ENG SAMENVATTING UNIT 2
Simple Past : Het onvoltooid verleden tijd. Je gebruikt de Simple Past:
•als iets in het verleden gebeurd/gedaan is
•als iets in het verleden regelmatig werd gedaan, maar nu niet meer (vaak met vroeger), hier gebruik je dan used to of would.
Normaal gesproken kan je ze allebei gebruiken bij elke zin, behalve: als het een situatie/toestand betreft in ht verleden, mag alleen used to gebruikt worden, niet would.
Je gebruikt nooit have/has+voltooid deelwoord gebruiken. De Simple Past is iets waarbij je beschrijft hoe iets gebeurd is of wat er gebeurde.
De vorm is bijv: We decided – Wij besloten. (het is toen gebeurd, klaar.)
Present Perfect: Voltooid tegenwoordige tijd. Je gebruikt de PP:
•als iets wat in het verleden is gebeurd, NU nog effect heeft of doorgaat
•bij korte bijwoorden als: always, never, ever, not yet, already, just
•als de nadruk van een handeling uit het verleden ligt op het resultaat nu
De vorm is: to have+ voltooid deelwoord, bijv: We have slept.
Past Perfect: Het voltooid verleden tijd. Je gebruikt de Past Perfect:
• om aan te geven dat de ene handeling was afgelopen toen de andere begon:
bijv: Ik verontschuldigde me, omdat ik mijn geld thuis had gelaten. I apologised because I had left my money at home.
• een handeling/toestand duurde al een poos op een bepaald moment in het verleden.
Bijv: They had known each other for 6 months when they got married.
De vorm is: had + voltooid deelwoord
Sommige zinnen bevatten een Past Perfect & een Simple Past. Dan moet je kijken wat er eerst gebeurd is en wat als laatst. First schrijf je in de Past Perfect en de Last schrijf je in de Simple Past. Dus:
First = Past Perfect
Last = Simple Past
Past Continous: Het onvoltooid verleden tijd. Je gebruikt de Past Continous:
• om aan te geven dat iets op dat moment in het verleden aan de gang was. Bijv: At 10 o’clock last night I was still learning
• om aan te geven dat iets aan de gang was(PastContinous) en werd door iets anders (SimplePast) onderbroken. Bijv: Wij zaten tv te kijken, toen we een knal hoorden.
De vorm is: was/were + werkwoord + -ing, bijv: I was doing, We were rehearsing.
Sommige zinnen bevatten een Past Continous en een Simple Past. Dan moet je kijken wat er eerst gebeurd en wat als laatst.
First = Past Continous (were watching)
Last = Simple Past
Used to and Would:
Je kunt ze over het algemeen allebei gebruiken als: iets in het verleden regelmatig werd gedaan, maar nu niet meer (vaak met vroeger).
Als het een situatie/toestand in het verleden betreft, mag alleen used to gebruikt worden en niet would, bijv: We used to live in Haarlem , As a child I used to /would read quite a lot.
Direct Speech and Indirect speech:
Als we de indirecte rede hebben, gebruiken we de verleden tijd van het werkwoord net als in het Nederlands.
Direct: Indirect:
She says: ‘I am at home.’ She said she was at home.
They say: ‘We don’t agree.’ They said they didn’t agree.
He wonders: ‘Will she be there next week?’ He wondered if she would be there next week.
Writing a letter – Een informele brief:
1. Schrijf je adres rechtsboven. Als je het naar het buitenland stuurt, dan schrijf je ook het land van waaruit je schrijft
2. Sla eerst een regel over. Schrijf dan de datum op de rechterkant. (3rd October..)
Good friend Dear/dearest
(un)married man Dear Mr Drummond
Married/widow woman Dear Mrs Drummond
Unmarried woman Dear Miss Drumond
You don’t know is married or not Dear Ms Drumond
3. Sla weer een regel over. Schrijf de aanhef.
4. Sla regel over. Schrijft hetgene wat je wilt vertellen en verdeel je tekst in een inleiding, middenstuk en slot.
5. Eindig je brief met: yours, best wishes, all the best, kind regards etc.
Expressions
Bedanken:
Thank you for..sending me the information I asked for.
I grafeful that..you have sent me the information I asked for.
Enthousiasme uitdrukken:
That’s great! It is great! It was exciting.. I was excited..to meet my pen friend.
Feliciteren:
(verjaardag) Many happy returns/ Happy birthday.
(andere situaties) Congratulations on.. Let me congratulate you on..passing you exams.
Een mening geven:
In my opinion … I think…
Een mening vragen:
What is your opinion about/on/of this?
What do you think of this?
Uitnodigen:
Would you like to.. I would like to invite you to…
Verontschuldigen:
I am sorry.. I apologise for…
Hoofdstuk 2
ADVERTENTIE
Hulp nodig bij je toetsweek?
Met ToetsMij oefen je per hoofdstuk voor al je vakken, precies op het niveau van je toets. Zo weet je precies wat je kunt verwachten en met de uitleg bij de antwoorden kun je lastige dingen beter begrijpen. Zo zijn er geen verrassingen meer op de toets en haal je hogere cijfers!
Probeer nu 7 dagen gratis!

REACTIES
1 seconde geleden