Centraal Eindexamen stof historische context

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 8189 woorden
  • 27 maart 2018
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
2 keer beoordeeld

De Verlichting (1650 – 1848)

Verlichting: 18e eeuw à tijd van pruiken en revoluties

à voortzetting van Renaissance en wetenschappelijke revolutie

Kernbegrippen:

  • Ratio (= rede, het verstand)
  • Vooruitgang optimisme = maakbaarheid van de samenleving, het leven met behulp van ratio.
  • De verlichting heeft invloed op de wetenschap, maar ook op de maatschappij en politiek:
    • Nadenken over de ideale samenleving
    • Samenleving op rationele wijze organiseren
    • Het kan leiden tot alleenheerschappij (geen vertrouwen ratio volk)
    • OF: Democratie wan top betrekking op gebied van godsdienst/meningen moet er vrijheid zijn:
      • Ruimte voor debat:
        • Strijd voor vrijheid
        • Gelijkheid

Paragraaf 1: Aanloop naar verlichting

  • 17e eeuw: wetenschappelijke revolutie:

à wetenschap laat zich niet meer leiden door de kerk maar door empirisme (op basis van zintuigen) observeren – experimenteren – redeneren – concluderen

à Zie blz. 146

Wetenschap krijgt tegen stand van de kerk: vervolging: Copernicus, Bruno en

Galilei. EN andere wetenschappers: Vesalius, Tulp, Newton en Van

Leeuwenhoek. à lid van de Royal Society die steeds meer steun kregen van

overheden die nut inzagen van wetenschap.

  • 18e eeuw: rationalisme

à samenleving met het verstand besturen.

    • Kennis van mensen toenemen waardoor problemen worden opgelost.

VERPLICHT VOORBEELD: Kant over definitie van verlichting en rationalisme

Zie blz. 148

Invloed van de verlichting:

  • Sociale verhoudingen

    • Kritiek op de standenmaatschappij en streven naar vrijheid en gelijkheid
  • Positie vrouwen
    • Verschillende opvattingen
    • Olympe de Gouges: voor vrouwenvechters tijdens de Franse Revolutie
    • Ratio: vrouwen zijn anders
  • Slavernij:
    • Verschillende opvattingen
    • Sommige voorstander (abolitionisme)
    • Afgeschaft in 19e eeuw
    • Sommige vonden dit te ver

VERPLICHT VOORBEELD: Voltaire over de vrijheid van denken en de rol van de staat

à vrijheid van denken: autoriteit maakt misbruik van macht. Hij kwam op voor vrijheid van denken en verdraagzaamheid

à Engelse regering gebruiken om kritiek op andere te geven

à Geen voorstander democratie

Verlichters en Godsdienst:

  • Religieus tolerantie
  • Scheiding van de kerk en staat

à ander manier van geloven: Atheïsme, agnosticisme, deïsme.

VERPLICHT VOORBEELD: Spinoza en de invloed van God op het dagelijks leven

à Spinoza ontkent bestaan van wonderen

  • Is bewijs van menselijk onwetenheid
  • Geen bewijs van God maar natuur

à Bijbelse profeten zijn gewone mensen met veel fantasie

Verlichters en politiek:

  • Volkssoevereiniteit: machthebbers ontlenen hun macht aan het volk en zijn verantwoording verschuldigd aan het volk.

à NIET perse democratie:

  • Locke: voorstander van de representatieve democratie
  • Montespieu: trias-politica: scheiding van de 3 staats-machten: rechtsprekend/wetgevend/uitvoerend
    • Twijfelgeval democratie – aristocratie
  • Rousseau: voor democratie maar pessimistisch over de haalbaarheid
  • Voltaire: tegen democratie à massa moet bestuurd worden d.m.v. verstand à volk = niet rationeel à dus verlicht absolutisme.

Het sociaal contract:

à contract tussen vorst/regering en volk

  • Afspraken over de inrichting van de samenleving
  • Voorkomt burgeroorlog

VERPLICHT VOORBEELD: Locke en Rousseau over het sociaal contract

  • Locke: wilt in elke staat een contract opstellen en daarin rechten vaststellen:

    • Iedereen is gelijk, geen dwang bij verschillende opvattingen
    • Macht uiteindelijk bij volk
    • Boek “Two treaties of Government”
  • Rousseau: iedereen gehoorzaamt het maatschappelijke wil à wat goed voor volk is, is goed voor iedereen: de algemene wil.
    • Boek “ contract social au principes du droit politiques”

Paragraaf 2: Het absolutisme (17e eeuw)

  • Absolute macht in de handen van de vorst.
  • Macht gekregen van God: droit divin
  • De vorst is geen verantwoording van het volk maar wel voor God verschuldigd

Frankrijk als voorbeeld voor Europa:

à Ancien Regime: oude regime (Lodewijk XIV (Zonnekoning) t/m Lodewijk XVI)

à Uitbreiding macht:

  • Politiek: centralisatie politiek

à Macht van de adel beperken met behulp van steden

    • Burgers kregen meer functies van de adel bekleed, waarbij opleiding belangrijker werd dan afkomst
  • Economie:
    • Centralisatie belasting
    • Mercantilisme: subsidie op de eigen handel en invoerrechten op de buitenlandse handel
  • Militair:
    • Vorst had monopolie op geweld
    • Lodewijk XIV had staand leger huursoldaten di altijd beschikbar waren. Hierdoor was hij niet meer afhankelijk van de adel.
  • Godsdiensten
    • Eenheid van Godsdienst

à Lodewijk XIV was katholiek

Fransen protestanten (hugenoten) werden vervolgd

à Karel V slaagde niet in om zijn hele rijk katholiek te houden à Zie H2 vrede van Augsburg

Uitzonderingen (geen absolutisme)

  • Engeland: beperkte macht koning vanaf de magna carta (1215)

    • Koning kan geen belasting heffen zonder toestemming van standen
    • Later: oprichting van parlement
      • Bill of Rights (1689)
        • Uitbreiding macht parlement
        • Beperking macht koning
  • Republiek
    • Plakkaat van verlatinghe (1581)
      • 1588: Onafhankelijk

Verlicht absolutisme (despotisme)

à wetenschap, verstand en absolutisme vallen samen:

  • Vorsten zijn autocraten
  • Staan wel bepaalde vrijheden toe
  • Houden rekening met de bevolking

à Vorst is geen verantwoording verschuldigd aan God maar aan het volk

              à “alles voor het volk, niets door het volks”

VERPLICHT VOORBEELD:

  • Frederik de Grote, koning van Pruissen
  • Catherina de Grote, tsarina van Rusland

Paragraaf 3: De Franse revolutie:

Indirecte oorzaken:

  • Ancien Regime

    • Absolutisme van Lodewijk XVI
    • Standenmaatschappij
  1. Geestelijk
  2. Adel
  3. Derde stand: bourgeois, rijkere burgerij

Rest: boeren arbeiders.

à ongelijkheid

      • 1e +2e stand hoeven geen accijns te betalen
      • De betere functies zijn niet toegankelijk voor 3e stand en rest.
  • Ontevredenheid
    • Hoge belastingen
    • Herendienst van de boeren
    • De 3e stand wilt dat 1e + 2e stand ook accijns betalen en toegang tot betere functies, vrijheid van meningsuiting en van drukpers
  • Land werd slecht bestuurd:
    • Hoge schulden door oorlog
    • Bestuurders werden niet op capaciteiten maar afkomst gekozen
    • Oneerlijke rechtspraak: verschillen per stand

Directe oorzaken:

  • 3e stand komt in verzet:

    • Lodewijk XVI wil 1e + 2e stand belastingen laten betalen

à De eerste 2 standen willen dat de staten-generaal hierover beslist

à Standenvergadering die al 175 niet meer bijeenkomen was vanwege absolutisme

              à 3 standen

              à Iedere stand 1 stem

  • Klachten over de procedures van de staten generaal

    • Oneerlijkheid voor de 3e stand
  • 3e stand boycot de statengeneraal
    • Stichten de Nationale vergadering:
      • Hoofdelijke stemming
      • Wil grondwet
      • Willen rechten en plichten van de burgersvastleggen
  • Reactie Lodewijk XVI:
    • Verbood nationale vergadering
    • Laat troepen naar Parijs komen
  • Reactie volk

à Willen zich kunnen verdedigen tegen deze troepen

à plunderen een wapendepot ( hebben munitie nodig)

[VERPLICHT VOORBEELD: Ter voorbereiding: Cahiers des Doléances

  • Testament van de oude Fransen
  • Elke stand kon klachten en meningen geven
  • Ouderwets: gebruik voor absolutisme
  • Modern: Derde stand meebeslissen (stapje meer richting democratie)]

FASE I = gematigd

14 juli 1789: bestorming van de bastille

à BEGIN FRANSE REVOLUTIE

Betekenis van de bestorming:

  • Praktisch: munitiedepot
  • Symbolisch: gevangenis met politieke gevangen à gehaat symbool van absolutisme
    • Onrust politiek verspreidt zich naar platteland
    • Lodewijk XVI heeft situatie niet in de hand
    • Werd gedwongen van Versaille naar Parijs te verhuizen
    • Kenden alle besluiten van natione vergadering goed

Zoals: 1791: de eerste Franse grondwet

Grondwet:

  • Gebaseerd op de verklaring van de rechten van de mens en de burger (1789)

    • Mensen = mensen
    • Burgers: enkel mannen

à Blz. 156/167

Olympe de Gouges: Rechten van de vrouw

VERPLICHT VOORBEELD: hoe verlicht was de wet ‘le chaplier’ uit 1791:

  • Verlicht:

Economische vrijheid, afschaffen gildes

  • Niet verlicht

Recht op vergaderen

FASE 2 = radicale fase (1792 – 1794)

Lodewijk XVI en vrouw Marie-Antoinette willen vluchten naar Oostenrijk

  • Mislukt, worden herkent

    • FR. Voert oorlog tegen O-H en Pruissen
    • Koning en vrouw worden beschuldigd voor landverraad

à Aug. 1792: Lodewijk XVI afgezet

à Sept. 1792: In Fr. Wordt republiek uitgeroepen

à Het parlement bestond uit Girondijnen (gematigden) en Jakobijnen (radicalen) à hadden kleine meerderheid waardoor Lodewijk XVI en zijn vrouw als burgers wordt gezien (burgerscapet) ter dood werden veroordeeld (guillotine) op jan. 1795

              à verplicht voorbeeld blz. 157

1793: periode van Terreur

O.l.v. Robespierre

  • Strakke en goede organisatie van staat en leger

    • Invoering van dienstplicht
  • Voor alle posities wordt naar capaciteiten gekeken en niet naar afkomst
  • Zij wilden een nieuwe grondwet

à kiesrecht, vrijheid, onderwijs, gelijkheid etc.

Kwam en niet omdat tegenstanders massaal onder de guillotine kwamen maar daardoor kwam minder vertrouwen in de regering

Robespierre werd door zijn eigen medewerkers gearresteerd

  • Ter dood gebracht onder de guillotine (1794)

1795: De Girondijnen krijgen de macht weer in handen

  • Het directoire (5 directeuren)

Problemen:

  • Hongersnood + armoede waar ze geen antwoord op hadden
  • Frankrijk bleef in oorlog met buitenlandse vijanden
  • Franse adel probeert het directoire omver te werpen en de macht te grijpen

à directoire leunde volledige op het leger, zo werden in de praktijk de generaals de machtigste mensen.

1799: De succesvolle generaal Napoleon Bonaparte grijpt de macht

  • Kroonde zichzelf tot keizer in 1804
  • Napoleon verovert grote delen van Europa à Aanval is de beste verdediging in revolutie.
  • Engeland werd als eiland niet verovert.

1812: Russische veldtocht

à Napoleon moest terugtrekken vanwege strenge winter.

1815: Definitie nederlaag

à Slag bij waterloo

Napoleon was wel een alleenheerser maar heeft in veroverde landen de verlichting geïmplementeerd.

VERPLICHT VOORBEELD: De code Napoléon (1804)

Zie boek.

Paragraaf 4

Na de val van Napoleon (1815)

à Opleving van de conservatieven

Oorzaken: De revolutie had veel overhoop gehaald en tot geweld geleid:

  • Gezagsverhoudingen
  • Godsdiensten
  • Normen en waarden.
  • Oorlogen

à Voor veel mensen was de revolutie een spookbeeld geworden

Restauratie à Veel dingen van de revolutie werden teruggedraaid en herstelt in de toestand van voor de revolutie

à In veel landen kwamen weer vorsten, maar dor de gelijktijdige opkomst van het liberalisme (en iets later socialisme) is de macht v.d. vorst nooit meer zo groot geweest als de conservatieven zouden willen.

v.b. van restauratie

  • 1814-1815: het congres van Wenen

à Vergadering van Europese landen over de toekomst (en de kolonies) na val van Napoleon

    • Grenzen
    • Regeringsvormen/staatsvormen

à b.v. het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (huidig Benelux)

à Dient als soort ‘bufferstaat’ tegen Frankrijk o.l.v. koning Willem I

Hoofddoelstellingen congres:

  • Legitimiteit van vorsten bevestigen
  • Het zoeken naar een nieuwe machtsevenwicht

à Heilige alliantie

  • Samenwerking van de meeste Europese landen o.l.v. Grote Alliantie = kern heilige alliantie (Rusland, Pruissen, Oostenrijk, Engeland)

à “Europa als een concert van staten”

  • Moet net als een echt concert in harmonie blijven
  • Deze vredesorganisaties kwam samen in congressen o.l.v. Metternich  (minister president van Oostenrijk)

à Start: het congres van Wenen (1815)

à Eind: Het congres van Verona (1822)

VERPLICHT VOORBEELD: Het congres van Verona

Er ontstonden meer tegenstellingen tussen de landen. Steeds meer landen deden hun eigen gang.

  1. Spanje
  • Nieuwe koning na val van Napoleon
  • Verwerpt liberale grondwet
  • Congres van Verona: restauratie Spanje dus zou de Grote Alliantie protestbrieven sturen maar dit deden Frankrijk en Engeland niet
  1. Griekenland
  • Griekenland in oorlog met Turkije

à Wilt hulp EU

  • Metternich tegen à leidt tot wanorde

    • Meer landen willen onafhankelijk worden zoals in de balkan
  • Fr, Eng, Rus helpen toch ondanks Metternich tegen was

Invloed van Verlichting in de 19e eeuw:

(tijd van burgers en stoommachines)

  • Liberalisme:

    • 18e eeuw

      • Adam Smith – Economisch liberalisme
      • Montesquiue, Rousseau
    • 19e eeuw
      • John Stuart Mill à Nadruk op individule vrijheid
    • Let op verschillen m.b.t.
      • Staatstaken
      • Kiesrecht
        • Conservatieven
        • Radicale liberalen      
  • Socialisme
    • Marxisme/communisme
    • Herziening van het socialisme = revisionisme
    • Sociaal democratie = niet d.m.v. revolutie maar d.m.v. kiesrecht het socialisme invoeren
  • Nationalisme
    • Hoewel het nationalisme niet direct te koppelen is aan verlichtingsideeën (eerder romantiek) is er wel een verband tussen het nationalisme ne de gebeurtenissen in de tijd van de verlichting en Franse revolutie:
      • Franse overheersing in de tijd van Napoleon (Mensen meer bewust van eigen volk)
      • Congres van Wenen
        • Legitimiteit van vorsten en niet naar naties door meerdere volken in staat kwamen te leven, zij gingen streven naar volkssoevereiniteit.
      • Turkse overheersing op de Balkan
        • De Turken waren moslim de meeste mensen op de Balkan orthodox christelijk en christelijke geestelijken gingen daardoor nationalisme leiden
    • Nieuwe staten             

1830:   Belgie

              Griekenland

VERPLICHT VOORBEELD: De Belgische opstand (1830)

Zie boek

1848: Het revolutiejaar

à Liberale revolutie in heel Europa

              à Snelle verspreiding idealen vanwege moderne communicatiemiddelen.

à Toch werd door revolutionaire groepen weinig bereikt à waren vrij

eenvoudig door conservatieven te bestrijden

à Wel werd onder druk v.d. liberale revoluties in Europa de grondwet in

Nederland aangepast door minister Thorbecke in opdracht van Willem II

  • Willem II werd in één nacht van conservatief, liberaal.

VERPLICHT VOORBEELD: Frankfurter Parlement (1848): Gewaardeerd maar machteloos

Verlichtingsideaal: volkssoevereiniteit (volk is de baas)

à Hierdoor werd eenheid v.h. volk belangrijk

à Moest bereikt worden d.m.v. nationalisme

à Bij het Frankfurter Parlement werd dit nationalisme gecombineerd met liberalisme.

Liberalistisch: invoering van meningsuiting etc.

Nationalistisch: van 40 staten 1 land maken

Willem II reactie: Niks met de revolutie te maken hebben.

Geschiedenis: Republiek

§1

In 1515: Karel V aan de macht in een groot deel van de Nederlanden

Groeiende kritiek op de christelijke kerk rond 1500

à ontstaan van hervormers en beweging hervorming/reformatie.

  • Luther (1483 – 1546)
    • Zelfgemaakte wetten in de kerk zijn onterecht
    • Bijbel moest in volkstaal, want dat is richtinggevend
    • Fel tegen AFLAATHANDEL
    • Pausschap, celibaat, sacramenten, heiligenverering en kloosterorden afschaffen à Staat niet in de bijbel

Kreeg veel aanhang van  Duitse vorsten want: zij werden hoofd van kerk, konden kloosters sluiten en bezittingen overnemen, onderdanen altijd luisteren naar vorst.

VERPLICHT VOORBEELD: Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms 1521:

Luther vatte zijn kritiek samen en spijkerde deze op de deur van de kerk van Wittenberg. à Paus riep op om opvattingen te herroepen à Luther verbrand dit bevel. Karel V daagde Luther uit bij Rijksdag.

à Karel verklaarde hem vogelvrij, en zijn boeken/plamfletten moesten verbrand worden. Echter kreeg Luther bescherming Duitse vorst

  • Calvijn (1509 – 1564)

Verschil met Luther:

    • Bij calvinisten bestuurt gemeente zichzelf door raad van ouderlingen.
    • Calvinisten mogen tegen hun vorst in verzet komen.

à ontstaan van protestants en beweging  protestantisme

§2

Indirecte oorzaken van de opstand:

- Sterke positie van de stedelijke burgerij in de Nederlanden

- Splitsing van de christelijke kerk door hervorming

Twee directe oorzaken voor het ontstaan van de opstanden:

- Karel V en Filips II gaan protestanten streng verlangen (plakkaten)

- Filips en Karel V streven naar centralisatie en ongedaan maken van privileges.

VERPLICHT VOORBEELD:  de instelling van drie collaterale raden 1531

Karel V benoemde in 1531 de drie Collaterale Raden: Raad van State,: zette het regeringsbeleid uit. Raad van Financiën: voerde financiële beleid uit, en zorgde voor bedes. en de geheime Raad: uitvoering van beleid.

VERPLICHT VOORBEELD: Karel V probeert met bloedplakkaten het protestantisme uit te roeien (1550)

Eerst: 1520 werden geschriften van Ketters verbrand. De rechtbank werd: inquisitie genoemd.

In 1550 bloedplakkaat: het drukken, schrijven, verspreiden en bezitten van ketterse boeken en prenten, bijwonen van bijeenkomsten het prediken van protestantisme ne huisvesten van ketters werd met doodstraf beantwoord.

1555: Filips erft Nederlanden

Reacties van edelen en calvinisten:

1566: bood een groep lagere edelen: smeekschrift

à verzoek de plakkaten af te schaffen aan Margaretha.

1566: beeldenstorm

1567: Filips stuurt hertog van Alva met een leger naar de Nederlanden

à Alva werd landvoogd. Alva stelde een centrale rechtbank in: Raad van beroerten: taak om hard op te treden degene die met beeldenstorm en andere opstandige activiteiten had ingelaten.

Beleid van Alva: directe aanleiding  van de opstand.

- 1568: Willem van Oranje en twee broers vielen op 3 plaatsen met huurlegers NL binnen maar werden verslagen door Alva.

- 1572: Geuzen ontketenen Opstand in Holland en Zeeland

- 1 April 1572: Verovering geuzen Den Briel

Vertegenwoordigers van twaalf Hollandse steden en geuzen kwamen bij één in de statenvergardering besloten:

- samen financiële lasten op te nemen

- Willem van Oranje te erkennen als stadhouder van Holland

Dit was revolutionair:

- Alleen landsheer (Filips II) mocht Statenvergardering bij een roepen

- Alleen de stadsheer mocht stadhouder benoemen

1573: Alva verliet de Nederlanden

VERPLICHT VOORBEELD: het ontzet van leiden 1574

In Leiden was er grote hongersnood. De Staten van Holland besloten de sluizen bij Rotterdam en Schiedam open te zetten. Groot deel Zuid-Holland kwam onder water. De Spaanse soldaten sloegen op 2 oktober 1574 op de vlucht.

Schepen van de Geuzen brachten haring en wittebrood naar Leiden.

Alva en Requesens slagen er niet in het verzet te onderdrukken:

- Filips had geldnood, mede door andere oorlogen.

- Holland en Zeeland waren militair strategisch n het voordeel.

1576 overleedt Requesens waardoor gezagcrisis ontstond waarvan Holland en Zeeland konden profiteren

Tussen gewesten ontstond een tegenstelling waar het calvinisme en het katholicisme heerste. Holland en Zeeland was vrijheid van geweten: men mocht binnenshuis geloven wat men wilde, maar openbaar gereformeerde kerk.

Gewesten die trouw aan Spanje bleven, kregen steeds meer last van Spaanse troepen: daarom besloten ze Pacificatie van Gent (1576)

- Spaanse troepen moesten NL verlaten

- Geen vervolgingen godsdiensig gebied

- Holland en Zeeland alleen calvinisme en gewetensvrijheid

- Overige gewesten vrijheid om eigen beleid te verzinnen.

Mislukte omdat:

- Calvinisten nemen de macht in Nederland in strjid met de pacifiatie.

- Als reactie sloten 3 Waalse gewesten een verbond: UNIE VAN ATRECHT: sloot vrede met Spanke.

- Calvinisme werd hoofd geloof, is maar slechts 10% van de bevolking.

Noordelijke Neerlanden stichten Republiek der Verenigde Nederlanden in 3 fasen:

  1. Na unie van Atrecht, sloten we Unie van Utrecht op 1579 tegen verdediging van de troepen van Parma.
  2. Filips II verklaart Willem van Oranje vogelvrij 1580
  3. In plakkaat van Verlatinghe wordt Filips II afgezet 1581

Eerst: verzet tegen raadgevers, velen waren in die tijd overtuigd koning macht van God had gekregen.

Vanaf nu: verzet tegen Filips II. Plakkaat van Verlatinghe: recht hebben als een vorst die zich als tiran gedroeg vervangen door andere vorst.

  1. Gewesten zochten een andere vorst, om eigen land te stichten. Dit mislukte en WvO is vermoord (1584), de opstandige gewesten besloten zonder vorst weg te gaan. 1588: De Republiek der Verenigde Nederlanden.

Republiek had tegenslagen:

- Moord op WvO

- Vergeefse zoektocht naar staatshoofd

- Militaire successen van Parma, Spaanse landvoogd vanaf 1578

VERPLICHT VOORBEELD: De Spaanse Armada Verslagen 1588

Parma lukte niet troepen naar Engeland over te zetten, dit was niet alleen te danken aan prestaties van Engelse vloot. Op 31 juli 1588: Armada raakte in gevecht met Engelse vloot. Een vloot uit Vlisssingen  ging  de Vlaamse kust blokkeren dit werd een succes. Dit slaagde.

Ondanks de tegenslagen werd Republiek toch succes:

- Engeland en Frankrijk herhaalde oorlog met Spanje, dus werden bondgenoten

- Opstandige Nederlanden geluk dat Filips II meerdere oorlog voerden

- Grondgebied gehouden en zelfs uitbreiding

- Rond 1600 groeide de Europese handel naar Internationale handel.

1602: VOC opgericht.

§3

1609:  begin van het Twaalf-jarig bestand (wapenstilstand)

Tijdens twaalfjarig bestand conflict over voortzetting of beëindiging van oorlog.

beeindigen:

- Johan van Oldenbarneveldt en Staten van Holland

- Gunstig voor handel

voortzetten:

- Maurits

- Vrees dat Spanje versterkt

- Anders heeft hij minder invloed zonder oorlog.

- Om calvinisme te verspreiden

1621: einde en verder met oorlog

VERPLICHT VOORBEELD: Johan van Oldenbarneveldt wordt onthoofd 1619

Maurits liet Oldenbarnevelt arresteren vanwege vrijzinnigheid. De rechtbank was samengesteld door Staten-Generaal. Het was een inbreuk op de soevereiniteit van gewesten.

Op 1648: de vrede en verdrag van Münster,

- Spanje had twee fronten oorlog en wou op Frankrijk concentreren

- Republiek wou geld besparen, en was gunstiger voor handel.

§4

Gouden Eeuw: groei van scheepvaart, handel en nijverheid, kunst en wetenschap

Indirecte oorzaken van economische groei:

- Moedernegotie: goedkoop graan importeren uit Oostzeegebied

- Het ontbreken van feodale traditie: schaalvergroting

Directe oorzaken:

- Specialisatie en commercialisering

- Val van Antwerpen en afsluiten van de Schelde:

Veel rijke Antwerpse kooplieden trokken naar Amsterdam.

Duitsland 1871 – 1945

§1 Het Duitse rijk

Eerst: Duitsland versnipperde staten en staatjes.
à Rijkskanselier Otto von Bismarck nam staatjes in één Frans-Duitse Oorlog (1870-1871)
Op 18 januari 1871 riepen ze de Duitse keizerrijk uit.

· Pruisische koning werd keizer: Wilhelm I

· Rijkskanselier: Otto van Bismarck

Staatsinrichting Duitsland:

· Duitsland verdeeld in kiesdistricten à die elk met algemeen kiesrecht voor mannen een afgevaardigde voor Rijksdag (volksvertegenwoordiging kozen).

· Keizer veel macht

o Rijkskanselier uitkiezen/ontslaan

o Militair opperbevelhebber

· Rijkskanselier

o Benoemde ministers

· Rijksdag

o Begroting, belastingmaatregelen en wetten goed/afkeuren

o NIET: Rijkskanselier en ministers ter verantwoording roepen of aftreden dwingen.

o Kon door Rijkskanselier en bondsraad (zie hierna) ontbonden worden.

· Bondsraad: afgevaardigden van de deelstaten

o Recht de begroting, wetten en verdragen met andere landen goed/afkeuren.

Politieke stromingen:

· Conservatieven en nationaal-liberalen: aanhang hogeren lagen van de bevolking

· Centrumpartij: aanhang katholieken

· Socialisten: aanhang onder industriearbeiders

Alliantiepolitiek van Bismarck:

Duitsland = grootmacht op gebied van politiek, militair en economisch. Maar omsingeld door andere grootmachten. Allianties (=bondgenootschappen), een alliantiepolitiek om machtsevenwicht te handhaven. Redenen:

· Duitslands positie in de wereld versterken

· Vrede handhaven

Om machtsevenwicht te verzekeren ook in Afrika riep Bismarck in 1884 Conferentie van Berlijn: 15 Europese staten en de VS afspraken gemaakt over verdeling van Afrika.

Weltpolitik van Wilhelm II

Wilhelm II versterkte de positie van de keizer. Regering kreeg met autocratische trekken, Bismarck werd ontslagen (1890).  Redenen:

· Niet tevreden met bestaande situatie, wilde belangrijke plaats wereldtoneel

· Gericht op overzees imperialisme (verkrijgen koloniën)

Vlootwet van 1898: werd een oorlogsvloot gebouwd met slagschepen die tegen vloot van GB moest opnemen, GB en FR te sterk. à Duitsland richt zich op Europese continent.

Verplicht voorbeeld

Van de alliantiepolitiek van Bismarck naar Weltpolitik van Wilhelm II

1884: conferentie van Berlijn

à Doel: bewaren van machtsevenwicht in Afrika dmv van overleg met Europese landen in Berlijn.

              à Afrika werd verdeeld

1890: Bismarck ontslagen door de nieuwe keizer (vanaf 1888) Wilhelm II.

à Introductie Weltpolitk: Duitsland moet een belangrijk plaats krijgen op de wereldtoneel door middel van imperialisme. (Machtsevenwicht moet doorbroken worden)

Verplicht voorbeeld

Vlootwerk van 1898

Duitsland gaat sterke vloten bouwen om macht van Engeland en Frankrijk te breken (slagen niet in).

Alliantiepolitiek

Weltpolitiek

Wilhelm I

Wilhelm II

Bismarck

Imperialisme

Bondgenootschap

Machtsevenwicht doorbreken

Machtsevenwicht

Vlootwerk van 1898

§2 De eerste wereldoorlog

AANLEIDING: De moord aanslag op de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije Frans Ferdinand door nationalisten (uit Servië) in Sarajevo. (1914)

Dieperliggende oorzaken:

· Militairisme: toenemend militarisme vergrootte de kans op oorlog. Na de Frans-Duitse oorlog werden oorlogsplannen uitgewerkt door de generale staven van legers.

· Imperialisme: Fr, DL en EN hadden conflicten met de kolonies

· Nationalisme: trotsleer m.b.t. eigenvaderland

o Sommige volken zonder eigen staat willen eigen staat

o Het bestaan van multinationale rijken

      • Volken bijv slaven willen losmaken uit multinationale rijken en zichzelf besturen

o Bv. Slavische  volken die een eigen staat willen, van Balkan tot Rusland, en zien Oostenrijk-Hongarije als bedreiging

· Bewapeningswedloop: als gevolg van militarisme, imperialisme en nationalisme, opbouw van sterk leger.

· Bondgenootschappen:

1882: Triple Alliantie: OH, DLD, Italië

Vanaf 1900: Triple Entente: Eng, Fr, Rusland

Voor WO I:

· Tripel Alliantie: Oostenrijk-Hongarije, Duitsland, Italië

· Tripel Entente: Engeland, Frankrijk, Rusland

Na WO I:

· Centralen: Oostenrijk-Hongarije, Duitsland (later Ottomaanse rijk)

· Geallieerden/triple entente: Engeland, Frankrijk, Rusland (later Italië en Verenigde Staten)

Begin WO I:

  1. Na de moord op Ferdinand stuurde O-H een ultimatum(Een ultimatum is een laatste eis, voordat men tot actie overgaat.) aan Servië.
  2. Servië rekent op de hulp van Rusland, en Servië verwerpt het ultimatum van Oostenrijk-Hongarije.
  3. Waardoor op 28 juli 1914 Oostenrijk-Hongarije Servië binnenviel waardoor andere landen door bondgenootschappen begonnen te mobiliseren.

Verloop WO I (1914 – 1918):

à Begin als “frisse vrolijke oorlog”

· Geromantiseerd beeld van de oorlog (door combinatie van eer of trots om te vechten voor het vaderland)

à Verwachte korte strijd om grens bij te stellen

· Strijd werd veel langduriger door mislukking van VON SCHLIEFFENPLAN

VON SCHLIEFFENPLAN

DOEL: voorkomen van een tweefronten-oorlog (FR ↔ DU ↔ RUS ) door één vijand tegelijk te verslaan. Eerst Frankrijk en daarna Rusland, omdat Frankrijk eerder verslagen werd, en Rusland langzaam mobiliseert.

à

Vanwege zwaar bewapening van Frans-Duitse grens (Maginot-linie) moest Frankrijk worden aangevallen via België.

à

Von Schlieffenplan mislukt:

· Snellere mobilisatie Rusland dan verwacht

· Meer tegenstand in België dan verwacht

à Definieert mislukking: de slag bij Marne (sep. 1914)

Verplicht voorbeeld

De slag bij de Marne

6 tot 9 september 1914 slaagden Britse en Franse leger de opmars van Duitse leger tot staan te brengen. EINDE VON SCHLIEFFENPLAN.

Door mislukking van Von Schlieffenplan werd het westfront een loopgravenoorlogen.

Loopgravenoorlog:

· Vijandelijke legers stonden in loopgraven tegenelkaar met ‘niemandsland ertussen’

· Maandenlang leefden de soldaten in loopgraven

· Weinig of geen terreinwinst opleverde

· Aantal doden en gewonden was onder aanvallende partij buiteengewoon groot.

Belangrijkste veldslagen:

· Slag bij Verdune tegen FR (februari 1916)

· Slag bij Ieper tegen Engeland (februari/maart 1916)

· Slag bij Somme tegen Frankrijk en Engeland (Juli 1916)

­­

Definitie totale oorlog: burgers betrokken (dmv van dienstplicht, industrie, media en voedsel) alles in teken van de oorlog.

· WO 1: eerste

o Totale oorlog was stimulatie van vrouwenpositie (moest werk van mannen overnemen)

1917: Keerpunt

· Onbeperkte duinbootoorlog die in Duitsland begon op reactie op de Britse zeeblokkade.

à Alle vijandelijke schepen richting Groot-Brittanië torpederen,  uiteindelijk ook neutrale (VS) passagiersschepen (vb. Lusithania)

o Deelname VS

· Russische revolutie (oktober 1917)

o Lenin sluit vrede met Duitsland (vrede van Brest-Litovsk)

o EIND OORLOG OOSTFRONT

· Kwam voor Duitsland te laat omdat de Amerikanen aan het westfront waren gearriveerd

1918:

· De Duitse generaals von Hindenburg en Ludendorf en ook de Duitse keizer Wilhelm II zien dat doorvechten zinloos is (september)

· In 4 stappen komt het Keizerrijk ten val.

  1. Nieuwe regering, minder afschuw dus betere vredesontwikkeling
  2. De opstanden braken uit waardoor Duitse soldaten en arbeiders vrede wilden, vooral gepleegd door communist/socialisten
  3. Friedrich Elbert nieuwe Rijkskanselier omdat hij de opstandige soldaten en arbeiders nog in toom konden houden.
  4. 11 november 1918: Wapenstilstand

Roerige periode in Duitse politiek breekt aan:

· Machtsstrijd tussen socialisten van de SPD en communisten van de KPD

Verplicht voorbeeld

Mislukking van de Spartacusopstand en de Kapp-Putsch

Spartacusopstand: Spartacusbond: Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht keerde de bond tegen de oorlog en tegen de SPD die niet met niet-socialistische partijen wou samenwerken. In 1918 richten ze de KPD op. In januari 1919 probeerde ze de macht in Duitsland te krijgen = Spartacusopstand.

Dolkstootlegende: Duitsland niet verslagen door vijand maar door ‘dolkstoot in rug’ door  het optreden van communisten en socialisten november 1918.

              à Dit beïnvloedden de staatsgreep van legereenheid 1920, de Kapp-Putsch.(Wolfgang Kapp)

§3 Zwakke plekken van de Republiek van Weimar

Januari 1919: stichting Republiek van Weimar

Weimar = Duitsland vanaf 1919 tot Adolf Hitler aan de macht kwam.

Problemen Republiek van Weimar:

· Het verdrag van Versailles

à Het vredesverdrag dat door de geallieerden aan Duitsland werd opgelegd na WO I. (Een diktaat à werd als zeer vernederend ervaren)

o Kernpunten:

      • Hoge herstelbetalingen
      • Veel verlies grondgebied
      • Ontwapening Duitsland: alleen kleine oorlogsschepen en beroepsleger
      • Volkenbond ging gebieden in Duitse koloniën beheren.

· Veel antidemocratische gevoelens in de samenleving en in de politieke partijen.

o KPD: communistische partij

o Nationalisten en conservatieven willen het keizerrijk terug

o Veel teleurgestelde mensen en soldaten zoeken naar krachtige alternatieven zoals fascisme en communisme

à Door de grote verschillen en het onderlinge wantrouwen was het moeilijk om coalities te sluiten

· Achterstand herstelbetalingen (Duitse economie kon deze niet aan)

o Als reactie gaat Frankrijk het Ruhrgebied bezetten (Om Duitse geld naar Frankrijk te brengen)

o Reactie Duitsland de Duitse regering riep arbeiders op om te gaan staken

      • Duitse regering betaalde arbeiders door bijgedrukt geld

à Gevolg hyperinflatie (1923)

1924: Dawesplan

· Amerikaanse leningen en investeringen in de Duitse economie

· Herstelbetalingen werden gekoppeld aan de draagkracht van de Duitse economie

· Duitse economie leeft op

· Hierdoor is Duitsland in staat om aan en bereid om aan de herstelbetalingen te gaan doen

o Franse rijk is bereid om Duitsland te verlaten

1924-1929: Stabiele periode Duitsland

· Oktober 1929: Beurskracht New York

o BEGIN wereldcrisis economische jaren 30

· Vanwege het Dawesplan was Duitsland betrokken met deze crisis

· Deze ontwikkelingen zijn gunstig (en voedingsbodem) voor de opkomst van de nazis

à NSDAP, afv. Adolf Hitler

Hij kon profiteren:

· Partijen in de parlementaire democratie hadden geen antwoord op de economische crisis.

· Veel Duitsers zagen in de nationaal-socialisme een daadkrachtig alternatief voor de democratie,

§5 Fascisme

Nationaal socialisme = Duitse versie

Fascisme = totalitaire ideologie – betrekking op alle afspecten van de maatschappij.

Volkgemeinschaft: Het volk met alle organisaties moeten gelijkschakelt worden aan de nazi-ideologie. DOEL: eenheid in Duitse bevolking

· Alle Duitsers van arm tot rijk moeten met elkaar verbonden voelen

· Iedereen een eigenplek in de hiërachie

o Gelaagde samenleving maar eenheid.

Nationaal-socialisme =          fascisme

                                          Racisme  -

                                          Über-untermensch (hoogwaardig ras: arisch/germaans)
                                          Minderwaardige volken (slavische volken)

                                          Verderfelijke rassen (Joden, zigeneurs)

Lebensraum

à Duitse volk heeft recht op leefruimte ten koste van minderwaardige volken als slavische. Daarom richt lebensraum zich op het oosten.

§6

Hoe slaagden Hitler met NSDAP het alleenheerschappij te krijgen

Juli 1932: verkiezingen

NSDAP grootste partij van rijksdag (37%) maar geen absolute meerderheid.

· Hitler eist Rijkskanselier op

· Conservatieve von Papen en president von Hindenburg vinden dit te ver gaan en schrijven nieuwe verkiezingen uit.

· Nov. 1932: nieuwe verkiezingen ongeveer hetzelfde

o Hindenburg benoemt Hitler Rijkskanselier

o Coalitie met conservatieven (o.l.v. Poppen)

o Van Papen ervan uitging door Hitler van gebrek van ervaring met regeren daarom snel in boek gedrukt.

à Hitler ontbond de Rijksdag (regering) en schreef nieuwe verkiezingen uit.

De NSDAP ging mensen intimideren om op hun te stemmen door middel van de SA (sturm abteilung)

· Partijleger (bruinhemden)

Verplicht voorbeeld

Hitler werd geholpen door Rijksdagbrand

Het brandende gebouw van de Rijksdag werden communisten gearresteerde terwijl zij beweerden dat de nazi’s zelf de brand hadden gesticht. Dus Nazi’s en communisten geven elkaar de schuld.

Maart 1933: Nieuwe verkiezingen

· NSDAP: 44% = nog steeds geen absolute meerderheid

· Deze moet zowel de Rijksdag als de grondwet buitenspel zetten

· In de praktijk betekende dit de alleenheerschappij van Hitler

De rijksdag moest de wet nog wel aannemen:

De wet moest worden aangenomen vanwege:

· Door propagenda geloofde mensen (zie Rijksdagbrand) dat er sterke leider nodig was

· Intimidatie en terreur

o Door geüniformeerde  SA’ers tegen de regels van parlement aanwezig waren

· Mensen trappen in Hitlers zijn speeches

Eenmaal aan de macht schakelde Hitler alle mogelijke vormen van verzet uit:

· Vakbonden

o Vervangen door Deutsch Arbeitsfront

· Andere politieke partijen

o Wet tegen oprichting politieke partijen

· SA

o Hitler bang, SS wilde macht vergroten „nacht van de lange messen“: hoge SA-mannen werden vermoord

· President Von Hindenburg

o Hitler nam bevoegdheid over

· Leger (weermacht)

o Eed aan Hitler’s macht

· Kerken

o Bondgenoten maken.

§7 Nazificatie

= het organiseren van de samenleving volgens de leer van de nazi’s.

o Jeugd: onderwijs

o Jeugdorganisaties:

      • Hitler jugend
      • BDM

Na HJ: Rijksarbeidsdienst

o Kunst en publiciteit

o Minister van propagenda (Goebels)

o Rijkscultuur kamer (VERPLICHT VOORBEELD)

à Maken gebruik van de meest moderne massacommunicatie middelen

o Bedrijfsleven en landbouw werd gericht op oorlog

o Verheerlijking als moeder

o Door terreur werd verzet onderdrukt door SS (Schutz Staffel)

à Kwam voor uit SA à de meest trouwe nationaal socialisten die later ook de rest van de SA moest uitschakelen

Taken SS:

Vanaf voor de oorlog:

· Bescherming/beveiliging van kopstukken NSDAP

· Bescherming nationaal socialisten staat o.a. leiding concentratiekampen

· Leger à troepenmacht SS à Waffen SS

Tijdens oorlog:

· Leiding van de concentratiekampen

o Leider: Heinrich Himmler

Verplicht vb.

Dachau, het eerste concentratiekamp in Nazi-Duitsland

1933: Eerst Duitse politieke tegenstanders, later ook: zigeuners, homoseksuelen, jehova, gehandicapten en Joden

à GEEN vernietingskamp: wel moord, martel, en dwangarbeid (voor oorlog)

Anti-Joodse maatregelen:

· 1933: Boycot Joodse winkels

+ Ontslag Joden overheidsdiensten

Verplicht vb.

De Neurenberger Wetten (1935)

Eerste wetten:

  1. Geen gemengde huwelijken
  2. Staatsburger

1938: nieuwe wetten:

  1. Veel openbare voorzieningen verboden
  2. Rijkskristalnacht: er werd in Parijs een Duitse diplomaat vermoord door ene Jood, nazi’s ontketende een grote actie tegen alle Joden in Duitsland, ze werden gevangengenomen of vermoord. Synagogen in brand gestoken en winkels geplunderd.

Tijdens de oorlog: ‘Endlösung’

· Eindoplossing Joodse vraagstuk

Duitsland: S.S. Einsatzgruppen

· Gingen de joden vermoorden in de Russische gebieden

· Niet efficiënt en belastend voor SS’ers

Er moet een andere oplossing komen: vernietigingskampen.

Verplicht vb.

De Wannseeconferentie (1942)

Begin van de genocide van het joodse volk.

Naast joden ook:

  • Gehandicapten
  • Zigeuners
  • Homoseksuelen
  • Jehovagetuigen

§8 Verzet in Duitsland

Verzet tegen Hitler-regime was in Duitsland zelf veel moeilijker dan in de bezette gebieden:

· Overal hielden gewone leden van de NSDAP en leden van de SA en SS de bevolking in de gaten.

· Groot deel van bevolking stond wel achter hitler, dus de kans op verraad is groot

· De meeste Duitsers die niet of niet meer in nationaal-socialisme geloofden verzet tegen Hitler als landverraad.

Wel: ontstonden kleine groepen tegen Hitler

De meeste kerken durfde niks te zeggen over het terreur van het naziregime. Tot uitzondering van katholieke bisschop van Munster, graaf von Galen. Hij preekte in 1941 openlijk tegen het plan van de nazi’s alle geesteszieken te doden.  Mensen die ook verder in verzet gingen kregen spreekverboden over belanden in gevangenis of concentratiekampen.

Leger was grootste gevaar tegen Hitler-regime, sommige hebben plannen gemaakt om Hitler ten val te brengen, omdat ze bang waren dat Hitler het Duitse rijk naar de ondergang zou voeren. Die angst werd alleen maar groter.

· 1944: aantal officieren, waaronder Rommel, het plan Hitler te doden en vrede sluiten met geallieerden. Bom ontplofte alleen hitler had paar verwondingen

· Een andere vorm van verzet in het leger was het desserten van veel Duitse soldaten.

§9 Oorzaken van de Tweede Wereldoorlog

Directe oorzaak: September 1939 viel Duitsland Polen binnen, en Frankrijk en Engeland verklaarden daarop de oorlog.

Punten waarom Frankrijk, Engeland, SU mede verantwoordelijk zijn:

· Frankrijk en Engeland moesten eerder optreden tegen Hitler

· Stalin maakte door zijn verdrag met Duitsland de wegvrij voor Hitler om Polen aan te vallen.

Frankrijk en England vooral:

· Het verdrag van Versailles was de belangrijkste oorzaak uitbreken oorlog.

· Frankrijk en Engeland moesten eerder optreden tegen Hitler

· Frankrijk en Engeland moesten SU niet wantrouwen, dan was er verdrag tussen SU Engeland en frankrijk.

Hitler en aanhang:

· Engeland en Frankrijk hadden schuldgevoel over Verdrag van Versaille, daarom lieten zij toe dat Hitler Verdrag probeerde te Herstellen

· Conferentie van München  gaven zij Hitler terecht

· Hard optreden tegen Hitler zou ongetwijfeld tot oorlog hebben geleid.

· Wantrouwen van Engeland en Frankrijk tegen SU was gerechtvaardigd

§10 Het militaire verloop van de tweede wereldoorlog

Na aanval op Polen: Blitzkrieg (snelle veroveringsoorlog) in West-Europa om vrede te dwingen met FR en EN, om SU te veroveren.

VS gaat deelnemen oorlog 1941L

De geailleerde hadden heierdoor een veel grotere industrie, produceerde veel meer oorlogsmateriaal.

1941: Brak Duitsland het niet-aanvalsverdrag en opende aanval op SU. Maar konden Leningrad, Moskou en Stalingrad niet innemen. De Duitse bezettingspolitiek in Oost-Europa verschilde erg van die in West-Europa.

· Oost-Europa;; Verbonden nazi’s een radiciaal anticommunisme met hun racistische wereldbeeld.

à Na de tegenslag bij Stalingrad werd het leger steeds verder teruggedrongen.

Doordat het grootste deel van het leger van Duitsland aan de oost-front was, was Duitsland kansloos bij het west-front.


 

Hoofdstuk 4: Koude oorlog (1945 – 1991)

Periode van wantrouwen tussen de SU + bondgenoten en de VS + bondgenoten.

Onderling wantrouwen voor 1940:

  • 1917, Russische revolutie (Lenin)
    • SU heeft vrede met DU (verraad)
    • Burgeroorlog van de rode en witten (witten werden gesteund door de Westerse landen)
  • Oprichting Komitern (1919)
  • Conferentie van München: Stalin was niet uitgenodigd
  • Hitler-Stalinpact
  • Verdeling vna Polen

Tijdens WO II:

  • Het uitblijven van een tweede front (pas bij d-day)
  • Poolse kwestie
  • De atoombom op Hiroshima en Nagasaki

à VS maakt eind WO II maar ook als bedreiging voor SU

Conferenties na WOII:

  • Conferentie van Jalta
    • De grote 3: Roosevelt, Churchill en Stalin
  • Conferentie van Potsdam
    • Nieuwe: Truman, Asselt, Stalin

Verschillen in doel:

  • SU wilt hoge herstelbetalingen, militair zwak, regering niet tegen SU
  • VS EN niet hoge herstel betalingen, wouden eigen democratie.

Afspraken:

  • Nazisme uitroeien
  • Beschouwd economische eenheid
  • Ontwapend en oorlogindustrie ontmanteld
  • Politiek op nieuw georganiseert
  • Herstelbetalingen
  • Oostenrijk gescheiden
  • Gebied duitsland aan polen afstaan
  • Duitsland verdeeld in 4 zones teven berlijn

Verplicht voorbeeld: Senator McCarthy ontkent nieuwe jacht op Roden.

±1950 heksenjacht in VS naar communisten

  • Communisme/socialisme = verraad
  • Veel mensen beschuldig zonder veel bewijs
    • In alle geledingen van de  bevolking

--

Truman doctrine (1947)

CONTAINMENTPOLITIEK à indampen van het communisme

“vrije mensen verzetten tegen communisten krijgen steun vd VS”

Oorzaken:

  • SU had Oost-EU In macht en steunt communisten regeringen op de wereld
  • Iran/Griekenland zijn communisten in opstand
  • Communisten partijen in West-Europa volgen Stalin

Verplicht voorbeeld: Marshallplan (1947)

Succes containmentpolitiek

= economische steun van VS voor wederopbouw van Europa

· Aangeboden voor heel EU inclusief SU

· Stalin weigert en verbood sateillietstaten

o Zag als een valsstrik van VS om meer macht in EU te krijgen

· West neemt hulp aan en krijgt snelle opbouw en welvaart stijgt waardoor ze trouw blijven aan de VS.

o Scheidslijn wordt duidelijker tussen oost en west (ijzeren gordijn)

o West werd rijker, oost blijft arm, waardoor communisme in west Europa minder aantrekkelijk werd.

Paragraaf 2. Spanningen/crisis in Europa (1948 – 1968)

· Blokkade van West-Berlijn (1948-49)

Aanleiding: geldsancering in Westen van Duitsland, de introductie van D-Mark in West-Berlijn

· Alle toegangswegen tot West-Berlijn werden afgesloten

o Oplossing luchtdruk = luchtbrug

Gevolgen:

· Splitsing van Duitsland in twee aparte staten (1949)

o BRD: Bondsrepubliek Duitsland

      • West
      • Kapitalisme
      • Parlementaire democratie

o DDR: Duitse democratische republiek

      • Oost
      • Communistisch planeconomie
      • 1 partij

à In onze ogen NIET democratisch

In communistische landen: volk = synoniem aan arbeiders alleen een regering die de arbeiders vertegenwoordigd is democratisch.

Daarom noemde Oost-Europese landen zichzelf volksdemocraten

Oprichting van de NAVO: Militair bondgenootschap ter bescherming van de communistische blok in oosten (NU andere functie)

Oprichting Warschaupact: (1995) antwoord op de NAVO vd SU omdat ook de BRD-navo lid werd militair organisatie SU en Oost-SU

Opstand in de DDR (1953)

Tegen planeconomie, en werd hard neergeslagen door de regering.

Opstand in Hongarije (1956)

à Honarije werd vanaf 1948 geleid door Rakosi

à Harde stalinist: Ook na Stalins dood, terwijl rest van EU milder werd.

              1956: Rakosi aan de kant gezet

                            à Bevolking wil meer vrijheid, verkeizingen, straffen oude leiders

en vertrek van Russen

à Imre Nagy (hervormingsgezind) werd premier

à Hongaren hoopt op stem van het westen, ter vergeefs,

Warschaupact trad hard op à Maakt eind aan opstand.

Verplicht voorbeeld: Woede in NL: bestorming van Felix Meritis, Amsterdam 1956

  • Protest tegen Hongaarse opstand van optreden van SU, door NL
  • Doelwit: Felix Meritis, gebouw van communistische krant, de waarheid gevestigd was

--

1968: Praagse lente

  • Machtswisseling Tsjechoslowakije
  • Nieuwe hervormingsgezinde regering onder leiding van Alexander Dubcek “communisme met menselijk gezicht”

Verplicht voorbeeld: Praagse lente met geweld beëindigd

  • SU is bang de invloed in Tsjechoslowakije kwijt te raken en vooral bang voor besmettingsgevaar van andere landen.
  • Warschaupact beëindigd Praagse lente met geweld: GEVOLG Brezjnev doctrine. (communistische tegenhanger, Truman doctrine, SU krijgt recht waar communisme dreigt te verdwijnen hun invloedssfeer met geweld in te grijpen.”

--

KERNWAPENWEDLOOP

à voortdurend strijd om het machtsevenwicht te bewaren op gebied van het kernwapenarsenaal en de technieken om deze te transporteren

3 strategieën:

  1. ‘Afschrikking door massale vergelding’ à komt doordat VS meer kernwapens heeft.
  2. ‘Strategie van wederzijdse afschrikking’ à Rus ook kernmacht, niemand durft te beginnen.
  3. Strategie van ‘het gepaste antwoord’ à Wanneer SU VS zal aanvallen wordt niet direct met kernwapens beantwoorden.

Verplicht voorbeeld: De atoombom op Hiroshima

Amerikaanse bom:

  • 1e keer en laaste keer gebruikt
  • Daarom zien velen als het beëindiging van de WO II maar als begin van de koude oorlog
  • Indruk maken op SU

--

Paragraaf 3:

Europese landen raken kolonies kwijt:

  • Gezicht en machtsverlies voor Europese koloniale mogendheden in de WO II
  • Sterke groei van het nationalisme in koloniën in de WO II
  • Machtsvacuüm na de Japanse capitulatie
  • Inzicht in Engeland dat de tijd van kolonialisme voorbij was
  • Sterke groei van het communisme in enkele Aziatische landen.

VS en SU springen in op dekolonisatie:

  • Willen beide de voormalige kolonies voor zich winnen (en zo automatisch bij koude oorlog betrekken)
  • Gaan nationalistische bewegingen steunen

Vanuit verschillende motieven:

  • Ideologisch
  • Machtspolitiek
  • Economisch

China

Burgeroorlog (1927-49)

Nationalisten                                                                        Communisten

Chiang Kaisjek                                                                     Mao Zendong

Steun VS                                                                                 Steun SU – Winnen

Verliezen, vluchten naar Taiwan                                 Stichting volks republiek China.

Oorzaken breuk SU en China:

· Mao Zedong nam afstand van Sovjet politiek van vreedzame co-existentie.

· Rivaliteit tussen beide landen, China wou leidende rol in Azië en Afrika overnemen

· Ander blik op communisme: SU à arbeiders, China à boeren.

VS (nu met president Eisenhower)

Gaat containment ook in Azië toepassen

Oorzaak:

· Dominotheorie: als 1 land in ZO-Azie communistisch werd werden ze het allemaal

· Communisme speelt een belangrijke rol in de nationalistische bewegingen van de dekolonisatie (bv Vietminh o.l.v. Ho-Chin-Minh)

· Het communistisch worden van China

o Naast SU tweede communistische grootmacht

· Het communisme Noord-Korea en niet westerse Zuid-Korea

1950-1953: Koreaanse Oorlog

De SU boycotte VN veiligheidsraad omdat de VS met een VETO had voorkomend at China lid werd van de VN. Doordat SU afwezig was kon VN veiligheidsraad bepalen in te grijpen in Korea olv van McArthur.

Vietnamoorlog:

Aanvankelijk was: dekolonisatie oorlog tussen Fr – Vietnimh

(1945 – 54): definitie nederlaag Fr à plaatsje Dien-Bien-Phu

Verplicht voorbeeld: De akkoorden van Geneve, in 1954 gesloten na de slag bij Dien Bien Phoe

Verdeling Vietnam langs 17e breedtegraad

  • Noord en zuid vietnam
  • Beide delen neutraal tijdens koude oorlog
  • Binnen twee jaar landelijke verkiezingen en hereniging van een onafhankelijke Vietnam

Gevolgen:

  • Noord-Vietnam werd communistisch o.l.v. Ho-Chi-Minh (nationalistische beweging door steun van de Russen op is geschoven naar communistisch
  • Verkiezingen bleven uit
    • VS hield dit tegen uit angst dat communistisch zouden worden (domino theorie)

Gevolg:

De communisten in Zuid-Vietnam (guerillabeweging vietcong)gaan met steun van Noord-Vietnamezen regering tegen de Zuid-Vietnamese regering. Marionetten beweging van de VS

(zie tekening schrift)

De Zuid Vietnamese regering kan deze strijd niet aan krijgt steun van VS onder president Kennedy vooral adviseurs. President Johnson maakt er een echte Amerikaanse oorlog van. Oorzaken:

  • Tonkin incident: N-Vietnamese torpedo-aanvallen op marineschepen van de VS in de golf van Tonkin
    • Tonkin resolutie: VS krijgt alle noordzakelijke maatregelen
  • VS slaagden er niet in om deze oorlog te winnen.

Oorzaken       

  • Guerillatactiek Vietcong

Zuid Vietnamese bevolking steunt Vietnamese regering

Oorzaken in VS

  • 1e en laatste mediaoorlog (b,v, Kim Phuc)
  • Steeds grotere aantal gesneuvelde soldaten
  • Demontraties
  • Het besef in de VS dat zuid-Vietnamese bevolking de oorlog niet steunt
  • Hoge kosten van de oorlog

Oorzaken rest van  het westen:

  • Demonstraties
  • Andere westerse regeringen zijn kritisch

Nieuwe president Nixon “wil eervolle vrede”

  • Amerikaanse troepen trekken terug
  • Zonder dat Zuid-Vietnam communistisch zou worden

Maatregelen:

  • Vietnamisering oorlog
  • Terugtrekken van grondtroepen à zich richten op luchtoorlog
  • Verbeterde bondgenootschap met China kan als bondgenoot druk uitoefenen op Noord-Korea voor wapenstilstand
  • Driehoeksdiplomatie:
    • SU – CH – VS
      • Zowel de SU als CH konden druk uitoefenen op Noord-Vietnam

Verplicht voorbeeld: President Nixon bezoekt China (1972)

Deal: China kreeg erkening door VS en een zetel in VN Veiligheidsraad als zouden mee werken aan Vietnam-oorlog beëindiging

Doel: SU en CH uitelkaar drijven.

--

Gevolgen Vietnam-oorlog

  • 1975: N-Vietnam veroverde heel Vietnam (wordt communistisch)
  • VS & CH: betere betrekkingen
  • VS beschouwde niet ieder bewind als bondgenoot tegen communisme

Koude oorlog in Afrika:

Na dekolonisatie van Afrika willen de meeste landen neutraal blijven, werkt niet in praktijk.

  • Waarom kozen meeste lande voor het Westen
  • Waarom kozen sommige landen voor SU

Verplicht voorbeeld: In Angola begint een burgeroorlog tussen MPLA en FNLA in 1975

(schrijf achterkant)

Paragraaf 4 Regeringswisselingen SU en VS

VS: President Eisenhower:

  • Kwam samen met minister Dulles met de roll-back politiek (ipv containment politiek)
  • Niet communisme indampen maar terug rollen

--> Mislukt: congres wilt geen geld uiteven, SU wordt kernmacht.

SU, 1953 Stalin wordt vervangen door Chroesjtsjov

  • Vreedzame co-existentie: 1955-1963

LET OP” jaartallen verwar dit niet met de tijd van détente. CO-E: rivaliteit maar geen oorlog. Hoogtpunt: Conferentie van Berlijn (1951)

  • Voor eerst sinds Potsdam zijn de leiders weer samen en hangt er een vriendelijke sfeer.

Uitingen CO-E:

  • Reacties van het Westen en de SU op beide Duitslandden: aanvaard twee Duitslanden
  • Wederzijdse concessies bij het vredesverdrag van Oostenrijk
  • Reactie van het Westen op de opstand in Hongarije
  • De reacties van VS en de SU op suezcrisis.

Nieuwe conflicten:

1961: Bouw van Berlijnse muur

  • Voorkomen dat Westen in Oosten winkels leegkopen
  • Bouw voorkwam dat mensen uit EU-oost via Berlijn naar westen vluchten

Verplicht voorbeeld: Ich bin ein Berliner John F Kennedy

John F. Kennedy: idealist. In juli 1962: Kennedy toonde zich soliditair tegenover Berlijnse bevolking.

---

Cubacrisis (1962)

  • SU gaat kernraketten plaatsen op Cuba de VS ontdekt dat. Dan dreigt Kennedy met kernoorlog. Chroesjtov bond in en Kennedy beloofde raketten uit Trkije weg te halen en Cuba met rust te laten.

Paragraaf 5: Détente

(1963 – 83)

Ontspanning, waarom?

Vanwege cuba crisis.

  1. Duidelijk gemaakt nucleaire oorlog voorkomen moest worden
  2. Hoge kosten van kernwapenwedloop

Hoe?

  1. Hotline ( telefoonlijn Washington – Moskou)
  2. Verbeterde betrekkingen China en VS
  3. Erkenning van de grenzen van de DDR en BRD. BRD, 1969: Willy Brandt: bondskanselier BRD à zoekt toenadering DDR.
  4. Kernwapenbeheering: 1968 0 non-prolife ratie verdrag: voorkomen dat kernwapens naar landen die nog geen hebben.

Verplicht Voorbeeld: Salt-I en II akkoorden

(1972-79)

à afspraken over het verminderen van het aantal intercontinentale kernraketten.

Salt I wapenbeperking met korreltje zout, waarom niet serieus nemen?

q

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.