal-culturele veranderingen. De conservatieve gedachtes (vrouwen vroeg van school, naar de kerk, gehoorzaamheid) werden door de nieuwe generatie jongeren veranderd. Er ontstond een generatieconflict. Ze begrepen elkaar niet. Ook het kerkbezoek nam dramatisch af.

Seksuele revolutie:

  • de man-vrouwrelaties veranderde ingrijpend. Dit kwam door de komst van de anticonceptiepil. Opvattingen over seks veranderden grondig. Zelfs homoseksualiteit werd bespreekbaar. Het werd dus meer open om over te praten. Tevens werd het werk van de huisvrouw minder na nieuwigheden als stofzuiger, koelkast en wasmachine. Vooral hoog opgeleide vrouwen zaten hiermeeàtweede feministische golfàstreven naar gelijke arbeiderskansen en huishoudelijke taken, zorg voor kinderen.
  • Vrouwenemancipatie was onderdeel van de individualisering. Behoeften van de individu stonden centraal. Men ging vaker met de auto naar andere steden, keken samen tv. Daarna alleen als ze een eigen tv hadden. Met de doorbraak van het internet voltooide de ontwikkeling naar individueel mediagebruik.

§10.4 De Europese eenwording

Kenmerk(end) aspect: de eenwording van Europa.

Samenwerking uit nood:

  • De Europese samenwerking kwam niet voort uit vriendschap. De mof werd na de oorlog in heel Europa gewantrouwd. Het was daarom beter voor Frankrijk om met Duitsland te gaan samenwerking, want isolering zou leiden tot wat we al kennen. Door Duitsland te binden aan het westen zouden er geen revanchegevoelens komen. In Duitsland kwam het Wirtschaftswunder. En dat leidde tot een andere samenwerking: EEG.

Euro:

  • Na de val van de muur in Duitsland, kwam er een plan voor de Duitse eenheid. GB,NL, en FA hadden grote bedenkingen, ze vreesden voor een machtig Duitsland. DU werd gesteund door de VS.
  • 1992: verdrag van Maastricht: Europese instellingen vergrotenàsymbool:Europese Unie à één munt: de euroà ECB

§10.5 Pluriforme en multiculturele samenlevingen

Kenmerk(end) aspect: de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

Indische Nederlanders:

  • De dekolonisatie veroorzaakte de eerste immigratiegolf van buiten Europa. Veel waren van Aziatisch-Europese komaf. Er waren spanningen tussen Indische en Nl’se jongens. Ze werden daardoor gestimuleerd om zich aan te passen. Ze vonden werk en gingen vrijwel onzichtbaar in de samenleving. De Molukken echter hadden het moeilijker. Zij zagen NL als een tussenstation om terug te keren. De Molukse jongeren gingen zelfs over naar de terreuracties. De overheid hielp hun bij gerichte scholing en een baan en daardoor verdween ook de probleemgroep.

Gastarbeiders:

  • 1945-1960: emigratie overtrof immigratie. Banen waar moeilijk nl’ers voor te krijgen waren , trok de Grieken, Spanjaarden en Italianen aan. Ze gingen echter met elkaar te vuist, maar gingen snel op in de nl’se samenleving. Dit was echter anders met de Turken en de Marokkanen. Ook Surinamers kwamenà probleemgroep: werkloos, drugs, criminaliteit. Later pasten ze zich aan en waren ze een aanwinst van de multiculturele samenleving.
  • Er groeide onvrede over de asielzoekers en illegalen. Het waren vooral vluchtelingen. De Marokkanen en Turken-àprobleemgroep: criminaliteitàNl’ers voelden zich niet thuisàPim Fortuyn: grenzen dicht, want islam was een achterlijke cultuuràvermoord. Nederland = pluriforme samenleving.

De Republiek (1515-1648)

§1.1 Het begin van de Opstand (1515-1572)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor brak er een opstand uit in de Nederlanden?

Inleiding: Karel V versterkte het centraal bestuur in NL en vervolgde de protestanten. Zijn zoon Filips II stuurde Alva om de calvinisten uit te roeienà Nederlandse opstand.

Staatsvorming en centralisatie:

  • Karel V werd in 1515 heer der Nederlanden en bracht daarna ook de gewesten Utrecht, het noorden en het zuiden onder zijn gezag. 1543: landsheer van 17 Nederlandse gewesten. Karel ging door met de centralisatie waarmee zijn voorgangers al begonnen waren. 1531: 3 centrale adviesraden: de Collaterale Raden.
    - de Raad van State (meeste aanzien en verplicht deze raad advies te vragen en voor belangrijke besluiten
    - de Geheime Raad (wetten opstellen, toezicht op gewestelijke en plaatselijke besturen)
    - de Raad van Financiën (gezag over belastingen)

De stedelijke burgerij:

  • Stedelijke burgerij versterkt door bloei van handel en nijverheid. Karel was van de rijke burgers afhankelijk, omdat hij van hen geld kreeg om de oorlogen te financierenà in ruil hiervoor moest hij de privileges respecteren.
  • Het centralisatiebeleid werd gezien als een bedreiging voor de privileges, vooral het bestrijden van het protestantisme was een bedreiging voor de zelfstandigheid.

Luther:

  • Toen Karel in 1519 keizer was van het Duitse rijk, was Luther net begonnen met de Reformatie.
  • Luther’s opvattingen: kritiek op de kerk en zijn macht en rijkdom. Ware geloof kon bereikt worden door zelf de Bijbel te bestuderen, dus moest het in de volkstaal worden geschreven. Daarnaast kon de mens niet gered worden door de kerkà deze opvattingen werden snel verspreid via boeken en pamfletten.
  • Karel wilde een geloofseenheidà bijeenkomst van belangrijke edelen en Luther in Wormsà Luther’s toespraakàdefinitieve breuk van de kerkàLuther veroordeeld als ketter en verbod van het lezen/bezitten van zijn boekenàLuther beschermt door vorst van de Saksen waar hij de bijbel kon vertalen.
  • 1555: Vrede van Augsburg: iedere vorst mocht gd van zijn gebied bepalen. DU verdeeld in protestantse en katholieke gebieden.

De inquisitie:

  • 1521: inquisitie, ketters berechten en opsporenàprotestantisme hield volàstrengere wettenà 1550: bloedplakkaten: alle ketters worden gedoodàmedelijden en aantasting privileges. Karel vond dat hij absoluut gezag had en dus privileges kon aantasten.

Calvinisten:

  • 1560: verbreidde de leer van de Franse kerkhervormer Calvijn. Opvattingen: veel eens met Luther. Wel vond Luther dat gelovigen de overheid moest gehoorzamen en dat vond Calvijn niet. Calvijn vond zelfs dat als het nodig was, er tegen de goddeloze overheid in opstand gekomen mocht worden. 1565: hoge edelen vroegen om ketters minder hard aan te pakken. Filips stemde niet toe. Margaretha kreeg de opdracht de bloedplakkaten uit te voeren. 1566: lage edelen in actie en vroegen Margaretha met een smeekschrift vroegen haar de kettervervolging te stakenàminder hard aanpakkenàcalvinisten dachten hun gang te kunnen gaan en hielden openlijk bijeenkomstenàBeeldenstorm.

Alva:

  • Filips was woedend over de Beeldenstorm en stuurde Alva, een Spaanse hertog, om in Nederland de zaken op orde te stellen. Velen vluchten, o.a. Willem van Oranje. Raad van Beroerten: schuldigen bestraffen. Ze executeerden velen. WvO vormde een huurlingenleger in Duitsland en viel in 1568 de Nederlanden binnenàmisluktà alleen steun van calvinisten en watergeuzen. Oranje gaf ze toestemming om guerilla-acties te ondernemen.
  • 1 april 1572: watergeuzen namen Den Briel inàsteeds meer steden in opstandà 1572: Statenvergadering waarin ze WvO tot nieuwe leider uitriepen en opnieuw stadhouder.

§1.2 Het ontstaan van de Republiek (1572-1588)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor resulteerde de Opstand in het ontstaan van de Republiek?

Inleiding: 1579: ook andere gewesten kwamen in opstand, sloten de Unie van Utrecht. Noorden hield stand, 1588: Republiek der Verenigde Nederlanden.

Burgeroorlog:

  • 1572: Alva trok in Nederland om de opstandige steden tot overgave te dwingen. Alva moest tegelijkertijd vechten tegen het huurlingenleger van Oranje en de geuzen en de schutterijen van de opstandige stedenàkon Opstand niet neerslaanàburgeroorlog. Oranje wilde gelijke rechten voor protestanten en katholiekenàkwam niet. 19 geestelijken in Gorinchem door geuzen vermoord. 1573: Hollandse staten verboden de katholieke kerk, omdat ze zogenaamd de vijanden zouden steunen.
  • Oranje koos voor nationale propaganda om steun te krijgen. Verzet tegen Alva en slechte adviseurs van Filips om zo niet tot openlijk verzet te gaanàvertrouwen in hem nam toe.

Het ontzet van Leiden:

  • 1573: na met moeite Haarlem veroverd te hebben, namen ze in oktober Leiden in. Ze wilden Leiden uithongeren om ze zo te overgave te dwingenà Leiden had grote voedselvoorraden. 1574: Spanjaarden trokken naar oosten om te vechten tegen Lodewijk (broer van Oranje) die NL binnenviel vanuit DUàopnieuw belegering van Leidenàwel hongeràgeuzen staken dijken door om Spanjaarden te verdrijven.
  • Na ontzet van Leiden kreeg Spaanse leger grotere financiële problemen. Spaanse rijk voerde namelijk ook oorlog tegen Turks-Ottomaanse rijkàdus geen geld voor oorlog in NLà soldaten werden niet uitbetaaldàmuiterijen volgdenà  plunderingen werden zo erg dat zuidelijke gewesten de soldaten van Filips II tot oorlog verklaarden en in Gent vredesbesprekingen begonnen met WvO.

De Pacificatie van Gent (1576):

  • De gewesten die trouw waren aan Filips II spraken hier af om samen met Holland en Zeeland de Spaanse troepen te verdrijven. Daarnaast kwam er gewetensvrijheid: mensen zouden nergens om hun geloof worden vervolgdà dus andere gewesten sloten zich aan bij de Opstand op voorwaarde dat de katholieke kerk bij hen gehandhaafd mocht worden àradicale calvinisten namen Gent over en veroverden daarop steden. 1578: tot slot ook Amsterdam aan kant van Oranje. Alteratie van Amsterdam: geestelijken en stadsbestuurders verjaagd.

De Unie van Utrecht (1579):

  • Calvinistische acties schrokken katholieken af. Katholieke leiders waren uit angst bereid om vrede te sluiten met de koning. In 1577 waren de spaanse troepen al vertrokken, maar Filips liet zijn neef Parma de leiding nemen over de nieuwe troepen. 1579: verbond met een paar zuidelijke gewesten. De opstandige gewesten sloten in dat jaar ook de Unie van Utrecht, ook steden als Gent, Antwerpen en Brugge sloten zich aan. Ze zouden militair samenwerken, maar zelfstandig blijven. Er zou gewetensvrijheid heerrsen en elk gewest moest zijn eigen geloofszaken regelen. Toch veroverden de calvinisten de kerken en werd de katholieke kerk verboden.
  • 1580: definitieve breuk Filips en opstandige gewesten toen hij WvO vogelvrij verklaarde. Deze gewesten zwoeren in 1581 Filips af: Plakkaat van Verlatinghe.

De Spaanse Armada:

  • Filips had meeste geld in oorlog tegen de Turken gestoken en aan deze kwam in 1580 een eind. Hij kon de soldaten in NL weer betalen. Parma rukte op in Brabant en Vlaanderen en andere steden volgden. Na de moord van Oranje, kreeg Parma in 1585 ook Antwerpen in handen.
  • De opstandige gewesten konden geen nieuwe staatshoofd vinden. FA wilde de oorlog met Spanje niet aangaan en wees het aanbod af, na de val van Antwerpen steunde Elizabeth (ENG) echter wel de gewesten door troepen en geld te geven. Filips wilde met de Armada ENG aanvallenàmislukte. 1588: Armada verjaagd door ENGàplan mislukt.

Het begin van de Republiek:

  • 1588: opstandige gewesten besloten niet langer meer te zoeken naar een vorst en vormden de Republiek der Verenigde Nederlanden. De Republiek kon aanvallen omdat Filips opnieuw tegen meerdere fronten tegelijk vocht. 1589: Parma kreeg de opdracht zich te mengen tussen de burgeroorlog in FA. hierdoor kon hij NL niet goed verdedigen.
  • 1596: Filips wilde opnieuw ENG aanvallen, Elizabeth sloot hierop een verbond met FA en NL tegen Spanje. Vrede van Münster: internationale herkenning Republiek.

§1.3 De Gouden Eeuw (1588-1648)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor ontstond in de Republiek de Gouden Eeuw?

Inleiding: er begon een lange periode van economische groei en welvaart in de Republiek. In 1621 brak de oorlog tegen Spanje opnieuw uit. 1648: Vrede van Münster.

Een unie van staatjes:

  • De Republiek was een unie van 7 zelfstandige gewesten. Het hoogste gezag was de Staten, die de soevereiniteit van de vroegere landsheer hadden overgenomen. Ze gingen over wetgeving, rechtspraak en belastingheffing. De bestuurders in de Republiek werden regenten genoemd, ze kwamen uit invloedrijke burgerfamilies.

De Staten-Generaal:

  • Centrale instellingen v/d Republiek: Staten-Generaal het belangrijkst. Deze was verantwoordelijk voor buitenlandse en militaire politiek en ze gingen over het Staatse leger. De kosten werden opgebracht door de gewesten. Holland had de grootste invloed vanwege dat dit de grootste deel van de gemeenschappelijke uitgaven vertegenwoordigde
  • Beslissingen moesten unaniem zijn, dit zorgde voor lange onderhandelingen of uitstel ervan. Generaliteitslanden: bezig met oorlog tegen besturen.

De stadhouder en de landsadvocaat:

  • De macht was verdeeld over een groot aantal regenten, maar twee staken erbovenuit: stadhouder Maurits (zoon van WvO)àbetekende dat hij ambtenaar was en ook recht had om regenten te benoemen en hij was opperbevelhebber v. Staatse leger.
  • de ander was de landsadvocaat: 1e 30 jaar was dat Johan van Oldenbarnevelt. Hij was adviseur van de Staten en voorzitter van de Staten en vertegenwoordigde Holland in de Staten-Generaalà in feite politiek leider v/d Republiek.
  • JvO en Maurits werkten goed samen in de oorlog tegen Spanje. Deze eindige in 1609. Tijdens het twaalfjarige bestand ontstonden heftige religieuze en politieke tegenstellingen. (orthodoxe <-> minder rechte calvinisten, regenten) uiteindelijk ook tussen JvO en Maurits. 1617: dreigende burgeroorlog. JvO werd veroordeeld voor hoogverraad en landverraad en werd onthoofd op 13 mei 1619.
  • 1626: Spanje verovert Breda. 1648: Vrede van Münster.

Economische groei:

  • Holland en Zeeland leden erg tijdens de Opstand, maar die verplaatste zich naar het zuiden en oosten in 1576. In de noordelijke Nederlanden begon een periode van economische groei en welvaart: de Gouden Eeuw. Een voortzetting van eerdere ontwikkelingen: uitgebreide handel met oostzeegebiedà moedernegotieà gespecialiseerde en commerciële landbouw mogelijkàstimulatie handel &nijverheid.

Na de val van Antwerpen:

  • Vanaf 1580: holland en zeeland profiteerden van de spaanse veroveringen in brabant en vlaanderen. Na de val van Antwerpen vluchten veel rijke en succesvolle kooplieden naar Amsterdam.

Economisch beleid:

  • Vorsten regeerden hun landen zo dat ze zoveel mogelijk geld probeerden te halen uit de handel om hun oorlogen te financieren. In de Republiek hing de handelsbelangen voorop. 1602: oprichting VOCàmonopolie op NLse handel in Azië.
  • er waren veel arbeiders nodig en daarom probeerden stadsbesturen mensen te lokken door goedkope woningen aan te bieden. Ook was er vrijheid in religie. Joden kregen bijv veel vrijheid in NL. 1639: 1e zichtbare synagoge.

Centrum van de wereldhandel:

  • mede dankzij de kooplieden uit de zuidelijke Nederlanden werden Holland en Zeeland het centrum van de wereldhandel. Steeds meer handel met Azië, Afrika en Amerika.
  • VOC: grootste bedrijf ter wereld. Batavia werd aankomst- en vertrekpunt voor alle schepen die tussen Europa en Azië voeren.

Luxegoederen:

  • Ook landbouw en nijverheid bloeiden in de Gouden Eeuw als nooit tevoren. Er ontstond een markt voor luxegoederen. Zoals schilderijen, die zelfs bakkers en slagers hadden.

Het einde van de Gouden Eeuw:

  • Na de 80-jarige oorlog kwamen ENG en FA als grote mogendheden op. Zij bedreigden  de positie van de Republiek. 1652-1672: Republiek 3 maal in oorlog met ENG en 1672-1713: 3 langdurige oorlogen met FA. Mede door deze oorlogen kwam een einde aan de Gouden Eeuw.

Hoofdstuk 2 Duitsland (1871-1945)

§2.1 Het Duitse keizerrijk (1871-1919)

Inleidende vraag: wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten?

Inleiding: vanaf 1871 was het Duitse keizerrijk de sterkste mogendheid op het Europese continent. Bismarck voerde een voorzichtig buitenlands beleid en na zijn ontslag in 1890 door Wilhelm II werd DU agressiever-->het leidde uiteindelijk tot de WO I.

Het ontstaan van het keizerrijk:

  • Vanaf de tijd van Lodewijk XIV was FA lange tijd de machtigste mogendheid in EU, maar in de 19e eeuw werd deze ingehaald door Pruisen. 1814/15: Congres van Wenen, kreeg DU grote gebieden bij West-DU. FA als economisch beter ontwikkeld en had meer inwoners, maar Pruisen haalde deze ook in toen de bevolking in FA langzaam groeide.
  • De industrialisatie was in DU in volle gang, terwijl het in FA erg traag was. Daarnaast wilde de Pruisische bevolking dat de tientallen kleine staatjes 1 grote staat zou worden. Bismarck maakte van dit nationalisme gebruik en wakkerde in 1870 de oorlog met FA uit. FA werd verslagen, terwijl Parijs omsingeld werd, liet  Bismarck de Duitse vorsten naar Versailles komen en in 1871 werd daar het Duitse keizerrijk uitgeroepen en werd Wilhelm I koning.

Duitsland onder Bismarck:

  • 1870/71: Frans-Duitse oorlog. Er kwam een einde aan de Franse dominantie. Du was politiek, militair en economisch het sterkst, maar werd omsingeld door FA, Oostenrijk-Hongarije en Rusland. 1871-1890: Bismarck was al tevreden met de grenzen en wist dat de mogendheden bij elkaar sterker zouden zijn dan DU. Hij hield RU en O-H te vriend, omdat hij vreesde dat FA met hen zou samenspannen om wraak te nemen → vormde met beiden allianties.  Bismarck was de eerlijke makelaar bij conflicten tussen Europese conflicten vb:  1884-1885: Conferentie van Berlijn → Afrika verdelen onder Europese landen . DU nationalisten wouden kolonies, dus gaf Bismarck in 1884 akkoord. Grote gebieden: oost-,west-,zuidwest-Afrika.

Duitsland onder Wilhelm I:

  • 1888: overlijd Wilhelm I→ zoon overleed kort daarop→ kleinzoon op de troon: keizer Wilhelm II→ hij droomde ervan dat DU meer macht en aanzien zou krijgen en ontsloeg Bismarck in 1890. Daarna voerde hij de Weltpolitik in, die was gericht was op de vestiging van een wereldimperium met overzeese kolonies → sterke oorlogsvloot om zich te verdedigen en de Britten uit te dagen.  1898: Rijksdag nam de 1e Vlootwet aan → vloot uitgebreid met moderne, grote en zwaarbewapende slagschepen → het schoot echter niks op, want ENG voelde zich bedreigd  en ging ook innoveren→ 1914: Britten wonnen wapenwedloop.  Weltpolitik had geen zin→  richten op EU. Extreme nationalisten: Drang nach dem Osten om zo voor het Duitse volk lebensraum te verwerven.  DU werd steeds meer militaristischer → jongens v.a. 18 jaar moesten naar kazernes voor training. Daarnaast groeide de economie sterk → zorgen RU, FA en ENG namen toe → bondgenootschap → DU voelt zich bedreigd→ samen met O-H nauw verbonden. DU vooral bang voor RU. 1912: onvermijdelijke oorlog.

De Eerste Wereldoorlog:

  • 1914: WO I. DU had al een geheim oorlogsplan liggen van Von Schlieffen.  DU rukte snel op  en na 5 weken wisten ze Parijs het offensief te brengen. FA en ENG hadden echter een tegenaanval ingezet→ Slag bij Marne. Gevochten met moderne en geïndustrialiseerde wapens→ veel gewonden en doden waaronder burgers. DU offensief gestopt→ begin 4-jarige loopgravenoorlog. Schlieffenplan mislukte doordat RU sneller mobiliseerde dan verwacht→ meer DU naar oosten→ leidde tot tweefrontenoorlog.
  • Totale oorlog: ook burgers werden getroffen, want ze waren thuisfront die wapens moesten verzorgen. Ook te weinig arbeiders op landbouw→ voedseltekorten, Britse vloot blokkeerde havens→ onvrede volk. 1918: onvermijdelijke duitse nederlaag→ duitse bevolking eisten vrede ondanks verzet van de leiding. 9 november: sociaaldemocraten riepen in Berlijn de republiek uit, keizer vluchtte dag daarna en op 11 november: wapenstilstand.

§2.2 De Republiek van Weimar (1919-1933)

Inleidende vraag: welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar.

Inleiding: DU werd in 1919 parlementaire democratie. Veel verzet, maar werd in 1924 beter. Door wereldcrisis namen problemen in 1929 weer toe en in 1933 kwam Hitler aan de macht.

Wankele democratie:

  • Na WO I was Du een parlementaire democratie . Er heerste onrust → Rijksdag bij elkaar in Weimar→ DU werd daarom in 1919-1933 de Republiek van Weimar genoemd.  1e verkiezingen kregen de democraten de meeste stemmen, toch was de basis van de democratie wankel. Groepen die tegen waren hadden veel invloed. Keizer was weg, maar conservatieve elite was er nog, die hadden zich niet verzoend met de democr. Tegelijkertijd werd de democr. door communistische en extreemrechtse groepen bestreden dmv straatgeweld en opstanden en staatsgrepen.

Straatgeweld:

  • 4 januari 1919: communistische Spartakus-opstand in Berlijn. Naam verleend aan slaaf die in opstand kwam met Romeinse rijk→ chaos, kapitalisme werd afgeschaft en macht in hadden van arbeiders en soldaten. De moorden van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht leidden tot straatgevechten en moordpartijen.

Het Verdrag van Versailles:

  • 1919: enorme klap voor democr. door Verdrag van Versailles. Verloor 10% van grondgebied en alle kolonies. Mocht geen groot sterk leger hebben en werd schuldige van de oorlog→ schande voor DU. Toch tekende de regering de vrede, omdat Du anders werd bezet. Conservatieven en rechtsextremisten vonden dit een dolkstoot en vonden ze landverraders. Volgens hen was de oorlog namelijk nog niet verloren. 1920: democraten verloren meerderheid door dolkstootlegende→ voortaan twee kampen: voor en tegen de democratie. Er konden nauwelijks meerderheidscoalities worden gevormd, waardoor regering niet krachtig was en dus hopeloos waren tegenover politieke en economische problemen.

Crisis en herstel:

  • 1923: herstelbetalingen leiden tot politieke en economische crisis. FA en België trokken naar het Roergebied, omdat DU niet snel genoeg terugbetaalde. Kolen, ijzer, machines werden weggehaald. DU liet mensen staken en betaalde deze stakers door meer geld bij te drukkenàgeld werd waardeloos door inflatie. De regering staakte het verzet tegen de geallieerden wat woede bij extreemrechtste partijen opriep, zoals de NSDAP van Hitler. 8 november: Bierkellerputsch – Hitler bestormde met de SA een grote bierkelder in München om te verklaren dat hij de macht zou grijpen. Hitler kwam er met een lichte straf vanaf en in de gevangenis schreef hij Mein Kampf. Hitler wilde op een legale manier de macht te pakken krijgen. DU werd op de been geholpen door Amerika met het Dawesplan, waarin Amerika DU geld zou lenen. FA en ENG kon zo het geld terugbetalen wat zee verschuldigd waren aan US. 1924: opbloeiing DU eco en redelijk stabiele regeringenàwilde met vreedzame politiek weer aanzien krijgen in EU.

De opkomst van Hitler:

  • 1929: instorting Duitse economie door beurskrach in US. 1932: bijna helft van Duitsers werkloos. Economische crisis leidde tot politieke chaosà geen overeenkomst over beleid, conservatieven wilden van democratie af. Conservatieve president Hindenburg drukte besluiten door zonder goedkeuring van Rijksdag door zijn recht om minderheidskabinetten te benoemen. Communistische partij KPD won verkiezingen en Hitler profiteerde van chaosàHitler kon ellende verlossen: einde verdrag v. versailles, einde aan crisis, DU weer op wereldtoneel, eind chaos Weimar-Republiek. Naast zijn spreektalenten, werd hij gesteund door propaganda en moderne campagnetechnieken. Daarnaast domineerde NSDAP paramilirair machtsvertoon, met name de SAà NSDAP werd massapartij. 30 januari 1933: Hinderburg benoemde Hitler tot rijkskanselierà begin totalitair regime.

De Rijksdagsbrand:

  • 5 maart 1933: Rijksdagbrand, door communist van der Lubbeà Hitler trok alle macht naar zich toe, want hij geloofde dat het een sein was voor een communistische revolutie à noodverordening: grondrechten opgeschortà communisten en sociaaldemocraten opgepakt en hun kranten verboden. Hitler schafte de Weimar-grondwet af. 23 maart: machtigingswet goedgekeurd. Communisten waren toen al opgepakt, opgesloten of gevlucht, sociaaldemocraten stemden echter tegen.

§2.2 Nazi-Duitsland (1933-1945)

Inleidende vraag: welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor DU en EU?

Inleiding: Hitler aan de machtàterrreur, propaganda, nazificatie. Werkloosheid verdween door bewapening. 1939: Hitler ontketende WO II. Na inval SU bevel tot uitroeiing joden.

Terreur:

  • Nazi’s begonnen aan totalitaire staat na de machtsovername van Hitler. Bij deze nazifficatie werden terreur, censuur en propaganda gebruikt. Na Rijksdagbrand werden communisten en andere politieke tegenstanders opgepakt en afgevoerd naar gevangenissen waar ze werden mishandeld door de SA. In maart 1933 werd het 1e grote concentratiekamp in München in gebruik genomenà dwangarbeid en vermoordà kamp o.l.v. SS met als leider Heinrich Himmlerà tegenstanders bang maken. 1933: ook gestapo opgericht die tegenstanders opspoorde.

Propaganda:

  • 1933: Hitler liet een ministerie van Propaganda oprichten. O.l.v. Goebbels hoorden de 1e openbare boekverbrandingen waarin alle schadelijke en joodse boeken werden verbrand. September 1933: Rijkscultuurkamer,kunstenaars en artiesten mochten alleen werken als ze hiervan lid waren. Ze kregen richtlijnen en werden uitgesloten als ze zich hier niet aan hieldenà vele schrijvers en kunstenaars verlieten het land. Vanaf 1935 werkten alleen in de Duitse media en cultuur alleen nog nazi’s en meelopers. Het propagandaministerie verzorgde radio-uitzendingen en Goebbels hield toezicht op bioscoopjournalen. Censuur schrapte dingen af etc. goedkope radio: optimale propaganda, want geen buitenlandse zenders en boodschap dat gewone man het goed had in DU. Ook was vanaf 1945 de auto betaalbaar voor de gewone man wat Hitler erg populair maakte. Ook dankte Hitler zijn populariteit aan successen, in 1933 herstelde de economie en was er een welvaartsgroei en rekende Hitler af met het verdrag van Versailles.

Rassenwetten:

  • Concentratiekampen werden in 1935 steeds voller doordat nazi mensen oppakten die volgens hen niet pasten in de Volksgemeinschaft. Zoals Jehova’s getuigen, homoseksuelen, Sinti en Roma en joden. Tot 1941 was leven van joden zuur mkn zoals rijbewijs inleveren, verbod in zwembaden, bioscopen, parken, cafés en andere openbare gelegenheden . in 1935 de eerste Neurenberger wetten: verbod huwelijk joden en Germanen en seks strafbaar. Daarnaast bepaalde deze wetten wie joods was en wie niet.

Naar een nieuwe oorlog:

  • 1933: economie vooral herstelt doordat Hitler zich voorbereidde op een nieuwe oorlog. Werk door wapenindustrie en dienstplichtàHitler wilde DU een wereldmacht mkn met absolute heerschappij op Europees continent. Volgens Hitler had het Arische ras lebensraum nodig en dus kolonies. Slavische volk moest bv Germaanse herrenvolk dienen. Buitenlandse politiek: gericht op annexatie van duitstalige gebieden. 1938: Anschluss van Oostenrijk. Mocht niet volgens Verdrag van Versailles, maar niemand hield het tegen. Britten hoopten oorlog te voorkomen en Hitler tevreden te stellen. Hoogtepunt appeasementpolitiek in 1938: conferentie van München. Tsjecho-Slowakije mocht Hitler ook hebben, omdat Hitler dreigde een invasie te doen als hij de Duitstaligen  niet mocht beschermen. Hitler bleef daar niet bij en stelde hoge eisenà oorlog onvermijdelijk. Göring, leider van de luchtmacht, dacht dat DU nog niet klaar was voor de oorlog en regelde Mussolini en Daladier voor een vredesconferentie in München. DU mocht Sudetenland hebben en tekende daar dat ze nooit oorlog met GB zouden voeren.

De Tweede Wereldoorlog:

  • Toch een oorlog. Hitler begon Polen te bedreigen en dacht dat GB en FA dat hem toelieten. 1 september 1939: inval Polen, 3 september: oorlogsverklaring. Hitler voorkwam een tweefrontenoorlog door een niet-aanvalsverdrag met Stalin te sluiten en verdeelden ze daarin Polen. GB en FA vielen niet aan en Polen werd verslagen. In 1940 volgde Denemarken, Noorwegen, NL, België en FAà bijna heel EU tot grens SUà FA en GB geen vrede sluiten o.l.v. Churchill oorlog door. DU toch in tweefrontenoorlog. 22 juni 1941: Hitler viel SU binnen, kon echter niet verslaan. 1943: ommekeer oorlogà slag om Stalingrad verloren. Juni 1944: geallieerden landen in Normandië. Hitler wilde niet dat het eindige in nederlaag zoals 1918 en beval door te vechten. 8 mei 1945: einde oorlog. Hitler zelfmoord, DU totale nederlaag en bezet door geallieerden.

Onder Duitse heerschappij:

  • Alle verslagen landen onder naziregime. Maar weinig troepen nodig, want samenwerking met bezetters en plaatselijke autoriteiten. Polen: dwangarbeid en hongerrantsoen. Joden opgesloten in ghetto’s, overbevolkte stadswijken, stierven dus massaal. Inval SUà grootschalige vernietigingà alle communisten en joden vernietigenàin heel EU. 1941: vernietingingskampen in Polen. Conferentie van Wannsee: SS op hoogte brengen van besluiten. 11 miljoen joden in EU, tempo uitroeiing besproken, 2 maanden later 1e joden naar Auschwitz. Mei 1945: 6 miljoen joden vermoord of omgekomen.

De Koude Oorlog (1945-1991)

§3.1 Blokvorming in Europa (1945-1955)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor raakte Europa na 1945 verdeeld in twee ideologische blokken en waardoor groeide de spanning tussen deze blokken?

Inleiding: totalitarisme van SU stond recht tegenover democratie en kapitalisme van US. Na WO II namen de spanning toe en ontstonden na 1945 2 ideologische blokken.

Oude tegenstellingen:

  • De Koude Oorlog komt na WO II, maar de tegenstelling tussen SU en US is al ouders, terug in 1917 toen de US meeging doen en in Rusland de communisten de macht grepen. De communisten streefden naar een klasseloze samenleving zonder kapitalisme. Na de revolutie werden de bezittingen van adel en burgerij afgepakt en streefden ze naar een wereldrevolutie. De SU bleef echter als enige communistisch en Stalin richtte zich vooral op eigen staatà totalitaire dictatuur. Dit stond lijnrecht tegenover het Amerikaanse systeem van democratie, kapitalisme en individuele vrijheid. De deelname van de US aan WO I was om de gericht tegen DU en na de comm. Oktoberrevolutie ook tegen commun.

1918: Wilson stuurde 8000 militairen om de anticommunistische Russen te helpen in hun burgeroorlog tegen de communisten. Omdat de SU en het westen elkaar niet vertrouwde, ging Stalin in op het geheime verdrag met DU in 1939.

Potsdam:

  • In WO II gingen US en SU pas meevechten in 1941 toen ze waren aangevallen. Ze werden bondgenoten tegen de asmogendheden. Roosevelt wilde dit ook na de oorlog voortzetten en hij haalde Stalin in te stemmen met een nieuwe wereldorganisatie: de VN. Er werd afgesproken dat alle mogendheden die door het Rode leger waren bevrijd onder de invloed van SU vielen. Na de dood van Roosevelt, werd hij opgevolgd door Truman en daar liepen de spanningen op. Truman vertrouwde Stalin niet en Stalin dacht dat Truman een einde wilde maken aan het communisme. Juli 1945: Potsdam- nieuwe afspraken over vredesregeling en machtsverhouding in EU. Kwam niet, US had tijdens oorlog in het geheim een superwapen gemaakt: de atoombom. Tijdens de conferentie van Potsdam lieten ze de 1e bom ontploffen in woestijn van New Mexico. Truman vertelde Stalin hierover en hij meende dat hij hem hiermee wilde intimiderenàmeer wantrouwen.

De bom op Hiroshima:

  • De wereldoorlog in Azië, Japan bood flink weerstand en de US was bang meer manschappen te verliezen. Truman besloot Japan te overgave te dwingen door een atoombom te gooien. 6 augustus 1945: atoombom Hiroshima. 9 aug: Nagasaki à verschrikkelijke verwoestingenàcapitulatie Japan. Het Rode Leger veroverde Japanse kolonies, Truman zag dit als bewijs dat Stalin communisme wilde verbreiden.

Trumandoctrine en Marshallhulp:

  • Wederzijdse vijandbeeld van US en SU werd verbreed doordat ze beiden de greep op hun invloedssferen vergrootten. Landen onder invloed van Stalin werden volksdemocratieën genoemd, maar waren in feite ook totalitaire staten. Truman vreesde dat hij verder uit zou breiden naar Europa en hij vond dat hij de vrije volken moest beschermen tegen de communistische dreiging. Deze trumandoctrine leidde tot de containmentpolitiek, belangrijk hiervoor was economische hulp omdat er armoede was. Men dacht daarom dat ze het beter zouden krijgen met het communismeàUS vond dit een groot gevaaràjuni 1947: Marshallhulp, EU kreeg enorme hoeveelheden geld en goederen in ruil voor samenwerking met VS en onder Amerikaans toezicht. Deze hulp werd ook aangeboden aan Stalin, die weigerde het echter en verbood andere oost-EU landen deze hulp te accepteren. In West-EU werd de Marshallhulp een succesà Europese eenwording op gangà versterkte echter ook blokvorming, scheidslijn dwars door DU. 1948: Stalin’s poging om West-Berlijn in handen te nemen doorr blokkade. 1949: blokkade opgeheven. Na 2 weken werd West-DU: de Bondsrepubliek en in Oost-DU kwam de DDR. West-EU landen sloten militair bondgenootschap: NAVO. SU richtte in 1955 de tegenhanger: het Warschaupact.

McCarthy:

  • Eind 1949: koude oorlog nog grimmiger toen SU een atoombom testte en in China de communstisten aan de macht kwamen. Het leidde tot een wapenwedloop. McCarthy maakte van de angst gebruik om de Democratische regering aan te vallen. 1950: toespraak, er werkten 100en communisten en de minister wist dat maar deed niks. McCarthy zei dat Amerika China had verkochtà na redevoering veel aandacht in media à herhaling beschuldigingen + nieuwe mensen beschuldigen. In feite verzinsels, maar geloofwaardigà heksenjacht verdachte Amerikanen.

§3.2 Blokvorming in Azië (1949-1975)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor raakte Azië betrokken bij de Koude Oorlog en groeide de spanning tussen beide blokken in Azië en Afrika?

Inleiding: Koude Oorlog werd snel wereldwijd conflict. China werd 2e communistische grootmacht. Azië en Afrika was nauw verband tussen dekolonisatie en blokvorming.

De Chinese revolutie:

  • Koude Oorlog ging tot 1949 vooral over EU. Toch waren communisten ook in Azië actief en hebben ze grotere delen van China veroverd in een burgeroorlog. Chinezen deden dit zelf en kregen alleen wapens van Stalin. 1 okt 1949: Mao riep Volksrepubliek China uit. VS maakte zich eerst niet zo druk over China omdat ze beweerden dat China met de SU zou strijden over de vraag wie de leiding had in de comm wereld, deze houding veranderde echter na het verlies van China en vreesden voor een groot comm blok in Aziëà Truman: containmentpolitiek ook in Azië toepassen.

Korea:

  • 25 juni 1950: Koude Oorlog leidde tot een echte oorlog in Korea. Noorden in 1945 door SU bezet. Grootmachten vonden Korea echter niet zo belangrijk en gaf de macht deels aan de regering. Kim Il-Sung vroeg toestemming aan Stalin om heel Korea te bevrijden. Weigerde, maar stemde toe na Mao’s overwinning in China. Hij dacht dat de VS niks ging doen tegen een verovering van Zuid-Korea. VS vond dit onderdeel van een comm plan om de wereldheerschappij te veroveren en haalden de VN over om een groot leger onder hun leiding naar Korea te sturen. Terwijl de leden van de VN legers leverden, stond China aan de kant van de SU waarbij de SU de wapens leverde. 1953: wapenstilstand en korea verdeeld= geen vrede.
  • Na WO II verloren EU landen snel hun kolonies in Azië. Oorzaken: VS en SU steunden dekolonisatie (ideologisch gezien en politiek= invloed krijgen in nieuwe staten)

Vietnam verdeeld:

  • Dekolonisatie raakte verbonden met K.O. in Vietnam. In 1945 riepen de comm er de onafhankelijkheid uit. FA legde er zich niet neer en brak de koloniale oorlog uit. Na Chinese revolutie gingen grootmachten zich hiermee bemoeien. Vietnamese comm kregen steun van SU en China doordat er wapens en economische steun werd geleverd. VS steunde FA, maar die kregen het niet onder controle. Eind 1953 wilde FA wegà conferentie van Genève: oplossing zoeken. Maar voor conferentie barstte enorme veldslag los bij Dien Bien Phuà 6 mei 1954: comm kregen het in handen. Vrees dat heel Vietnam onder handen van commàTruman’s opvolger Eisenhower: dominotheorieà VS dwong bij Genève af dat Vietnam werd verdeeld in comm (noord) en anticomm (zuid).

De Amerikaanse nederlaag:

  • 1960: in Zuid-Vietnam begon een guerillaoorlog geleid door de comm., de Vietcong. N-Vietnam kreeg wapens en economische hulp van China en de SU. Eisenhower’s opvolger Kennedy hield vast aan de dominotheorieàstuurde militairen om de opstand te onderdrukken. Johnson (opvolger K.) voerde nog meer geweld op. Aanleiding die hij gaf was een incident in de Golf van Tonkin. 1964: N-Vietnamese schepen hadden schepen van VS beschadigd. Stelde weinig voor, maar Johnson zei dat het een bewijs was van systematische agressie. Congres nam Tonkin-resolutie aanàtoestemming om in Zuidoost-Azië zonder oorlogsverklaring onbeperkt geweld te gebruiken.Johnson liet conflict escaleren en stuurde meer troepen. 1968: oorlog voorkomen met China, dus afgezien van invasie N-V. Vietcong werd sterker, op tv waren oorlogsbeelden te zien dus kreeg Johnson kritiek. Studenten demonstreerde tegen de Vietnamoorlog.  Nixon (opvolger J) zocht een uitweg en liet Kissinger met N-V onderhandelen. Comm grootmachten stonden in tussen tegen elkaar. Nixon probeerde met beide goede relaties aan te knopen. Hoogtepunt driehoekdiplomatiek: Nixon’s bezoek aan China in 1972 in de hoop N-Vietnam te onderdrukken om vrede te sluitenà gebeurde. Z-V bleef bestaan en VS vertrok, Z-V verloren. 1975: N-V viel Z-V aan en veroverde het binnen enkele weken.

Burgeroorlog in Angola:

  • Dekolonisatie in Afrika was tussen 1956 en 1975. Ook hier probeerden de VS en de SU hun invloeden uit te oefenen en dit vond plaats in Angola. Portugal hield vast aan Angola ondanks dat andere landen hun kolonies opgaven. 1961: 2 nieuwe onafhankelijksbewegingen: MPLA, FNLA, een guerillaoorlog onder de portugezen. Comm MPLA kreeg wapens en geld van SU en anticomm FNLA van de VS. FNLAà 1966: UNITA. 1975: Angola alsnog afhankelijk, terwijl portugezen vertrokken, brak er een burgeroorlog los. SUbondgenoot Cuba en Zuid-Afrika vochten mee. MPLA riep met behulp van dezen de Volksrepubliek Angola uit in de hoofdstadàburgeroorlog duurde jaren. Na afloop K.O. leidde in 1988 vredesbesprekingen. MPLA aan de macht, maar nam afscheid van comm. en ging akkoord met democratie. In praktijk kwam dat niet. burgeroorlog 2002 voorbij.

§3.3 Confrontatie en co-existentie (1955-1963)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor liep de Koude Oorlog op kritieke momenten niet uit op een directe militaire confrontatie tussen beide grootmachten?

Inleiding: spanningen in Koude Oorlog liepen enkele keren flink op, bv Hongaarse Opstand (1956), bouw Berlijnse Muur (1961) en Cubacrisis (1962), toch bleef directe confrontatie uit.

NAVO en Warschaupact:

  • Bondrepubliek Duitsland werd geen lid van de NAVO in 1949. De andere landen wilde de herbewapening van DU nog niet accepteren. 1955: wel zover en sloot DU zich aan bij de NAVO. SU richtte comm bondgenootschap: Warschaupact, DDR werd lid.

De Hongaarse Opstand:

  • Na Stalins dood in 1953 kwam in de SU een eind aan de ergste onderdrukking. De nieuwe leider Chroetsjov, rekende in 1956 in een toespraak af met zijn voorganger, hij wilde niet af van comm dictatuur, maar zijn redevoering gaf hoop op meer vrijheid. In de Hongaarse opstand op 23 okt 1956 durfden studenten te demonstreren voor democratieà studenten gingen massaal de straat opà Nagy beloofde einde te maken aan het machtsmonopolie van comm partij en vertrek van sovjettroepen. Hongarije zou voortaan neutraal zijn en uit Warschaupact stappenà Chroetsjov niet eens, stuurde Rode Leger op af. Nagy riep via radio uit tot verzet à hevige straatgevechtenà opstand in bloed gesmoord. Onderdrukking van de opstand leidde in het westen tot veel verontwaardiging (door radiouitzendingen)à anticomm gevoelens liepen opà nozems verzamelde zich bij Felix Meritisàgebouw bestormd en aangevallen.

Vreedzame co-existentie:

  • Hongaarse opstandelingen hadden gehoopt op westerse hulp, want VS had verzet in oost-EU aangemoedigd. Ze wisten echter niet dat de VS had besloten om geen militaire interventie in te zetten voor de bevrijding van oost-EU omdat risico op WO III te groot was. SU wilde ook vrede bewaren en streefde ze naar vreedzame co-existentie.

De Berlijnse Muur:

  • Ondanks de verbeterde situatie tussen oost en west brak er in 1961 een 2e crisis uit rond Berlijn. Berlijn was nog het enige gat tussen het ijzeren gordijn en oost duitsers konden dus zonder problemen passerenà uittocht zo groot dat het voortbestaan van de DDR bedreigde. Juni 1961: eiste gesprek met Kennedy om VS troepen voor eind van het jaar Berlijn te laten vertrekkenà niet nodig, want DDR-leider kreeg toestemming om het grens hermetisch af te sluitenà 13 augustus begon DDR hiermee. Kennedy was opgelucht, want een muur was beter dan oorlog of opgeven van West-Berlijnà teleurstellingàKennedy verzekerde W-B niet op te geven. Juni 1963: reis daarheen en vlak bij muur toespraak.

De Cubacrisis:

  • Cubacrisis: gevaarlijkste confrontatie van de Koude oorlog. In 1959 hadden rebellen op Cuba de regering verjaagd. Leider Fidel Castro veestigde een comm eenpartijstaat. Voor VS onacceptabel (voor kust van VS en 1e comm staat in westen). 1961: Kennedy liet invasie uitvoeren door anticomm Cubanen die waren opgeleid door CIAàmislukt. Chroetsjov besloot Castro te beschermen, omdat VS kernraketten in Turkije hadden. 1962: ontdekking atoomwapens op Cuba. Chroetsjov schreef Kennedy alleen raketten weg te halen als hij Castro met rust liet en raketten uit turkije weg te halen. 1e wel 2e niet. Chroetsjov gaf toe en hierbij was het afgelopen.

§3.4 Ontspanning (1963-1991)De verlichting

Leidende vraag: Waardoor namen de spanningen tussen Oost en West af?

Inleiding: Na Cubacrisis was ontspanning op gang. Na 1975 nam weer toe. 1989: val Berlijnse Muur. 1991: einde SU.

Wapenbeperking:

  • Na de Cubacrisis werd de relatie tussen de VS en de SU beter. Ze beseften dat ze dichtbij een nucleaire holocaust waren geweest en dat ze moesten samenwerken om dat te voorkomenàkwam dus periode van ontspanning. Belangrijk hiervoor was communicatie. Er kwam een hotline waarbij leider elkaar rechtstreeks konden spreken. De detende leidde tot onderhandelingen over de atoomwapens, want sinds Hiroshima waren de kernwapers krachtiger geworden. Vanaf 1969 onderhandelden grootmachten over wapenbeheersingà SALT I-verdrag: niet verder bouwen aan luchtverdedigingssystemen met raketten die kernraketten uit de lucht konden schieten. 1972: ondertekend door Nixon en Breznjevàuitstekende sfeer.

De Praagse Lente:

  • Tijdens de detende bemoeiden de grootmachten zich niet met elkaars invloedssferen. Dat betekende niet dat ze de controle over hun eigen invloedssferen loslieten. 1968: troepen Warschaupact vielen Tsjecho-Slowakije binnen. Januari 1968: nieuwe generatie comm aan de macht o.l.v. Alexanderr Dubcek. Presenteerde plan: democratisch commà Praagse Lente, een korte periode van hervormingen en optimisme. Vooral studenten en intellectuelen enthousiast. Andere oostbloklanden bang dat dit zou overslaan naar hun land en vroegen SU om militair ingrijpen. Breznjev was eens en kwam met breznjevdoctrine, die inhield dat de SU moest ingrijpen als een comm land dreigde af te glijden naar het kapitalisme. 21 augustus kwam troepenmacht naar T-Sàvreedzaam verzetà totalitaire comm partijdictatuur werd volledig hersteld.

Een nieuwe wapenwedloop:

  • Na 1975 nam de spanning in de Koude Oorlog weer toe. de kernwapenwedloop werd hervat. Middellange afstandsrakettenàraakt VS niet, maar EU wel. NAVO besloot dus hetzelfde te doen in west-EU. EU bang dat ze nucleair slagveld zouden worden. Door sociaal-culturele veranderingen sinds de jaren 60 was het wantrouwen tegen de regeerrders toegenomen en was de protestgeneratie gewend te demonsteren. Reagon noemde de SU het kwaad en kwam mett een strategische defensie initiatief (SDI) om kernraketten uit de lucht te schieten.

Gorbatsjov (1985 aan de macht):

  • SDI-project leidde tot onrust onder Sovjetleiders. Gorbatsjov meende dat SU achter zou lopen en de wapenwedloop niet aankonàeconomisch achteropàwilde kosten bewapening verminderen, dus bereid met Reagan te pratenà1987: sensationeel verdrag. Middellange kernraketten vernietigen. Gor. geloofde dat comm alleen kon overleven door belangrijke hervormingen: glasnost (openheid) en perestrojka (verbouwing)à spraakvrijheid en particulier initiatiefàin feite ondergang comm.

Het einde van het Oostblok:

  • 1988: Gor liet Breznjevdoctrine losà 1989: comm ging in het ene land na het andere ten onder. 9 november: iedereen mag grens naar west-du overstekenàsloop Muur. 1991: SU viel uiteen.Gorbatsjov door rivaal Boris Jeltsin afgezet en verbood comm partij,hief SU op

Europese samenwerking:

  • Einde Koude oorlog leidde tot nieuwe kansen voor Europese samenwerkingàbesluit nauwer samen te werkenàvoorkomen dat DU opnieuw macht grijptà verdrag van Maastricht waarmee de Europese Unie werd opgericht. Afspraken euromunt en samenwerking andere gebieden. Vanaf 2004 ook oost-eu landen.

Verlichting en revoluties (1650-1848)

§4.1 De Verlichting (1650-1789)De verlichting

Leidende vraag: Welke ideeën ontstonden tijdens de verlichting over de ideale samenleving?

Inleiding: onder invloed van verlichting in 17e eeuw kwamen oude discussies aan het licht. Gezocht naar middenweg tussen tradities en rede. Radicale verlichters: democratie, vrijheid, gelijkheid waren universele waarden.  

Kant en de verlichting:

  • In 1780 schilderde een Luikse schilder Léonard Defrance Het schild van Minerva die een boodschap overbracht: kennis leidt tot verdraagzaamheid en gelijkheid. Immanuel Kant (1724-1804): de bevrijding van de mens uit de onmondigheid waaraan hijzelf schuldig is. onmondigheid is het vermogen je verstand zonder leiding van anderen te gebruiken. Is motto van de verlichting.

Nieuwe ideeën:

  • In 1780 was de verlichting al meer dan een eeuw aan de gang. Vanaf 1650 was denken niet meer ondergeschikt aan het geloof, maar werden oude inzichten ter discussie gesteld. Twee filosofische stromingen, empirisme en rationalisme, streden dat traditie en geloof moesten plaatsmaken voor waarneming en rede. Empirisme: kennis uit ervaring en waarneming. Rationalisme: menselijk denkvermogen is bron van kennis. Men wilde door de verlichting nadenken over de mens en maatschappij. Verlichters verwierpen standenmaatschappij en absolutisme. In dezelfde tijd echter werd de macht van vorsten nop politiek, economisch, militair en gd terrein verder uitgebreid en gecentraliseerd. Droit divin: macht van God gekregen (Lodewijk XIV)àgeen verantwoording afleggen.

Het sociaal contract:

  • Verlichte denkers hadden andere ideeën over soevereiniteit en over de relatie tussen de vorst en onderdaan en tussen staat en burger. John Locke (1632-1704): alle mensen zijn vrij en gelijk geboren. Macht van de staat was sociaal contract. Als de regering niet goed zijn werk deed, mochten burgers een andere regering opstellen. Ook Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) vond dat de mensen een sociaal contract sloten waarbij ze vrijheid overdroegen aan de staatàovereenstemming, algemene wil.

Scheiding van kerk en staat:

  • Verlichte denkers discussieerden over het geloof en de rol van God. Onder invloed van de ontdekking van natuurwetten ontstond twijfel aan het geloof dat God de hogere macht was. Voltaire (1694-1778) meende dat natuurwetten bewezen dat God de wereld ingenieus had gemaakt, maar bemoeide hij zich er niet mee. Spinoza (1632-1677) vond dat God en de natuur hetzelfde waren, de mens moest dus niet gehoorzamen aan God, maar aan je eigen verstand. De verlichting begon aan het eind van tijd vol bloedige godsdienstoorlogen en religieuze onderdrukkingànadruk individuele vrijheid,tolerantie. Lock pleitte voor een scheiding van kerk en staat.

Gematigde en radicale verlichting:

  • Vertrouwen in rede leidde tot optimismeàverlichters hingen vooruitgangsgedachte aan à meer vrijheid en tolerantieàmeende dat gebruik rede maatschappij verbeterd. Tegenstellingen: gematigde verlichting (evenwicht tussen rede en traditie) en radicale verlichting (traditie verbreken en nieuwe maatschappij creëren). Voltair= gematigd, want het was gevaarlijk het volk het geloof te ontnemenàgeloof houdt gepeupel in toom. Volgens Kant kon puur rationalisme leiden tot waanideeën en tot immoreel gedragà  rede moest aangevuld worden met ervaring en morele traditie, hij stelde universele morele wet voor. Spinoza=radicaalàmeende dat alle mensen dezelfde rechten en behoeften hebben, dat kan niet in standenmaatschappijàwilde vervangen door democr.

Politiek cultuur:

  • Sommige EU heersers lieten zich door de verlichting beïnvloeden. Bv Pruisische koning Frederik II (1740-1786) en Jozef II (1780-1790) van Oostenrijk. Ze zagen zich als dienaren van het volk en vergrootten persvrijheid en werkten aan meer tolerantie en bestreden bijgeloof. Toch hielden ze vast aan absolute macht = verlicht absolutisme. In FA verboden de FA koningen honderden boeken om zo critici monddood te maken. Voltaire’s boeken verbrand en het boek van Rousseau verbodenàbeiden moesten vluchten. Censuur was niet effectiefà Voltaire en Rousseau’s boeken werden gedrukt in A’dam en naar FA gesmokkeld. Op den duur wonnen radicale verlichte ideeën terrein en was het de oorzaak van de democratische revoluties aan het eind van de 18e eeuw. De politieke cultuur veranderde door verlichte ideeën, politiek werd een dagelijks gesprek waardoor vorsten rekening moesten houden met de publieke opinie in alle lagen vd bevolking. Abbé Sieyès: januari 1789: Wat is de derde stand?-> alles. Hij was fel tegen de standenmaatschappij, hoewel hij priester wasàstanden afschaffen, moest een Nationale Vergadering.

§4.2 De Franse Revolutie (1789-1815)De verlichting

Leidende vraag: In welke mate is de Franse Revolutie verlicht te noemen?

Inleiding: na de oproep van de staten-generaal brak de F.R. uit. Deze bestond uit 2 revoluties, de 1e (1789-1792) waarin FA een constitutionele monarchie werd en de 2e (1792-1795) waarin FA een democratische republiek werd.  

De Staten-Generraal:

  • Onder Lodewijk XIV die regeerde vanaf 1774, kwam een crisis terecht. Ondanks pogingen om de verlichte kritiek te onderdrukken, nam dat en de onvrede meer toe. Rijke burgers wilden meer invloed en arme burgers wilde een beter bestaanàopstanden. Men leed onder het belastingsstelsel, waarbij adel en geestelijkheid niks betaalde. Voedsel was duur en de staat kreeg niet genoeg geldàstaatsschuldàoplopen ervan door oorlogen. In 1787 was meer dan de helft vd staatsuitgaven nodig om de rente op de schuld te betalenàoproep Staten-Generaalàin ruil voor concessies,verlaging schuld. 1e democr. revolutie (1789-92): FA werd constituele monarchie. 2e (1792-95): republiek.

Cahiers de doléances (klaagbrieven):

  • Verkiezingen vd S-G leidde tot felle discussies. De adel en geestelijkheid wilden dat alle standen evenveel vertegenwoordigers kregen, maar daartegen kwamen zulke heftige protesten dat de koning besloot de 3e stand evenveel zetels gaf als adel+geestelijkheid. Tijdens de kiesvergaderingen werden ook klaagbrieven opgesteld. Deze werden vooral door de bourgeoisie geschreven (alleen mannen v.a. 25 en die belasting betaalden mochten stemmen). Men wenste een nationaal parlement met wetgevende en controlerende bevoegdheden om de macht vd koning te beperken. Meer vrijheid van mening en gd. Velen wilden ook voorrechten van adel en geestelijkheid afschaffen.

De eerste revolutie (1789-1792):

  • 5 mei 1789: bijeenkomst van ruim 1000 leden bij S-G. koning wilde elke stand 1 stem geven, maar 3e stand wilde gemeenschappelijke vergadering waarbij iedereens stem even zwaar meetelde. Kreeg zin niet, stapte op en werd de Nationale Vergaderingàgaf zichzelf taak een grondwet op te stellen. Koning erkende NV niet, gaf toe toen tientallen edelen en geestelijken zich aansloten. In FA braken opstanden uit tegen de bevoorrechte standenàschok in NVàbedaren. 4 &5 aug: ophef privileges adel en geestelijkheid. Opbrengst van verkoop kerkelijke landerijen gebruikt voor aflossing staatsschuld. Voor arme burgers was alles minder gunstig, alleen rijke burgers profiteerdenàaanmerking overheidsfuncties. Rechten vd mens werden onschendbaar. Wet Le Chapelier: 1791, gunstig voor bourgeoisie. Toen timmerlieden staakten voor meer loon, stelde Jean le Chapelier voor om alle stakingen van gilden en vakbonden te verbiedenàaangenomen door NV.

De vlucht van de koning:

  • NV wilde dat FA een constituele monarchie werd, met Lodewijk XIV als koning. Hij voelde zich een gevangene bedreigd door het volk en besloot te vluchten. Vlak voor de grens werd hij herkend en gearresteerd en teruggevoerd naar Parijsàvertrouwen in hem verdweenàNV wilde toch constitutionele monarchie met koning als uitvoerende macht.

De tweede revolutie:

  • De wetgevende vergadering bestond voornamelijk uit burgers. Door kiesrecht waren arbeiders en boeren nauwelijks vertegenwoordigd. Er waren sinds 1789 politieke clubs gevormd met als grootste die van de Jacobijnen. Deze waren na de vlucht vd koning niet meer tevreden met een monarchie en stuurde een 2e revolutie aan. Hun invloed groeide door toenemende wantrouwen tegen de koning. Toen FA in 1792 met Pruisen in oorlog raakte, werd de positie van de koning onhoudbaar. 10 aug: 2e revolutie. Ophitsenà vijanden werden afgeslacht, Wetgevende Vergadering hief zichzelf op en liet een nieuw parlement met algemeen kiesrecht kiezen: Nationale Conventieà riep Republiek uit. Groep parlementsleden, Comité van Algemeen Welzijn vormde de regering. Iedereen was burger en de koning werd Lodewijk Capet. Zijn zoektocht naar buitenlandse hulp werd gevonden en hij werd berecht door de NCàschuldig aan hoogverraadàonthoofd.

De Girondijnen en Napoleon:

  • Revolutie werd steeds radicaler. Gematigde Jacobijnen= Girondijnen werden uit de Jacobijnenclub gezet. Jacobijnen olv van Robespierre, aanhanger van Rousseau. Rechtbanken kregen de opdracht alle vijanden ter dood te veroordelen. Robespierre executeerde ook radicalen die hij niet vertrouwdeàuiteindelijk zelf onthoofd. Girondijnen namen het na zijn dood overàeinde schrikbewind en in 1975 kwam grondwet die democratie beperkte. Parlement bestaan uit 2 kamers, gekozen via kiesstelsel met censuskiesrecht. Uitvoerende macht onder Directoire. Onrust en chaos duurden totdat Napoleon in 1799 de macht nam met een staatsgreep. 1804: keizer Napoleon. Hij liet wetboeken mkn zoals de Code Napoleon, gebaseerd op het idee dat alle Franse mannen als burgers gelijke rechten hadden, los van geboorte of gd. Regelde burgerlijke stand en huwelijk. Ook in veroverde gebieden werden Napoleontische wetboeken ingevoerd.

§4.3 Na Napoleon (1815-1848)De verlichting

Leidende vraag: welke invloed had de verlichting op de politieke cultuur na 1815?

Inleiding: congres van Wenen: Europese stabiele orde gevormdà verworvenheden de verlichting en de democratische revoluties teruggedraaidàverzet: nieuwe stromingen: liberalisme, socialisme en nationalisme.

Het Congres van Wenen:

  • Ludwig von Beethoven had Wellingtons Sieg gecomponeerd om Napoleons ondergang te vieren, het volk vond het geweldig. Hij trad op in het Congres van Wenen (1814-15), waar velen vertegenwoordigers bij aanwezig waren. Sinds 1792 hadden revolutionairer en Napoleontische oorlogen chaos en verwoesting gebrachtàmoest orde komen. Congres werd een succesàvreemdzame eeuw na 1815, stabiele orde gevormd door de situatie voor de F.R. en politieke gevolgen van verlichting ongedaan maken. FA kreeg Lodewijk XVI als koning, werd constituele monarchie met parlement en gdvrijheid en persvrijheid. Verder op het Congres van Wenen de stabiliteit gevormd door een machtsevenwicht te creëren. FA grenzen terug naar voor 1792.

Congres van Verona:

  • GB, Pruisen, Oostenrijk en Rusland spraken af samen te orde in EU te handhaven, desnoods met militair geweld. Vanaf 1818 deed FA ook mee met Concert van Europese mogendheden. 1822: Congres van Verona: onderwerp Spanjeàze hadden tijdens de opstand tegen de Franse bezetting in 1812 een grondwet ingesteld die voorzag in persvrijheid en afschaffing vd privileges van adel en geestelijkheid. Koning beloofde na terugkomst deze wetten te behouden, maar keerde terug naar absolutismeà Concert van EU was eens dat er ingegrepen moest worden. Tsaar bood 150000soldaten aan om de orde te bewaren. FA wilde dit niet en ging dit zelf aanpakken met diplomatieke steun van de overigen. GB werkte niet mee: ze hadden geen bezwaar tegen spaanse consti monarchie en zouden afhankelijkheid van midden- en zuid-amerika erkennen, omdat ze bang waren anders de handel met de VS te verliezen. 1823: Frans leger versloeg troepen van spaanse regering. Na de Franse invasie in Spanje publiceerde een Britse krant ‘het geheime Verdrag van Verona’ waarin stond dat FA, Rusland,Oostenrijk en Pruisen hadden afgesproken om in heel EU een eind te maken aan persvrijheid en de regering die steunden op een volksvertegenwoording. Was in feite een verzinsel, maar veel namen het over en het droeg bij aan het verzet tegen de restauratie.

Liberalen,socialisten en nationalisten:

  • In reactie op de restauratie ontstonden politieke stromingen die zich op verlichte idealen baseerden, zoals liberalisme en socialisme. Gingen uit van maakbaarheid vd samenleving. Liberalen: persvrijheid, vrijheid van gd en andere burgerlijke vrijheden, wilde volkssoevereiniteit maar beperken tot ontwikkelde burgers. Legden druk op vrijheid vh individu, die beschermd moest worden tegen regelzucht vd staat. Socialisten: nadruk op  gelijkheid, gelijke rechten voor iedereen en sociaaleconomische gelijkheid. Wilde een sterke staat, die bestaanszekerheid garandeerde. Volkssoevereiniteit: republiek met algemeen kiesrecht. Nationalisme: kwam door denken aan volkssoevereiniteit. Idee: volk was verbonden door taal, cultuur en verleden. Wilden: eenheid versterken, bv nationale taal bevorderen, historische gebeurtenissen verheerlijken. Streven: natiestaat.

De Belgische Opstand:

  • Machthebbers probeerden verlichte ideeën te onderdrukken, maar werd moeilijker. Burgers verenigden in clubs en genootschappen en lazen kranten. Nieuwe stromingen profiteerden van de veranderende politieke cultuur waarin publieke opinie belangrijker werdà revoluties braken uit die tegen restauratie waren. Juli 1830: revolutie in Parijsà opstand zuidelijk deel in NL, België. Oppositie ontstaan tegen Willem I. Ze vonden dat noordelijke NL teveel invloed hadden en eisten persvrijheid, machtsvermindering bij de koning en meer invloed voor parlement. Eind aug braken arbeidsonrusten uit in Brussel. Liberalen maakte gebruik van situatie en eisten concessies van Willem I. opstandelingen vormden regering en riepen onafhankelijke staat België uit. België koos Brits-Duitse prins Leopold als koning om GB voor zich te winnenàwerden erkend.

Het Frankfurter parlement:

  • 1848 brak opnieuw revolutie uit in Parijs. Koning sloeg op de vlucht en werd democratische republiek uitgeroepenà startsein volksopstanden in EUà in DU eisten libereralen en nationalisten een vorming van 1 Duitse staat met een grondwet, burgerlijke vrijheden en macht voor het parlement. DU vorsten deden concessies en op 1 mei 1848 werd in DU een grondwetgevend nationaal parlement gekozen dat in Frankfurt bijeenkwam. 28 maart 1849: Frankfurter parlement eens over nationale grondwet. Schrik voor opstanden al voorbij: liberalen door leger uit regering gezet en rest parlement met geweld verjaagd.

De socialistische revolutie:

  • Revoluties van 1830 en 1848 speelden zich af tegen een achtergrond van misère. In 1848 hadden honger, epidemieën en werkloosheid geleid tot radeloosheid onder armen. Deze arbeiders en werklozen werden door socialisten opgezweeptàbereikten echter weinig, liberalen profiteerden alleen. 1790: invoer rood-wit-blauwe vlag FA, 1815 afgeschaft, 1830 opnieuw ingesteld. Tekenend voor de onmacht van de socialisten was ook dat in het Frankfurter parlement dat niet met censuskiesrecht was gekozen, niet 1 socialist of arbeider zat. Liberalen deden liever zaken met machthebbers dan macht delen met socialisten. In 1848 kwam de Duitse socialist Karl Marx tot de conclusie dat de arbeiders hun lot in eigen hand moesten nemen. In het Communistisch Manifest stelde hij dat de industrialisatie had geleid tot nieuwe arbeidsverhoudingen waarbij arbeidersklasse (arbeidsproletariaat) en bezittende klasse (bourgeoisie) tegenover elkaar stonden. Marx verwachtte dat proletariaat met een revolutie de macht zou overnemen en de productiemiddelen in handen van de gemeenschap zou brengen. 

REACTIES

J.

J.

Zitten echt super veel fouten in.

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.