Wetenschapsfilosofie samenvatting

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 4258 woorden
  • 1 juli 2021
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
11 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Overweeg jij een maatschappelijke studie? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Sociologie of Antropologie dan wel iets voor jou! Bij beide opleidingen ga je aan de slag met maatschappelijke vraagstukken. Wil jij erachter komen welke bachelor bij je past? Stel al je vragen aan studenten Romy of Marie!

Meld je aan!

4.1 Wat is wetenschap?

Wetenschapsfilosofie heeft zowel een descriptieve (hoe wetenschap functioneert) als een normatieve (hoe wetenschap zou moeten zijn) component.

Wat is Wetenschap?

 1) een menselijke activiteit om de wereld te onderzoeken en betrouwbare kennis te vergaren.

 2) Het geheel van kennis wat uit deze activiteit voortkomt.

 3) een verzameling van disciplines als fysica, biologie, literatuurkunde enz.

Onderverdeling wetenschap:

  • Natuurwetenschappen: de levensloop natuur, het universum. Zoals: Natuurkunde, scheikunde, kosmologie, geologie
  • Levenswetenschappen: levende wezens. Zoals:

Biologie, genetica, ecologie, geneeskunde 

  • Menswetenschappen: de menselijke mentale vermogens en hun producten. Zoals: psychologie, sociologie, economie, rechtsgeleerdheid, geschiedenis 
  • Formele wetenschappen: abstracte entiteiten (getallen formele stellingen). Zoals: logica, wiskunde, statistiek

Soms worden bepaalde disciplines (als bvb taalkunde en geschiedenis) omdat hun methode erg verschilt van natuurwetenschappen, maar menswetenschappen zijn toch belangrijk. Ze proberen betrouwbare kennis te vergaren op hun eigen manier.

Alles wat er in de wereld gebeurt, heeft een bepaalde samenhang: geen enkele tak van de wetenschap is volledig zelfstandig. Dit vertaalt zich naar de twee beginselen van filosofie: reductie en unificatie.

Bij reductie verklaren we hoge en lastige verschijnselen door onderliggende processen te omschrijven. Het herleiden naar iets beantwoordbaars. Dit roept soms discussie op, want is alles wel te reduceren? (Denk aan menselijke geest)

Bij unificatie maak je van alle verschijnselen één theorie. Alles wat gebeurt past in een grote supertheorie. (Bvb Darwin: hij verklaarde veel verschijnselen aan de hand van eenvoudige principes.

4.2 Wetenschappelijke methodologie

Men zocht na de 17e eeuw naar de wetenschappelijke methode. Daarmee werd een schema dat de wetenschappelijke werkwijze samenvat bedoeld. 

  • Deductieve methode

Volgens Aristoteles werkt wetenschap aan de hand van de deductieve methode. Bij deductie gebruiken we axioma’s oftewel aannames/premissen die zo onweerlegbaar zijn dat ze als grondslag kunnen dienen. Daaruit leiden we een conclusie af, aan de hand van logische gevolgtrekkingen/ conclusies.

Soms kan je deductieve redenering kloppen, maar de conclusie die er bij hoort niet. In dit voorbeeld ligt het probleem dus niet bij de methode van de deductie, maar bij een van de aannames/premissen. Vb: Alles vogels kunnen vliegen —> een pinguïn is een vogel —> een pinguïn kan vliegen. 


Als de eerste twee zinnen – de premissen – waar zijn, dan moet de conclusie ook waar zijn. De eerste zin “Alle vogels hebben vliegen.” is de algemene regel en de tweede zin is de bijzondere regel. In de conclusie laat je zien dat de conclusie ook voor dit specifieke geval geldt.

-Inductieve methode

Bij inductie heb je een aantal specifieke waarnemingen (bijvoorbeeld: ik heb nog nooit een zwarte zwaan gezien, alleen maar witte), waaruit een conclusie volgt (er bestaan geen zwarte zwanen).

Je weet bij inductie nooit helemaal zeker of je conclusie juist is, want het zou zo kunnen zijn dat er ergens een paarse of zwarte zwaan rondloopt, die je toevallig niet hebt gezien.

De filosoof Francis Bacon was de eerste moderne filosoof die expliciet een methode uitgewerkt had voor de nieuwe wetenschap. Kritiek: de deductieve logica van Aristoteles is volgens hem te strikt en niet toereikend voor de wetenschap. Het voorbeeld van de zwaan is een werkwijze die volgens Bacon moeten worden gebruikt. Eert die je waarnemingen over de werkelijkheid (dmv bijvoorbeeld experimenten) en daar leidt je vervolgens algemene conclusies vanaf.

Kritiek van Aristoteles: Deze methode is niet deductief geldig. Oftewel de conclusie niet met zekerheid volgt uit onze premissen (de verschillende witte zwanen die we observeren). 

Kritiek van de empirist David Hume: Voor de veralgemeende uitspraak alle zwanen zijn wit” vinden we geen bewijs in onze ervaringen. Hoeveel zwanen je ook hebt gezien, nooit kan je daaruit een algemene conclusie volgen dat alle zwanen wit zijn. Hij erkende wel dat inductie hoort bij de menselijke denkgewoonte. 


  • Logisch positivisten: verificatie

De Wiener Kreis is een groep wetenschappers en filosofen met Einstein, Wittgenstein en Russel als hun grootste invloeden.UItspraak van Wittgenstein is: ‘’Wat gezegd kan worden, kan ook helder gezegd worden.’’ Oftewel uitspraken zonder feiten zijn waardeloos. Waarvan men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen. Wittgensteins uitspraak wordt bij de Wiener Kreis het verificatiebeginsel: de betekenis van een uitspraak bestaat in de manier waarop hij kan worden geverifieerd, dat wil zeggen: waargemaakt door middel van waarneming of experiment. Als die niet waarneembaar is, kan een uitspraak net zo goed worden verworpen.  De logisch positivisten probeerden een toetsing of verificatie van inductieve veralgemeningen op te stellen. Rudolf Carnap vond dat men telkens duidelijk moet aangeven wanneer (of onder welke condities) een veralgemening waar is (Verificatiemethode). Daar is veel kritiek op van andere filosofen, want de methode is volgens hen te streng en niet haalbaar in de praktijk. Toch is het positivisme belangrijk geweest, want het is nuttig om wetenschappelijke uitspraken te koppelen aan specifieke waarnemingen en om concepten te helpen definiëren. 

raven paradox/inductie

In de wetenschap moeten beweringen bewezen worden. De paradox van Hempel maakt duidelijk dat het bewijzen van een empirische bewering, een bewering dus die feitelijk waar moet zijn, nog niet zo eenvoudig is. Logica en empirie zijn twee partners die soms op een merkwaardige manier samenwerken.

Een bewering kan de volgende algemene logische vorm hebben:

Alle R zijn Z

Hempel zelf gebruikt als voorbeeld de bewering dat alle raven zwart zijn. De R staat dan voor Raaf en Z voor zwart. Deze zo simpele bewering leidt tot een paradox die dan ook wel de zwarte raven paradox wordt genoemd.

Een voor de hand liggende manier om deze bewering empirisch te toetsen is door naar raven te kijken en te noteren of ze zwart zijn of een andere kleur hebben. Elke keer dat een zwarte raaf gevonden wordt, is dat een bewijs voor de bewering. Zodra er een raaf gevonden wordt die niet zwart is, dan zijn de gevolgen ernstigers. De bewering wordt in een klap onwaar.

De paradox ontstaat nu wanneer de bovenstaande bewering vervangen wordt door een andere bewering die er logisch gezien equivalent mee is.

Alles dat niet Z is, is geen R

Deze tweede vorm wordt ook wel het contrapositief van de eerste genoemd. Beide beweringen zijn logisch gelijkwaardig, de een volgt uit de ander en de ander volgt uit de een. Als de een waar of onwaar is dan is de ander dat ook.

De logica mag dan leren dat beide beweringen equivalent zijn, in termen van empirische bewijsvoering is er iets vreemds aan de hand. Het contrapositief impliceert dat een object (ding of dier) dat niet zwart is en ook geen raaf is mag gelden als bewijs voor de stelling dat alle raven zwart zijn. Dus elke rode auto, elke groene kikker, elke gele ster en elk blank kind is een bewijs voor de bewering dat raven zwart zijn. Pas als het niet-zwarte object een raaf blijkt te zijn, dan is de bewering onwaar.

Het lijkt er dus op dat een wetenschapper die wil bewijzen dat raven zwart zijn net zo goed kan kijken naar alle dingen die niet zwart zijn. Elke keer dat een niet-zwart object geen raaf is, heeft hij een bewijs geleverd voor de stelling dat elke raaf zwart is.

De methode van toetsen die hierboven is blootgelegd, wordt wel inductie genoemd. Op basis van een aantal waarnemingen wordt geprobeerd om een algemene bewering te bewijzen. Het is eigenlijk volstrekt duidelijk dat een algemene bewering maar hoogstzelden op deze manier bewezen kan worden. Pas wanneer alle raven bekeken zijn en ze allemaal zwart zijn pas dan is de bewering waar. Ook al is de verzameling van alle raven eindig, zelfs dan is een volledig bewijs praktisch gezien vaak onmogelijk. Neem de raven. Het is weliswaar een eindige verzameling maar veel raven zijn al overleden zonder dat iemand ze ooit bekeken heeft.

In het proces van inductie, zo stelt men, verhoogt elke waarneming de kans dat een bewering waar is. Dat dit tot hopeloze problemen leidt wanneer het aantal te beschouwing objecten heel groot of zelfs oneindig is, moge duidelijk zijn. Dit is ook de achtergrond van het principe van falsificatie van de wetenschapsfilosoof Karl Popper. Een bewering kan nooit bewezen worden op basis van inductie, zo stelt hij. Het enige dat mogelijk is, is het bewijzen dat een stelling onwaar is. Vind een witte raaf en de stelling dat alle raven zwart zijn is onwaar. Omdat volledige inductie, in het algemeen, niet mogelijk is, kan van maar heel weinig beweringen gezegd worden dat ze waar zijn. Alleen de onwaarheid van een bewering kan met zekerheid vastgesteld worden.

Dit idee van falsificatie werkt ook met het contrapositief. Wanneer men een niet-zwart object vindt dat toch een raaf is, is de bewering onwaar. Omdat een wetenschapper moet zoeken naar onware beweringen, is het verstandiger om te beginnen met het zoeken naar witte raven dan naar niet-zwarte objecten omdat de eerste verzameling aanzienlijk kleiner is dan de tweede en dus de kans op falsificatie groter is.


  • Hypothesen en falsificatie

Falsificatie betekent dat het mogelijk is om tegenbewijs te vinden voor een bepaalde theorie. Volgens Karl Popper gaat de wetenschappelijke methode als volgt: Men begint met een hypothese en probeert deze hypothese telkens weer te weerleggen/falsifiëren. Wanneer dat lukt, verwerp je de foute hypothese en begin je opnieuw. 

Volgens Popper is dat de wetenschappelijke vooruitgang: door telkens opnieuw foute hypotheses te elimineren, komen we steeds dichter bij de waarheid. Om te toetsen of je hypothese falsifieerbaar is, maakt Popper het demarcatiecriterium.


4.3 Moderne wetenschapsfilosofie 

Bij de logisch positivisten en de popperianen groeit het inzicht dat er twee fasen zijn in de wetenschap: eerst is er de ontdekking van een idee of hypothese en vervolgens de onderbouwing daarvan.

  • We onderscheiden dus twee zaken:

 De context van rechtvaardiging: Hierin situeert de wetenschappelijke methode zich. Hierin zijn eisen aan de hypothesen gesteld en wordt steeds dezelfde methode gebruikt.

 De context van ontdekking: Hoe ga je je hypothese onderzoeken/onderbouwen. Hiervoor is geen specifieke methode. Er is dus niet 1 methode en de oorsprong van de hypothesen is ook niet van belang. Wel goed onderzoek .

 De context van rechtvaardiging is tegenwoordig onbelangrijk. Het gaat om de manier waarop men vervolgens de verkregen hypothese gaat toetsen. Bijvoorbeeld een Duitse chemicus Friedrich Kekulé beweerde dat hij op het idee van de ringvormige structuur door een droom over een slang die zichzelf in de staart bijt kwam. Dromen zijn normaal gesproken geen leidraad voor wetenschappelijke theorieën, maar dat is geen probleem. Het gaat erom hoe hij de hypothese vervolgens probeert te testen. Popper zou zich afvragen welke pogingen Kekulé deed om zijn hypothese te falsifieren. De logisch positivisten zouden zich afvragen op welke manier de hypothese verifieerbaar is.

  • Popper: Welke pogingen neemt men om zijn hypothese te falsifiëren?
  • Logisch positivisten: Op welke manier is die hypothese verifieerbaar? Is de hypothese ook daadwerkelijk bevestigd?

Verificatie vs Falsificatie:

Wiener Kreis; ‘’Wetenschap is door experimenten gerechtvaardigde feitenkennis’’

Popper: Wetenschappers moeten hun heil zoeken in het bevestigen van hun theorieën, maar in het bedenken van experimenten die de theorie zouden kunnen weerleggen.

bijvoorbeeld: ‘’Zwanen zijn wit’’ Wiener Kreis zou op zoek gaan naar witte zwanen, Popper zou op zoek gaan naar een zwarte zwaan.

  • Kritiek op de deductie van Aristoteles: deductie laat geen kennis toe die verworven is uit empirische waarneming
  • Kritiek op inductie van Bacon: je weet nooit of je álles hebt waargenomen (inductieprobleem). Bovendien is het te beperkt, wetenschappers doen niet zomaar observaties om ze bij elkaar op te tellen.
  • Kritiek op Popper: hypothesen kunnen niet langer ‘bevestigd’ worden. (dus je weet niets zeker)
  • Kritiek op logisch positivisten: ‘totale’ verificatie is praktisch gezien onhaalbaar. (hoe alle zwanen te vangen?)

Iedere Wetenschappelijke Methode kent dus zijn beperkingen.

Thomas Kuhn en Paul Feyerabend

Er bestaat niet slechts één enkelvoudige methode. Het gevaar ontstaat dat we eigenheid van de verschillende wetenschapstakken miskennen. Bovendien evolueren methoden na verloop van tijd. Wetenschappelijke doorbraken bereik je juist door een gevestigde methode op te geven.


De algemene methode van de wetenschap omvat een empirische cyclus, waarbij er een

voortdurende wisselwerking is tussen waarneming en theorievorming (zie afbeelding in het boek):

 A&E:deductieve methoden

 B&C:empirisch

 D:inductie

Wetenschappers volgen niet altijd strikt het schema. Een dergelijke strikte opvatting van de

wetenschappelijke methode is achterhaald. Wetenschappers vergelijken vaak meerdere hypotheses met elkaar. Als er geen tweede alternatief is, maken ze gebruik van de nulhypothese (de opvatting dat er niets aan de hand is). Bijvoorbeeld: paracetamol werkt niet.

  • Theorie: Een samenhangend en coherent geheel van verklaringen over de wereld, dat uitvoerig is onderzocht en op feiten berust.
  • Hypothese: Een voorlopige stelling/vermoeden
  • Een theorie bevindt zich een stap hoger dan de hypothese.
  • In de wetenschap is een theorie uitvoerig ondersteund door empirische bewijzen maar in het dagelijks leven staat een theorie gelijk aan een vermoeden.

Naast het gebruik van de wetenschappelijke methode zijn er ook kernwaarden die de wetenschap hoog in het vaandel draagt:

  1. eerlijkheid
  2. interne kritiek en zelfcorrectie
  3. respect voor de waarheid
  4. helder en ondubbelzinnig taalgebruik
  5. wantrouwen tegenover tradities, autoriteit, dogma’s en vooroordelen
  6. open en publieke discussie

De beste manier om tot waarheid te komen, zo redeneren wetenschappers, is om elke theorie of opvatting publiekelijk te presenteren aan strenge kritiek te onderwerpen. Dat is het kerninzicht van Poppers methode van vooruitgang door falsificatie. 


4.4 De demarcatie van wetenschap en pseudowetenschap

  • Demarcatieprobleem: De vraag over de scheidslijn tussen goede en slechte vormen van

wetenschap.

  • Pseudowetenschap (pseudo=vals): Theorieën die nog niet bewijsbaar zijn
  • Het demarcatiecriterium is gebaseerd op Poppers oplossing voor het inductieprobleem
  • Wanneer er niets is dat aan de indringende blik van een wetenschapper kan ontsnappen, ziet Popper deze eigenschap als een grote zwakte:   

 Er is niets wat in tegenspraak zou (kunnen) zijn met de theorie. (bijvoorbeeld psychoanalyse van Freud. Freud lijkt in zijn theorie altijd gelijk te hebben in tegenstelling tot de gewaagde voorspelling van Einstein) Er is in deze analyse geen zwarte zwaan!

kort gezegd wordt een uitspraak volgens Popper wetenschappelijker naarmate die: universeler, eenduidiger geformuleerd en gedetailleerder is.

  • Volgens Popper gaat de wetenschap vooruit door hypothesen voorop te stellen en die

vervolgens te ontkrachten of falsifiëren. Voor stellingen die niet falsifieerbaar zijn, heeft het

geen nut om ze te onderzoeken. Het demarcatiecriterium werd naar voren geschoven om wetenschap van pseudowetenschap te onderscheiden. Een goede wetenschapper is een empirische waaghals: iemand die zijn nek uitsteekt en gedurfde en precieze voorspellingen doet (zoals einstein) ‘Een theorie is van een hogere wetenschappelijke kwaliteit naarmate ze grotere empirische risico’s neemt en naarmate ze meer pogingen tot falsificatie succesvol heeft doorstaan.’ Een wetenschappelijke theorie is nooit volledig bewezen. Maar juist het feit dat ze altijd op onverwachte weerleggingen kan botsen, is de grootste kracht van wetenschappelijke kennis. Een overleving van pogingen tot falsificatie draagt bij aan een hoge corroboratie. Een theorie met een hoge corroboratie heeft veel pogingen overleefd en is te verkiezen boven een theorie met een lage corroboratie. 

Tot nu toe: Wat telt als wetenschappelijke kennis?

  • Het ‘’oude’’ antwoord: kennis die via inductie tot stand komt
  • Wiener Kreis: kennis die empirisch te verifiëren is
  • Karl Popper: falsifieerbare kennis

overeenkomst tussen Wiener Kreis en Popper is dat beide niet geïnteresseerd zijn in de methode, maar in de resultaten


Thomas Kuhn is een filosoof die een andere alternatieve wetenschapsfilosofie ontwikkelde. Volgens Kuhn zijn wetenschappelijke theorieën ingebed in nog grotere structuren die hij paradigma’s noemt. Een paradigma is een kader waarbinnen de wetenschappelijke theorieën zich bevinden. We kunnen, volgens Kuhn, twee fasen onderscheiden in het verloop van wetenschap:

 Perioden van normale wetenschap: Periode waarin iedereen werkt binnen hetzelfde paradigma, dat nauwelijks in twijfel wordt getrokken.

 Wetenschappelijke revoluties: Wanneer het aantal anomalieën/onregelmatigheden zodanig is toegenomen, dat er een nieuw paradigma begint op te dringen.

Kuhn zette zich hiermee af van Popper: een anomalie zet niet meteen een hele theorie of een paradigma op de helling. Dat gebeurt pas tijdens een wetenschappelijke revolutie.Een wetenschappelijke revolutie gaat als volgt:

Op een gegeven moment komen er telkens meer anomalieën bij binnen het kader. Deze blijven toenemen tot op een zeker punt, waar iemand buiten het paradigma stapt. Deze zal uiteindelijk zorgen voor een wetenschappelijke revolutie.

De analyse van Kuhn werpt een probleem op voor Poppers criterium voor falsifieerbaarheid. Dat probleem werd in de negentiende eeuw beschreven door Pierre Duhem. Hij stelt dat wetenschappelijke hypothesen nooit worden getest in isolatie, maar in ‘bundels’. Zo vormt de analyse van Kuhn een probleem voor Poppers criterium voor falsifieerbaarheid.

Wetenschappers spreken over de randvoorwaarden en begincondities die nodig zijn om een hypothese in contact te brengen met de realiteit.

Stel dat we de theorie van Newton gebruiken om een voorspelling te doen over de baan van die een planeet beschrijft. De resultaten blijken niet te kloppen. Een strikte poppenkast zou besluiten dat de theorie van Newton is gefalsificeerd en op de schroothoop hoort. Duhem en Kuhn zeggen dat die conclusie voorbarig is. De voorspelling was geen test van Newtons theorie op zich, maar van een groter geheel: de wetten van Newton samen met allerlei begin- en randvoorwaarden plus enige achtergrondkennis. Stel de theorie van Newton is toch correct, maar hebben we ons vergist in de massa van een planeet of haar positie tegenover de zon.  Filosofen zeggen dat observaties een theorie onderdetermineren:

 Observaties zijn op zichzelf onvoldoende om uit te maken welke theorie correct is. Het volstaat om aan een of meerdere randvoorwaarden te sleutelen. Dat is ook waarom niet elke anomalie het einde van een paradigma betekende tijdens perioden van normale wetenschap.


 Een anomalie leidt dus in de wetenschap zelden tot een onherroepelijke falsificatie van een theorie. Poppers leerling Imre Lakatos stelt dat wanneer we een schijnbare falsificatie tegenkomen voor onze theorie, mogen we niet zomaar in de marge beginnen te morrelen om de kerntheorie te redden. Een dergelijke reddingsoperatie is enkel toegestaan als de gewijzigde theorie ook nieuwe voorspellingen toelaat, die wetenschappers onafhankelijk kunnen controleren. Als die mogelijkheid niet bestaat, dan is de wijziging ad hoc. Wanneer er sprake is van een ad hoc uitvlucht, hebben we te maken met pseudowetenschap.

Pseudowetenschap is volgens Kuhn van wetenschap te onderscheiden door te kijken naar het niveau van de paradigma’s: we moeten kijken naar het probleemoplossend vermogen van een paradigma kijken. We moeten dus kijken naar het probleemoplossend vermogen van een paradigma. Goede wetenschap is vruchtbaar en slaagt erin om problemen op te lossen, terwijl pseudowetenschap nergens toe leidt. Een probleem van de analyse van Kuhn is dat het onderscheid tussen normale wetenschap en revoluties niet overeenkomen met de geschiedenis van de wetenschap. Er is eigenlijk zelden een periode van ‘normale wetenschap’. Er zijn continu wetenschappers bezig met vragen stellen over de aannames van hun paradigma. 

Lakatos maakt een onderscheid tussen progressieve onderzoeksprogramma’s (wetenschap) en degeneratieve programma’s (pseudowetenschap)

Larry Laudan spreekt over onderzoekstradities, die hij evolueert aan de hand van probleemoplossend vermogen.

Wetenschap is in de algemene zin te omschrijven als een probleemoplossende activiteit.

Er zijn altijd veel meer manieren om iets fout te doen, dan om iets goed te doen. Dat maakt het niet makkelijk om alle vormen van pseudowetenschap onder dezelfde noemer te plaatsen en te

onderscheiden van goede wetenschap.

  • De analyse van Popper over waaghalzerij blijft een nuttige methode om pseudowetenschap van wetenschap te onderscheiden.
  • Goede wetenschap stelt zich kwetsbaar op voor falsificatie en kritiek. Pseudowetenschap dekt zich zoveel mogelijk in; ze doen nooit een specifieke voorspelling.
  • Pseudowetenschappers gebruiken vaak immunisatiestrategieën of ad hoc uitvluchten om de weerlegging te betwisten.
  • Ook gebruiken ze de strategie van vaagheid en ambiguïteit. Andere kenmerken voor

pseudowetenschap zijn:

  1.  Beroep op autoriteit en tradities
  2.  Gebruik van drogredenen ,zoals autoriteitsargumenten
  3.  Anekdotische bewijzen
  4.  Neiging tot complotdenken
  5.  Techniek van kersenplukken:selectief gebruik van data
  6.  Mysterieuze duistere concepten

Kortom de problemen om de juiste methode te vinden:

  • De aard van de problemen verschilt sterk van domein tot domein (De methoden van een fysicus is niet hetzelfde als die van een geoloog)
  • Er zijn veel manieren om iets te verknoeien 

De analyse van Popper botst op een aantal problemen, maar blijft toch blijft zijn kerninzicht over het belang van waaghalzerij in de wetenschap nuttig om goede van slechte wetenschap te onderscheiden. Als je een hypothese oppert, moet je kunnen aangeven welke waarnemingen jouw theorie op de helling zouden wetten.

Het scheermes van Ockham stelt dat je voor een verklaring niet méér entiteiten mag inroepen die strikt noodzakelijk zijn. 


4.5 de aard van wetenschappelijke kennis

De grenzen van wetenschap:

Wetenschap beantwoord feitelijke vragen, maar kan ons niet rechtstreek antwoord geven op morele, esthetische of spirituele vragen. David Hume meende dat er een kloof gaapt tussen zijn en behoren (is/ought). De wetenschap kan ons leren wat er in de wereld is, maar niet wat we behoren te doen. Hoewel wetenschap dus relevant is voor morele of politieke kwesties, huldigen de meeste filosofen en wetenschappers wel het ideaal van een waardevrije wetenschap. Oftewel: dat wetenschap geen morele of politieke waarden veronderstelt.


UIT DE PRESENTATIE;

Latour:

De socioloog/filosoof is voornamelijk bekend vanwege zijn Actor-netwerktheorie

Deze stelt dat de mens niet alleen maar invloed uitoefent op de wereld buiten haar, maar de wereld ook invloed uitoefent op ons. Wij mensen bevinden ons in verschillende ´netwerken´ die bestaan uit andere mensen, maar ook uit ´niet menselijke actoren´. Iedereen binnen dit netwerk is gelijk!

Een voorbeeld van een netwerk: Facebook. Iedereen die Facebook gebruikt is een onderdeel van dit netwerk, en kan jou invloed op jou uitoefenen (door je een berichtje te sturen bijvoorbeeld). Maar de tablet of de telefoon waarop je Facebook gebruikt is ook een actor in dit netwerk! Deze heeft namelijk ook invloed op jou (bijvoorbeeld door berichten snel of langzaam te laden, het geluid van een filmpje hard genoeg af te spelen zodat jij het kan horen, of door een zodanig klein scherm te hebben dat je vaak verkeerd klikt en iemand een vriendschapsverzoek stuurt terwijl je dat helemaal niet wil).

Wetenschap (laten we zeggen een onderzoeker in een ziekenhuis) is dus lang niet alleen een individu die inductie of deductie toepast, een hypothese opstelt of probeert te falsificeren. Volgens Latour lijkt wetenschap in dit voorbeeld meer op het schema hiernaast 


Andere samenvatting zegt dit over Latour:

▪ Alles is een actor: iets wat iets doet

  • Wetenschap bouwt een netwerk van meetapparatuur. Dat is wat de wetenschap zo goed

maakt.

 Deze linkjes binnen een netwerk zijn ook weer te linken aan het dagelijks leven.

  • Alle onderbouwde theorieën hebben een groot netwerk van zichzelf. Dat maakt ze aannemelijk.
  • Wetenschap is zo goed, omdat ze ook gelinkt is met het politieke netwerk.
  • De netwerken worden nu verhuld. Van een vraag kun je direct naar een antwoord. De linkjes

ertussen worden overgeslagen.

 Double-click communication: je kunt direct van A naar B. Met als nadeel dat het traject van A naar B verborgen blijft.

  • Het netwerk van feiten wordt steeds moeilijker te begrijpen, omdat het alsmaar groeit.

 Als een proces onduidelijk is, vindt men dat onprettig is en zet men het aan de kant.

 Zo wordt het steeds moeilijk om het hele systeem te overzien.

  • De informatie uitwisseling gaat over vele velden.
  • Latour: we hebben vaak het idee dat als we religieus spreken, we informatie uitwisselen. Maar dat is niet zo. Het is articulatie
  • Om het moment dat je zegt dat je in god gelooft, verandert je perspectief op de wereld


Wilhelm Dilthey is een van de bekendste vertegenwoordigers van de hermeneutiek

Een methode niet voor de natuurwetenschappen, maar voor de geesteswetenschappen (geschiedenis, filosofie, literatuurwetenschap, psychologie)

Hierbij gaat het niet om verklaren (zoals bij de natuurwetenschappen, oorzaak en gevolg ontdekken, zo objectief mogelijk), maar om verstaan (redeneren en betekenissen ontdekken, onderzoeker leeft zich in)

Stel je voor dat een onbekende naar je knipoogt op straat, hoe kom ik erachter wat de betekenis hiervan is?

Via de natuurwetenschappen zou de verklaring kunnen zijn dat de knipoog het resultaat is van bepaalde chemische reacties in het brein van de onbekende persoon.

Maar dat beantwoord de vraag niet echt…

Ik wil weten wat zijn intentie was, welke gedachten en gevoelens met de knipoog gepaard gingen, ik wil zijn knipoog verstaan.

hermeneutisch stappenplan:

  1. je moet eerst je eigen situatie uitleggen, voordat je een ander kunt begrijpen
  2. je probeert je in het leven in de persoon/gedachten/gevoelens van een ander
  3. je bestudeert de omgeving (context/cultuur/klimaat/tijd/economie) waarin de ander leeft.
  4. je bestudeert de afzonderlijke delen om een beter oordeel over het geheel te kunnen geven
  5. je bestudeert het geheel om een beter oordeel of afzonderlijke delen te kunnen geven

kenmerken van een hermeneutisch stappenplan:

  • er zitten subjectieve kanten aan
  • je bent nooit echt klaar met je onderzoek
  • er zit een cirkelredenering in


REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.