Transactie, H1 t/m 7

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 526 woorden
  • 18 mei 2003
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 4
14 keer beoordeeld

Economie, transactie, 5 Havo, hele boek.

Toegevoegde waarde = omzet – verbruikt kapitaal (inkoop)

Inkomen = productie

Nationaal inkomen = nationaal product = toegevoegde waarde bedrijven/overheid (ambtenarensalarissen)

Productiecapaciteit = totale beschikbaarheid/kwaliteit productiefactoren

Diepte-investering = arbeidsbesparende investering (kapitaalintensiteit vergroot)
Breedte-investering = evenveel arbeiders nodig


GVK= TVK
Q

Toename constante kosten: huurprijs, loonsveranderingen

TK = TVK + TCK

GTK = TK
Q

Opbrengt: TO = p x q

Winst: TW = TO – TK

Breakeven-punt: TO = TK (geen winst/verlies)

MO > MK: winst blijft stijgen
MO = MK: max. winst

Marktevenwicht: Qv = Qa = p – evenwichtsprijs
q - evenwichtsafzet

Marketingmix
Productbeleid
Promotiebeleid
Prijsbeleid
Plaatsbeleid

Invloed op marktmechanisme:
overheid, monopolie, kartel, marketingmix, consumentenacties

interventieprijs = vastgestelde prijs (zoals in landbouw)

reële arbeidskosten = arbeidskosten per eenheidproduct


WIG
Geld dat werkgever kwijt is
E 5.000
E 10.000
E 30.000
Sociale premies
Werkgever

Loonbelasting + bruto-loon
soc. premies
Werknemer

Netto-loon

Wig hoog: werknemer duur voor werkgever
netto minder over voor werknemer

overspannen arbeidsmarkt = vraag naar arbeid > aanbod

belastingverhoging -> toename particuliere vraag (bestrijdt conjuncturele werkloosheid)

product- en procesinnovatie: bestrijdt kwantitatieve werkloosheid

primair inkomen = verdiende inkomen
secundair inkomen = inkomstenoverdracht (zakgeld, sociale uitkeringen)


categoriale inkomensverdeling: looninkomen <-> overig inkomen

personele inkomensverdeling: Lorenz-curve

inkomensnivellering = verkleinen van inkomensverschillen
inkomensveschillen:
- schaarsteverschil
- productiviteitsverschil
- machtsverschil
- vermogensverschil
- inspanningsverschil
- verwervingsverschil

equivalentiebeginsel: % van laatst verdiende loon

omslagstelsel: huidige premiebetalers betalen nodige bedrag

solidariteitsbeginsel: iedereen gelijke uitkering

kapitaaldekkingsstelsel: fonds

waardevast = gekoppeld aan inflatie
welvaartsvast = gekoppeld aan gemiddelde loonstijging

i/a ratio


ontduiking = zwartwerken = illegaal
ontwijking = legaal
afwenteling = legaal

institutionele beleggers: pensioenfondsen, levensverzekeringsmaatschappijen

primaire banken = algemene banken = geldscheppend: beïnvloeden omvang geldhoeveelheid
(betaalrekeningen)

secundaire banken = specifieke banken

schaalvergroting
- concurrentie
- vraag naar grote leningen
- specialisme
- risicospreiding

CPI = samengesteld gewogen prijsindexcijfer
Partiële prijsindexcijfers
Samengesteld prijsindexcijfer

Wegingsfactor = (…% * 1..) + (…% * 1..) etc.

Indexcijfer reëel inkomen= nominaal inkomen
prijsindexcijfer * 100
Inflatie
bestedingsinflatie: overbesteding
kosteninflatie: kostenstijging (bv. Grondstoffen)

loonkosteninflatie: loon ↑ t.o.v. arbeidsproductiviteit
winstinflatie: winstverhoging -> stijging verschil verkoopprijs – kostprijs

bedrijfskosten + externe effecten = maatschappelijke kosten v.d. productie

taken van de overheid
- allocatiefunctie (collectieve, semi-collectieve, individuele goederen)
- stabilisatiefunctie
- verdelingsfunctie (inkomens)

merit-goederen: gestimuleerd, gesubsidiëerd
demeritgoederen: accijnzen etc.

vijfdoelstellingen v.d. overheid
1. evenwichtige arbeidsmarkt
2. evenwicht op betalingsbalans
3. evenwichtige groei
4. rechtvaardige inkomensverdeling
5. stabiel prijsniveau
(6.) vermindering financieringstekort
directe belastingen: loon, inkomsten, vermogens, vennootschap, kansspel, successierechten

indirecte belastingen: omzetbelasting – BTW, accijnzen, motorrijtuigen, invoerrechten


Ep = % Qv
% p

elastisch als: vraagverandering > prijsverandering

negatief extern effect = welvaartsverlies
positief extern effect = welvaartswinst

Warenwet
Colportagewet
Wet op Consumptief geldkrediet
Mededingingsbeleid
Prijsbeleid (als aanbodtekort -> te sterke prijsstijgingen)

Export/import quote = waarde export/import_
binnenlandse productie * 100

Laag : gesloten, Hoog : open

Handelsquote = importquote + exportquote

(uitgaven + aflossingen) – ontvangsten = begrotingstekort

begrotingstekort – aflossingen = financieringstekort

Staatsschuld stijgt met bedrag financieringstekort

Consumeren

schaars goed: meer behoefte, dan middelen om in behoefte te voorzien
welvaart: mate waarin je in behoefte kan voorzien

vraag consumptiegoed A hangt af van:
- prijs goed A
- prijs goed B, C, D etc. (substitueerbaar/concurrerend, complementaire goederen)
- inkomen
- voorkeur
- aantal vragers (collectieve vraag)

ceteris-paribus-voorwaarde = prijs omhoog -> vraag omlaag


internationale handel:
- goederen ruilen
- lagere productiekosten (specialisatie, kostenvoordeel)
- technische vooruitgang
- kostenverdeling

Betalingsbalans

1. lopende rekening
- goederenrekening (import, export)
- dienstenrekening (import, export)
- inkomensrekening (ontvangen, betaald)
- inkomensoverdrachtenrekening (bv. ontw. hulp, contributie EU)

2. vermogensoverdrachtenrekening (ontvangen, betaald)
- voor investeringen
3. financiële rekening (ontvangen, verstrekt kapitaal)
- kredietverlening, investeringen, beleggingen)
4. salderingsrekening
- saldo officiële reserves

Per saldo: geldinstroom in vergelijking met gelduitstroom

Saldo officiële reserves =
saldo lopende rek. – saldo vermogensoverdrachtenrek. – saldo financiële rek.

betalingsbalans:
- handelspositie
- internationale geldstromen

tarifaire maatregelen:
- invoerrechten
- subsidies voor exporterende bedrijven (betere concurrentiepositie)

non-tarfair
- invoerquota
- invoerverbod

- administratieve/papieren belemmeringen

negatieve gevolgen : handelsconflicten, prijsstijgingen, welvaartsdaling, mindere prestaties (minder prikkel)

spilkoers: wisselkoers per Eu-lland

voordelen euro:
- geen omwisseling -> minder kosten
- geen koersrisico meer voor bedrijven

Europese Monetaire Unie
- Deelname indien inflatie, kapitaalmarktrente, overheidstekort, overheidsschuld niet te hoog en wisselkoers minimaal 2 jaar niet door land zelf verlaagd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.