Vaardigheden
Hoofdstuk 1 Procenten en Indexcijfers
1.1 Procenten
De basis is altijd 100 %.
Bereken: het inkomen €3.000 in procenten van het inkomen €4.000.
Berekening: 3.000/4.000x100 = 75%
Bereken: 75% van € 4.000
Berekening: 4.000/100x75 = € 3.000
BTW: Belasting op de Toegevoegde Waarde
Bereken: € 119 inclusief btw, hoeveel is de btw?
Berekening: 119/119x19= €19
1.2 Procentuele veranderingen
Als rente 5% per jaar is, is de groeifactor 1,05.
Berekening: 5/100+1= 1,05
Bereken: 2.000 op een spaarrekening, met 6% rente per jaar. Hoeveel na 1 jaar, na 2 jaar?
Berekening: 2.000 x1.06= €2.120
Berekening: 2.000x1.06²= €2.247,20
Bereken: de groeipercentage, €500 eerst op de bank. Na de rente €525.
Berekening: 525/500= 1,05. (1,05-1)x100 = 5%
Procentuele verandering: Nieuw - Oud/Oud X 100
Bereken: 2006 is €330 en 2005 is €300
Berekening: (330-300)/300x100 = 10%
Bereken: 2006 is €330 en 2005 is €300, hoeveel lager is 2005?
Berekening: (300-330)/330x100= -9,1 %
1.3 Indexcijfers
Indexcijfer: bepaald jaar / basisjaar X100
Bereken: 2005 is 550 miljard, basis jaar is 500 miljard.
Berekening: 550/500x100= 110 miljard
Bereken: reken terug het basis jaar (2004), 2005 €55.000 en indexcijfer: 110
Berekening: 100/110x55.000 = €50.000
Hoofdstuk 2 Modellen
2.1 Inleiding
Model: een model kan een verband tussen verschillende grootheden weergeven.
2.2 Model van vraag en aanbod
Er zijn drie verschillende vergelijkingen bij het model van vraag en aanbod:
Een vraagvergelijking, geeft het verband tussen de prijs (P) en de gevraagde hoeveelheid (Qv)
Een aanbodvergelijking, geeft het verband tussen de prijs (P) en de aangeboden hoeveelheid (Qa)
Een evenwichtsvergelijking.
2.2.1 De vraagvergelijking
De vraagvergelijking: Qv = -aP + b.
Bereken: Qv = -10P + 500 , de prijs is 40
Berekening: Qv = (-10 x 40) =500 Qv = 100 stuks
Bereken: 200 = -10P + 500
Berekening: 500 – 200 = 300/10 =€ 30
2.2.2 De aanbodvergelijking
De aanbodvergelijking: Qa= cP –d.
Bereken: Qa = 10P – 500, de prijs is 70
Berekening: Qa = (10x70) – 500 Qv = 200 stuks
Bereken: 800 = 10P -500
Berekening: 800 + 500 = 1300 / 10 = €130
2.2.3 Het marktevenwicht
Marktevenwicht: een markt is in evenwicht als Qa = Qv.
Bereken: Qv = -5P +80
Qa = 3P – 40
Qa = Qv
Berekening: 3P + 5P = 80+40
8P + 120
120/8 = 15
2.3 Kosten en Opbrengsten
Totale Opbrengsten: TO = Pxq
TO = totale omzet
P = Prijs
q= hoeveelheid
Bereken: TO=60q , q is 500
Berekening: TO = 60x500 = 30.000 TO = 30.000
Kostenfunctie voor een bedrijf: TK = GVK x q x TCK
TK = totale kosten
GVK= gemiddelde variabele kosten (per eenheid)
q = de hoeveelheid
TCK= totale constante kosten
Bereken: TK =5q + 10.000, q is 5000)
Berekening: TK = (5x5000) + 10.000 = 35000
Break-evenafzet: TO=TK
Bereken: TO = 10q
TK = 6q + 400
TO = TK
Berekening: 10q -6q = 400
4q = 400
4/400= 100
2.4 Het tekenen van grafieken
Bij het tekenen van grafieken zet je de TO/TK altijd op de verticale as en de Q op horizontale as.
Hoofdstuk 3 Extra oefeningen procenten en indexcijfers
3.1 Procenten
Van procent naar getal: hele getal/100x aantal procent
Van getal naar procent: wat je moet uitdrukken/waarin je moet uitdrukken x 100
Percentageberekeningen met onbekende basis: getal/gegeven percentage x 100
Procentpunten: het verschil tussen de oude en nieuwe procenten. (3% en 5% = 2 procentpunten)
3.2 Indexcijfers
Omzet: verkoopprijs x afzet
Productie: werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit
Relatieve veranderingen over reeksen van jaren: rente is 3%,
Bereken: hoeveel procent het nationale inkomen over de periode van twee jaar gegroeid is. Basis jaar is altijd 100.
Berekening: na 1 jaar is het 100x1,03 = 103. Over 2 jaar is het 100x 1,03² = 106,1 6,1%
REACTIES
1 seconde geleden