8.2, 8.3 Haarlem Industrialiseerd

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 302 woorden
  • 8 mei 2002
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
33 keer beoordeeld

8.2.(1,3,4,5) dictatoriale systemen = facisme & communisme
grootschalige nijverheid = veel productie van goederen
Kenmerken industriele samenleving
Mechanisch aangedreven machines
Gebruik kunstmatige energiebronnen = fossiele brandstoffen (kolen,olie,gas), Gebruik materialen uit NIET natuur = ijzer, staal, kunststoffen
Meerderheid bevolking in werkzaam
Meerderheid bevolking in steden
Revolutie = ingrijpende wending in het leven. Alles word anders
snel industrialiseerden gebieden = gebieden dichtbij grondstoffen + goede infrastructuur

Nederland = bijna geen kolen, geen ijzererts, wel goede verbinding met zee, wel waterwegenstelsel, wel bank- kredietsysteem, veel kapitaal. Langzame industrialisatie in nederland = rijke Nederlanders gingen rentenieren, dus NIET investeren wat nodig is. snel groeiende stadsbevolking. = SLECHT voorzieningen, ONTBREKEN rioleringen + waterleidingen, SLECHTE behuizing -> (cholera-epidemieën) Revolutiebouw = 19e eeuw
Oplossingen sociale kwestie = overheidsmaatregelen + liefdadigheid. Overheidsmaatregelen = aanleg waterleidingen + riolering (tegen cholera), veiligheidsmaatregelen (straatverlichting, politieambtenaren) Liefdadigheid = oprichting verenigingen voor betere arbeidswoningen. Adam Smith = rijkdom best worden vergroot & verdeeld onder de bevolking 'wet van VRAAG en AANBOD' Adam Smith = grondlegger van economisch liberalisme. ijzeren loonwet = lage lonen als gevolg van 'wet van vraag en aanbod' Karl Marx = grondlegger socialisme
Communistisch manifest = boekje van het socialisme
Bourgeoisie = marxistische benaming rijke burgers (machthebbers) Proletariaat = marxistische benaming arbeidsklasse
Klassestrijd = tussen bourgeoisie en arbeidsklasse
dictatuur van het proletariaat = marxistische arbeiders komen aan de macht. socialistische heilstaat = gelijkheid en welvaart voor iedereen 8.3.(4,5) Conservatieven = oude te behouden en zo nodig te herstellen (veel macht koning, grote invloed adel) Liberalen = voor parlementen, vastleggen rechten en vrijheden in een grondwet. (kiesrecht) Censuskiesrecht = alleen bepaalde mensen mogen stemmen. (Mensen die rijk zijn) Nationalisten = behoud volk, 1 gemeenschappelijke afstamming, taal, cultuur. Socialisme = strijd tussen proletariaat en bourgeoisie
constitutionele monarchie = macht koning werd door grondwet beperkt. Thorbecke = zorgde voor rechtstreeks 2e Kamer kiezen + ministeriele verantwoordelijkheid enz. ministeriele verantwoordelijkheid = ministers moeten zich verantwoorden aan de volksvertegenwoordiging

sociaal-democraten = VOOR algemeen kiesrecht. Confessionelen = stromingen gebaseerd op een geloofsovertuiging (rooms-katholieken, orthodoxe protestanten) Schoolstrijd = meningsverschil onderwijs
1922 algemeen vrouwenkiesrecht = Nederland nu een DEMOCRATIE (na algemeen mannenkiesrecht in 1917)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.