6.1 Een wereldeconomie.
• wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
De VOC:
VOC = Verenigde Oost-Indische Compagnie.
De reis was gevaarlijk door stromingen, kliffen en stormen, maar in 1594 kwamen daar de Portugezen ook nog bij. Zij vormden een gevaar. Hierdoor gingen kooplieden hun schepen zwaar bewapenen.
- een van de ontdekkingsreizen was dramatisch. 4 schepen met 249 mensen gingen weg. Na 2.5 jaar waren er nog 89 mensen over. De rest was overleden door ziektes. Deze reis had niet veel opgeleverd aan producten, maar Java was wel bereikt. De weg naar Indië was gevonden!
Na dit succes kwamen er veel handelsondernemingen. Het was te doen om de fijne specerijen en de peper, zoals kruidnagel, foelie en nootmuskaat. Dit zorgde voor moordende concurrentie en de winsten daalden.
1602: De Staten-Generaal richtte de VOC op. Buiten de VOC mochten Nederlanders geen handel meer drijven.
De VOC mocht: - verdragen sluiten met vorsten
- vestingen bouwen
- oorlog voeren
VOC was een voorbeeld voor het opkomende handelskapitalisme: koopman-ondernemers hielden zich bezig met handel en nijverheid en een deel van de winst werd in de ondernemingen gestopt.
Aandelen werden uitgegeven voor een startkapitaal. 1143 mensen in Amsterdam deden hier aan mee. De compagnie werd geleid door de Heeren XVII, zeventien bestuurders. In de overzeese vestingen werd een gouverneur-generaal (algemeen bestuurder) de hoogste baas.
Handelsnetwerk:
VOC richtte zich eerst op de Molukken, in 1605 werd daar het eiland Ambon veroverd door de Portugezen. De VOC dwong de Molukkers hun fijne specerijen alleen nog aan haar te leveren.
1619: VOC stichtte op Java het hoofdkwartier Batavia. VOC nam deel aan de handel tussen de verschillende delen van Azië. (met zilver uit Japan werd textiel in India gekocht e.d) VOC wilde geen grote gebieden beheersen, maar kreeg dit toch door de oorlogen die werden gevoerd om de handel veilig te stellen. Op Ceylon werden de Portugezen verjaagd. Rond Batavia bracht de VOC een groeiend gebied onder haar gezag, ten koste van de Javaanse rijken.
Op Kaap de Goede Hoop werd ten slotte een kolonie gesticht die als verversingspost moest dienen voor VOC-schepen. VOC bleef het grootste en rijkste van alle Europese compagnieën. In de 18e eeuw, werd er ook Javaanse koffie naar Europa gebracht. In de 18e eeuw werd de VOC wel geleidelijk overvleugeld door de Britse East Indian Company.
Amerika en Afrika:
Wereldeconomie: De handelsrelaties die Nederlanders en andere Europeanen over de hele wereld aanknoopten vormden het begin hiervan. Nederlanders ook in West-Afrika en Amerika => WIC werd opgericht (West Indische Compagnie)=> waren vooral uit op het bestrijden van Spanje. Zij gingen de Spaanse aanvoer van goud en zilver uit Zuid-Amerika treffen en in 1628 boekte Piet Heijn een legendarisch succes met de verovering van de Spaanse ‘zilvervloot’. WIC bleef bestaan na de oorlog met Spanje. Zij gingen handelen in slaven en goud uit West-Afrika en suiker en andere tropische producten uit Zuid-Amerika. WIC beheerde kolonies onder meer in Brazilië en Noord-Amerika, maar er bleven maar 6 Antilliaanse eilanden en Suriname over. Slaven moesten daar werken.
6.2 De Gouden Eeuw van Nederland.
• De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
Land van regenten:
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden trad naar buiten op als eenheid, maar binnenlandse aangelegenheden werd door elke staat alleen afgehandeld. Bestuur was in handen van regenten (honderden heren, meestal handelselite, in stedelijke, gewestelijke en plattelandsbesturen zaten en hoge rechterlijke of ambtelijke functies hadden). Steden werden bestuurd door een vroedschap (college van 24 tot 36 leden). Zij benoemden andere regenten (burgemeester). Het lidmaatschap van de vroedschap was niet overerfbaar. Vroedschappen stuurden vertegenwoordigers naar de provinciale staten van het gewest. In de oostelijke provincies had de adel meer in te brengen dan in het andere deel. Stadhouder was de hoogste functionaris in de gewesten, dit kwam doordat de landsheren verdwenen en vroeger waren de stadhouders vertegenwoordigers van de landsheer geweest. De functie van stadhouder bleef bestaan. Tot in de 18e eeuw benoemden 5 van de 7 gewesten een nakomeling van Willem van Oranje als stadhouder. Friesland en Groningen kozen voor een afstammeling van een neef van de prins.
De stadhouder:
Stadhouder van de 5 gewesten (Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel) was machtigste man van Republiek. Hij was opperbevelhebber (leger en vloot!), hield toezicht in de gewesten op rechtspraak en kon gratie verlenen (+ prestige) Hij had ook het laatste woord bij het benoemen van leden van de vroedschap. Hij was geen alleenheerser (meer theorie dan praktijk). Er zijn 2 lange stadhouderloze (behalve in Groningen en Friesland) tijdperken geweest. Dit kwam door de regenten die de macht van de stadhouder wilde inperken. De gewesten werkten samen in de Staten-Generaal en zij beslisten over:
• buitenlandse politiek
• in- en uitvoerrechten
• leger en vloot
• bestuur van de generaliteitslanden (delen van Brabant en Limburg die op de Spanjaarden waren veroverd)
Iedere provincie had één stem in de Staten-Generaal, maar Holland had toch meeste invloed. Bracht meer dan de helft van het geld in. De landsadvocaat of raadspensionaris was de belangrijkste man binnen de Staten-Generaal. (Voorzitter van de Staten van Holland, Leidde de Hollandse vertegenwoordigers in de Staten-Generaal en onderhield namens de Republiek contact met het buitenland).
Handelsnatie:
Holland vloeide over van allerlei waren, ookal had het zelf niets. De handel was erg belangrijk. Amsterdam was de belangrijkste stapelmarkt van Europa. Na de bal ban Antwerpen in 1585 groeide ook de handel met Zuid-Europa. Veel protestanten vluchtten naar Amsterdam, Leiden en andere Noord-Hollandse steden. Zij brachten geld, kennis en contacten mee. Antwerpen kon zich niet herstellen doordat de Schelde afgesloten werd door Nederland. Goederen werden opgeslagen in Amsterdam en verwerkt en doorverkocht. De Staten-Generaal hield de in- en uitvoerrechten laag en liet in de buitenlandse politiek de handelsbelangen zwaar meewegen. Er bleven paupers (arme mensen) maar toch steeg in de Gouden Eeuw het welvaartspeil.
Land van Rembrandt:
Cultuur bloeide ook. Nederlanders waren zuinig, maar cultuur ontstond toch. De kerk was geen belangrijke opdrachtgever in het protestante Nederland, maar regenten, kooplieden en andere burgers wel. Op literair gebied was de 17e eeuw belangrijk door het werk van P.C. Hooft, Joost van den Vondel en Bredero en ook in de wetenschap was Nederland belangrijk. Hugo de Groot was de grondlegger van het volkenrecht. Christiaan Huygens was een internationale beroemdheid als wiskundige, astronoom en fysicus en Jan Adriaensz. Leeghwater construeerde een nieuw type watermolen voor drooglegging van de Hollandse meren. De helft van de studenten van de Universiteit van Leiden kwam uit het buitenland. Dat had te maken met de vrijheid van de Republiek. Boeken werden hier gedrukt en het calvinisme was wel de officiële godsdienst, en alleen leden van de calvinistische Gereformeerde Kerk konden openbare functies krijgen, maar de rechtzinnige dominees hadden toch niet al te veel invloed. Zelfs de katholieken konden hun godsdienst uitoefenen, zolang het niet al te goed zichtbaar was.
6.1 en 6.2
6.1
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden