Lesbrief inkomen
Hoofdstuk 1
Micro: één bedrijf of gezin
Macro: productie & inkomen heel land
Ruil van goederen tegen goederen: directe ruil of ruil in natura
Indirecte ruil: Handel drijven met behulp van een algemeen aanvaard ruilmiddel
Primair inkomen: inkomen dat je verdient door mee te werken bij het produceren
- Salaris – In ruil voor het leveren van arbeid
- Rente – Bedrijven lenen van banken om kapitaalgoederen te kunnen kopen. (investeren) Bedrijven betalen daar rente voor. De bank gebruikt het spaargeld van de gezinnen. En die krijgen rente die betaald word van de rente van bedrijven.
- Huur – Gebouwen of machines zodat bedrijven die kunnen gebruiken
- Pacht – Wanneer je een stuk land ter beschikking stelt
- Winst – Beloning van ondernemersactiviteit
Productiefactoren: (KANO)
- Arbeid
- Kapitaal
- Natuur
- Ondernemersactiviteit
Overdrachtsinkomens: AOW, WIA, WW en bijstand
Worden betaald van belastingen en premies
Looninkomen, winst en inkomen uit vermogen (huur, pacht, rente). Zijn inkomens die verdiend worden door bij te dragen aan productie
Overdrachtsinkomens ontvang je zonder bijdrage te leveren aan productie
Inkomen uit kapitaal: rente over spaargeld, huur die je ontvangt
In de toegevoegde waarde zit ook het loon, pacht, rente, huur
Wat overblijft is de winst
Inkomen = loon + pacht/huur + rente + winst
Toegevoegde waarden van de overheid: Ambtenaren salarissen
Financiële administratie volgens bepaalde boekhoudkundige regels is verplicht
Balans
Rechterzijde: Hoe komt men aan de middelen
Linkerzijde: Hoe zijn ze geïnvesteerd
Vaste activa: grond, gebouwen, machines
Vlottende activa: één productieproces, debiteuren
Liquide activa: geld kas of bank
Passiva
Eigen vermogen: Vermogen dat de eigenaar heeft geïnvesteerd
Vreemd vermogen: Schuld
- Lang vreemd vermogen: Na jaren aflossen
- Kort vreemd vermogen: binnen een jaar aflossen, crediteuren
Nationaal product: productie van een heel land
Door de toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land en die van de overheid bij elkaar op te tellen krijg je de productie van een heel land: Het nationaal product
De primaire inkomens van alle gezinnen in een land in één jaar bij elkaar opgeteld noemen we het nationaal inkomen. Ook alle inkomenscategorieën loon, winst, huur, pacht en rente vormen het nationaal inkomen
Hoofdstuk 2
Inkomen gemeten in geld is nominaal inkomen
Inkomen gemeten in goederen is het reëel inkomen (koopkracht)
NIC (indexcijfer nominaal inkomen)
RIC (indexcijfer reëel inkomen) = x 100
PIC (prijsindex)
nieuw
Indexcijfer uitrekenen = x 100
oud
CPI = consumentenprijsindex
Wordt gedaan door het CBS om de stijging van het algemeen prijspeil te kunnen bepalen
CPI geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is daardoor een maatstaaf voor inflatie
Werkzaamheden CBS:
- gegevens verzamelen
- statistisch materiaal publiceren
- ontwikkeling prijzen
- waar mensen geld aan uit geven (budgetonderzoek)
Budgetonderzoek: bestedingsgedrag van gezinnen
De wegingsfactoren geven aan welk deel van het inkomen aan een bepaalde artikelgroep wordt uitgegeven. Hoe groter het deel van het inkomen dat aan een bepaalde artikelgroep wordt uitgegeven, des te hoger de wegingsfactor
S (wegingsfactor x indexcijfer)
Gewogen indexcijfer =
S wegingsfactor
S = som van
CPI van 2005:
(11082 x 106.5) + (3072 x 128.7) + (6407 x 97.05) ….
100.000
Consumenten prijsindex speelt een rol bij cao onderhandelingen
Prijscompensatie = loonsverhoging die voldoende is om de stijging van de prijzen op te vangen. Zodat werknemers er in koopkracht niet op achteruit gaan
Nominale rente: percentage dat de bank vergoed
Reële rente: rente gecorrigeerd voor inflatie
Indexcijfer nominale rente
Indexcijfer reële rente = x 100
prijs index cijfer
6%nominale rente, 2% inflatie
= 106 / 102 x 100 = 103.9
3.9 % rente
productiecapaciteit: de hoeveelheid goederen die een land in een jaar maximaal kan maken
overbesteding: productiecapaciteit bijna of helemaal bezet. De producenten kunnen de vraag niet of nauwelijks bijhouden
bestedingsinflatie: prijzen stijgen omdat er meer vraag is dan aanbod
Hierdoor is er ook een overspannen arbeidsmarkt. De lonen zullen stijgen, want er is een grote vraag naar producten
Onderbesteding: De productiecapaciteit is bij lange na niet bezet
Lage bestedingen, lage productie, weinig vraag naar arbeid, werkeloosheid
Bij onderbesteding inflatie of deflatie: daling van het algemeen prijspeil
Kosteninflatie: productiekosten door berekenen in de prijzen (duurdere grondstoffen)
Loonkosteninflatie: hogere lonen à sneeuwbal effect
Loon-prijsspiraal: Wanneer hogere loonkosten ervoor zorgen dat de prijzen omhoog gaan. Doordat de prijzen omhoog gaat moeten de lonen weer omhoog enz. (sneeuwbaleffect)
Hierdoor kan de export dalen omdat de producten duurder worden voor het buitenland. Dit heeft nadelige gevolgen voor productie en werkgelegenheid
Geïmporteerde kosteninflatie: inflatie veroorzaakt door geïmporteerde producten
Overheid veroorzaker inflatie
- hogere huren van woningen toe staan
- BTW tarieven verhogen
- accijns op sigaretten verhogen
Winstinflatie: producten verhogen de prijzen om de winst te laten stijgen
Nadelen inflatie:
· Het geld word reëel minder waard à geldontwaarding
· Beïnvloedt het leen en spaargedrag. Lenen wordt gestimuleerd. Sparen afgeremd. Om sparen aan te trekken verhogen banken de rente
· De internationale concurrentie positie verslechterd, export daalt à daling werkgelegenheid
· Hyperinflatie. Vertrouwen in geld neemt af
Deflatie: prijzen dal;en
Nadelige gevolgen economie. Mensen wachten met aankopen. Hierdoor dalen de bestedingen en zo ook de werkloosheid
Nominale waarde: waarde wat erop staat
Reële waarde: wat je ervoor kunt kopen
Geldfunctie:
- ruilmiddel
- spaarmiddel
- rekeneenheid
chartaal: stoffelijk geld (bankbiljetten)
giraal: niet stoffelijk geld (bankpas, chipknip)
De Nederlandse Bank (DNB) centrale bank in Nederland
Europese Centrale Bank (ECB) alle landen met euro
DNB is circulatie bank: maakt geldbiljetten
ECB bestrijdt inflatie (maximaal 2 %) door meer rente
Hoofdstuk 3
Welvaart: De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien
Schaarse middelen: iets dat moet worden opgeofferd om een product te kopen
Zoals een productiemiddel (grondstof, arbeid, machines) maar ook vrije tijd
Nationaal inkomen van een land
Nominaal nationaal inkomen per hoofd =
Het aantal inwoners
Als het reële nationaal inkomen stijgt wordt gesproken van economische groei
Nadeel welvaart meten van het reële nationaal inkomen
· nationaal inkomen zegt niets over de verdeling van het inkomen
· sommige zaken die de welvaart verhogen worden niet meegerekend (vrijwilligerswerk, doe het zelf werk)
· informele economie (zwart werk, grijswerk)
· producten die wel meegeteld worden en de welvaart verlagen (milieuvervuiling)
· er wordt geen rekening gehouden met de uitputting van natuurlijke hulpbronnen
grijs werk = legaal
zwart werk = illegaal
bij het berekenen van het nationaal inkomen wordt uitsluitend de formele economie meegeteld
veel politici vinden dat het nationaal inkomen niet meer gebruikt mag worden om de welvaart te meten
à duurzame ontwikkeling: economische ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van de komende generaties aan te tasten
Hoogte nationaal inkomen
- productiecapaciteit
geeft aan hoeveel een land in een jaar maximaal kan produceren + de kwaliteit van de productiefactoren arbeid, natuur, kapitaal
productiefactor arbeid: omvang kwaliteit van de beroepsbevolking. Hoe meer mensen, hoe meer geproduceerd. Hoe beter geschoold, hoe hoger de arbeidsproductiviteit
productiefactor natuur: klimaat, bodemgesteldheid, delfstoffen, ligging land
productie factor kapitaal: hoeveelheid kapitaalgoederen (machines, gebouwen, etc.) en de kwaliteit daarvan
Hoe meer kapitaalgoederen des te meer productiecapaciteit
Uitbreidingsinvesteringen: investeringen die de omvang van de productiecapaciteit vergroten
Breedte investeringen – arbeidsproductiviteit blijft gelijk
Diepte investeringen – arbeidsproductiviteit stijgt à kapitaalintensiever
Feitelijke productie
Bezettingsgraad =
Productie capaciteit
Conjunctuur: schommelingen in de hoogte van het nationaal inkomen als gevolg van schommelingen in de bestedingen
Laagconjunctuur: reële nationaal inkomen lager dan trendmatige groei
Trendmatige groei: gemiddelde groei gerekend over een lange periode
Hoogconjunctuur: bovengemiddelde groei
Recessie: afnemende groei van het nationaal inkomen
Depressie: daling van het nationaal inkomen, de groei is negatief
Aanhoudende hoog conjunctuur kan leiden tot overbesteding
Aanhoudende laag conjunctuur kan leiden tot onderbesteding
Oplossingen overheid bij aanhoudende laagconjunctuur
* bestedingen opvoeren
à overheidsbestedingen vergroten
à belasting verlagen
oplossingen overheid bij aanhoudende hoogconjunctuur
* de vraag verminderen
à overheidsbestedingen te verlagen
à belasting te verhogen
Hoofdstuk 4
verklaring inkomensverschillen
* scholing
* mate van inspanning & verantwoordelijkheid
* ruimte op de arbeidsmarkt
bronnen van inkomen
- loon
- huur
- pacht
- rente
- dividend (als je een aandeel hebt. Hang af van het vermogen + het rendement op de belegging )
lorenzcurve
horizontaal: cumulatieve aantal mensen met een inkomen in procenten van het totale aantal mensen
verticaal: cumulatieve hoeveel procent van het totale inkomen dat deze mensen verdienen
hoe verder de lijn van de rechte lijn ligt, hoe schever de inkomensverdeling is (hoe boller de buik dus is)
De lorenzcurve geeft allen informatie over de verdeling van het inkomen. De hoogte kun je er niet van aflezen
Hoofdstuk 5
Overdrachtsinkomens: uitkeringen en subsidies
Nederland is verzorgingsstaat
Een bestaansminimum voor elke burger en dat ze toegang hebben tot onderwijs, ziekenzorg en huisvesting
1956 Algemene Ouderdomsweg (AOW)
iedereen die ouder is dan 65 krijgt een uitkering
kapitaaldekkingsstelsel: mensen sparen zelf voor een uitkering in de toekomst (pensioen)
omslagstelsel: mensen die nu een inkomen hebben betalen premies waaruit de uitkeringen voor andere mensen worden betaald
werkloosheidswet (WW)
Wet op Arbeidsongeschiktheid (WAO)
Algemene Bijstandswet (ABW)
Sociale zekerheidsstelsel
De regelingen hierbinnen zijn collectief: verplicht voor iedereen die tot een bepaalde groep hoort.
Bijvoorbeeld iedere werknemer verplicht verzekerd tegen werkloosheid en arbeidsongeschikt
Bij particuliere verzekeringen kan de prijs (de verzekeringspremie) per geval verschillen
Ze kunnen beslissen dat ze je niet willen verzekeren
Bij collectieve verzekeringen kan dit niet. Ze kunnen niet iemand weigeren of meer laten betalen
De premie van een collectieve verzekering hangt meestal af van het inkomen. Hoe hoger het inkomen, hoe meer premie
Verplichte collectieve verzekeringen beschermen individuen tegen sociale ellende
Bij collectieve verzekeringen speelt solidariteit een rol. Mensen met een grotere kans op ziekte betalen evenveel als mensen met minder grote kansen.
Collectieve verzekeringen zorgen ervoor dat de verzekeringen voor iedereen betaalbaar blijven.
Bij particuliere verzekeringen kunnen ze misbruik van je maken. Premies kunnen stijgen als alleen maar mensen met veel risico zich verzekeren (averechtse selectie)
Stijging van de premies als gevolg van averechtse selectie is een maatschappelijk nadeel dat kan optreden bij particuliere verzekeringen
Bij collectieve verzekeringen kan het verschijnsel voordoen dat mensen zich onverantwoordelijk gedragen omdat ze niet zelf opdraaien voor de gevolgen van hun gedrag
Moral Hazard (moreel gevaar)= Een moreel kansspel ten koste van anderen
Om dit gedrag tegen te gaan pleiten sommige voor afslanking van collectieve regelingen zodat mensen zich verantwoordelijker gedragen (denk aan voorbeeld fietsverzekering)
Sociale uitkeringen: - sociale verzekeringen
- sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen worden betaalt uit de algemene middelen (belastingpot)
Bijv. bijstand
De meeste sociale verzekeringen worden betaalt uit sociale premies
- werknemersverzekeringen en volksverzekeringen
Beginnen met de A van algemeen
Werknemersverzekeringen gelden alleen voor werknemers (loondienst) voor zelfstandige ondernemers zijn aparte regelingen
- De werkloosheidswet (WW) (70% van het laatstverdiende loon)
- De ziektewet (ZW)
- De wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) voorheen WOA
- De zorgverzekeringswet (ZVW) is deels werknemersverzekering
bij de WW moet je 36 laatste weken voordat je werkloos werk 26 weken hebben gewerkt
Degene die geen werkgever (meer) hebben vallen onder de ziektewet
- zwangere vrouwen
- flexwerkers
- ex-werkemers
- failliete bedrijven
Dient voor het opvangen van inkomensverlies net als de WW
Val je er niet onder dan is de werkgever verplicht twee jaar 70% van het loon te betalen. De werkgever kan deze regel verzekeren bij een particuliere verzekering
Inkomensregeling volledig arbeidsongeschikt (IVA) (70% van het laatstverdiende loon)
Wanneer je na 2 jaar nog niet voor meer dan 20 % van je loon op kan brengen als je gekeurd bent
Overige gevallen:
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikt (WGA)
Daaronder vallen ook de volledig arbeidsongeschikten volgens de oude WAO voor 2006 maar waarvan de bedrijfsarts nu vindt dat ze in de toekomst mogelijk weer aan de slag kunnen
Programma terugkeer: ziektepreventie, sollicitatietraining enz
Iedereen vanaf 18 jaar moet zich verzekeren voor basis ziektekosten via de Zorgverzekeringswet (ZVW)
Iedereen mag zijn eigen ziektekosten verzekeraar uitkiezen. Ze hebben een acceptatieplicht
Voor mensen met een laag of geen inkomen wordt een deel vergoed (zorgtoeslag)
Bovenop de normale premie (± 90 euro per maand) betaald iedereen met een inkomen een bijdrage die afhangt van het inkomen. Deze bijdrage wordt vergoed door de werkgever of overheidsinstantie
De bedoeling van de ZVW is dat ziektekosten verzekeraars met elkaar geen concurreren
Volksverzekeringen heeft iedereen recht op die legaal in Nederland verblijft
- De wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) voorheen WOA
- De algemene nabestaandenwet (ANW)
- De algemene kinderbijslag (AKB)
- De algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)
WIA wordt betaald uit omslagstelsel
De AKW en de AWBZ vergoeden de (hoge) kosten van kinderen en van bijzondere ziektekosten
Sociale voorzieningen worden via de overheid betaald met belasting geld
- Wet Werk en Bijstand (WWB)
De hoogte is het sociaal minimum: 70% van het minimum loon
Je hebt recht op bijstand als je geen inkomen hebt en voor geen enkele andere regeling van de sociale zekerheid in aanmerking komt
Wajong: wet arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen jonggehandicapten
Waardevaste uitkeringen: uitkeringen te koppelen aan de hoogte van de prijsstijgingen (inflatie) à geïndexeerde uitkeringen
Welvaartsvaste uitkeringen: uitkeringen gekoppeld aan de stijging van de CAO lonen
Tot voor kort waren pensioenen in Nederland welvaartsvast maar door de hoge kosten van dit systeem is de verleiding groot om de pensioenen waarde vast te maken
Iedereen met een inkomen (ook de mensen met een uitkering) betalen belastingen en sociale premies
Premies WW, WIA, ZW betaald door werkgevers en werknemers
Collectieve lasten: lasten voor de burgers à belastingen en sociale premies
Bruto inkomen – belasting & premies = Netto inkomen
Sociale premies werkgever
Belastingen en sociale premies werknemer
Nettoloon
Nederlandse sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit
Doordat er meer vergrijzing is lopen de premies bij de werkende op omdat er meer geld nodig is
Nadelen hiervan:
- Het nettoloon wordt lager
- De koopkracht daalt
- Werkgevers willen hogere lonen
- Loonkosten stijgen
- Werknemers vervangen mensen door machines of gaan naar het buitenland
- concurrentiepositie verslechterd à export daalt
- werkloosheid
Hogere collectieve lasten kunnen leiden tot belastingontwijking of fraude à zwartwerken
Nadelen zwartwerken:
- het is strafbaar
- als je werkloos bent krijg je geen WW
- geen arbeidsongeschiktheidsuitkering
- sociale zekerheidsstelsel wordt voor wit werkende duurder
dus hoe meer werkende, hoe minder het bedrag aan belasting en premieheffing per werkende
sociale zekerheidsuitgaven terug dringen
1. uitkeringen te verlagen
2. aantal mensen dat er beroep op doet verminderen
3. regelingen te privatiseren à taken naar particuliere bedrijven
reden privatisering
- collectieve uitgaven omlaag
- soms is de particuliere sector (bedrijven) goedkoper dan de publieke sector (overheid) concurrentie van de andere bedrijven
- mensen zijn nu veel mondiger en zelfstandiger door dingen zelf te doen
ziektewet & arbeidsongeschiktheid betaald door werknemer
arbeidsongeschiktheid is wel verplicht, dus collectief
maatregelen om het draagvlak van de sociale zekerheid te vergroten
- werken aantrekkelijker maken
- iedereen moet aan de slag kunnen
voor sommige werklozen is het niet aantrekkelijk om te gaan werken omdat ze netto minder over houden dan een uitkering
Het verschil moet dus groter zijn door of de uitkeringen te verlagen of de lonen te verhogen
Hoofdstuk 6
Belastinginkomsten: - directe belasting
- indirecte belasting
directe belastingen betaal je over je inkomen, winst en vermogen
Bijv. Loon en inkomstenbelasting
Vennootschap belasting
Overige belastingen op inkomen winst en vermogen
Deze worden direct door de belastingverplichte betaald aan de overheid
Indirecte belastingen (kostverhogende belastingen)
Deze worden door de consument betaald maar door de bedrijven aan de overheid betaald
Bijv. BTW
Accijns
Invoerrechten
Milieuheffingen
Directe belastingen
Loonbelasting wordt automatisch elke maand van het bruto inkomen afgehouden
Inkomstenbelasting betaal je achteraf 1 keer per jaar
De loonbelasting is een voorheffing op de inkomsten belasting
Ook bij uitkeringen wordt de belasting maandelijks automatisch ingehouden
Vennootschapsbelasting is belasting die NV’s en BV’s betalen over hun winst
Over de eerste 23000 euro 30 %
Over de rest 35 %
Vaak wordt een deel van de winst van deze bedrijven uitgekeerd aan hun aandeelhouders à dividend
Voorbeelden van overige belastingen op inkomen, winst en vermogen zijn: kansspelbelasting & successierechten (belasting op erfenissen)
Indirecte belasting
- BTW
- accijns op alcohol sigaretten en benzine à de overheidsinkomsten vergroten à Het gebruik afremmen
- milieuheffingen à stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Subsidie voor milieuvriendelijke stoffen
- invoerrechten. De binnenlandse producent wordt beschermd omdat import spullen duurde zijn
- motorrijtuigen belasting
overige inkomsten overheid:
* NAM (Nederlandse Aardoliemaatschappij)
* De Nederlandse bank (DNB)
De winst van deze bedrijven zijn inkomsten van de overheid
* aardgasverkoop
* diensten van de overheid
paspoort, schoolgeld, college geld (retributies)
profijtbeginsel: degene die er profijt van heeft (de gebruiker) betaald de prijs
Bij retributies is er een directe tegenprestatie. Bij belastingen niet
boetes horen ook tot de niet belastingontvangsten van de overheid
Uitgaven overheid
Overdrachtsuitgaven: uitgaven waar geen tegenprestatie tegen over staat
- uitkeringen
- subsidies
overheidsbestedingen: uitgave waar wel een tegenprestatie tegen over staat à in ruil voor de overheidsbetalingen worden productiefactoren ingezet
- wegen aanleggen
- politiesalarissen betaald
overheidsbestedingen: 1. overheidsinvesteringen
2. overheidsconsumptie
overheidsconsumptie zijn uitgaven zoals ambtenaren salarissen (personele overheidsconsumptie) en uitgaven om de overheidsorganen zelf draaiende te houden. Zoals uitgaven aan verwarming, stoelen en koffiebekertjes. (materiële overheidsconsumptie)
overheidsinvesteringen zijn uitgaven aan projecten en kapitaalgoederen waar de samenleving lange tijd profijt van heeft bijv. bouw overheidsgebouwen wegen dijken sociale woningbouw
troonrede: overzicht van de plannen van de regering voor het komend kalenderjaar
rijksbegroting: overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven overheid in een bepaald jaar
adviezen aan de overheid van:
- Centraal Planbureau
- Centraal Bureau voor Statistiek
- Sociaal – Economische raad
begrotingstekort: uitgaven zijn groter dan inkomsten
staatsobligaties: afgesproken rente + tijdstip aflossing
financieringstekort: het begrotingstekort min aflossing staatsschuld
Als je een staatsobligatie koopt, leent de overheid geld van je. Je krijgt dan ieder jaar rente uitgekeerd
Hoe langer de looptijd hoe hoger de rent
- Kans dat je het niet terug krijgt
- Je kunt er zelf niet over beschikken
Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen: institutionele beleggers
De overheid leent hier veel geld van omdat ze veel geld hebben door de mensen die er hun premies aan betalen
nadeel groot financieringstekort
- veel geld lenen + veel rente
- rentepercentage kan hoger worden
Hogere rente makt lenen minder aantrekkelijker, minder bestedingen, meer werkloosheid
financieringstekort verkleinen:
- uitgaven matigen à bezuinigen
- belastingen verhogen
Hoofdstuk 7
invloed overheid op personele inkomensverdeling (primair inkomen)
- minimum loon
- loonmaatregel. Werkgever en werknemers moeten zich houden aan de richtlijnen van de overheid met betrekking tot loonstijgingen en arbeidsvoorwaarden (noodmaatregel)
- CAO afspraken bindend. Ook bedrijven en werknemers die geen lid zijn van een vakbond of werkgeversverenging zich aan de gemaakte afspraken moeten houden
- zelf werkgever: ambtenaren
ook beïnvloeden met het belastingstelsel en het sociale zekerheidsstelsel
- belastingheffing
- sociale premieheffing
- sociale uitkeringen
De overheid vraagt belasting om de overheidsuitgaven te kunnen betalen. Daarnaast probeert de overheid de inkomensverschillen te verkleinen.
nivelleren: het in verhouding kleiner maken van de inkomensverschillen
denivelleren: wanneer de inkomensverschillen relatief groter worden
Het Nederlandse belastingstelsel werkt nivellerend omdat de heffing van de loon en inkomstenbelasting progressief is
Progressief: wanneer het inkomen hoger is moet iemand een hoger percentage belasting betalen
à draagkrachtbeginsel
proportioneel: iedereen betaald hetzelfde percentage belasting over zijn inkomen
degressief stelsel: het deel van je inkomen dat als belasting moet worden afgedragen daalt naarmate je inkomen stijgt
De boxen
Box 1: De inkomensheffing op werk en woning
De inkomensheffing is het bedrag dat je aan belasting en premie over je inkomen betaald
Belasting en premiedruk: Als je de inkomensverdeling uit drukt als percentage van het inkomen
Aftrekposten zijn bepaalde uitgaven die je hebt gemaakt
Bijv. rente die je betaalt over de hypotheek van je eerste huis
Bepaalde kosten voor studie
Kosten voor kinderopvang
De aftrekposten mag je in mindering brengen op je brutoloon
Bruto inkomen – aftrekposten = belastbaar inkomen
In Nederland werken we met een 4 schijventarief. Hierdoor is er een progressie in de loon en inkomstenbelasting
Schijf Belastbaar inkomen Tarief Heffing per hele schijf
1 0 tot 17046 34.15 % 5821
2 17047 tot 30631 41.45 % 5630
3 30632 tot 52228 42 % 9070
4 52229 tot … 52 %
Opbouw sociale premies schijf 1 en 2
AOW 17.90%
ANW 1.25%
AWBZ 12.55%
Totaal 31.70%
65-plussers betalen geen AOW premie
Op het belastingbedrag dat je hebt uitgerekend met behulp van de schijven krijg je nog korting
Iedereen: algemene heffingskorting
Andere: kinderkorting
Korting voor alleenstaande ouders
Netto inkomen = bruto inkomen – de inkomensheffing
Marginale tarief: het hoogste tarief dat geldt voor een bepaald inkomen
Gemiddelde tarief (gemiddelde belasting druk): welk percentage van het bruto inkomen iemand moet afdragen aan arbeidsinkomensheffing
Inkomensheffing : bruto inkomen x 100 %
Box 2: wordt dividend belast dat mensen ontvangen die meer dan 5% van de aandelen van een NV of BV hebben. Over dit dividend wordt 25% belasting geheven
Box 3: opbrengsten uit sparen en beleggen belast.
Vermogensrendementsheffing (VRH)
Je betaalt 1.2% over de gemiddelde jaarwaarde van je eigen vermogen
Vrijstelling van 19698 euro
Je kan nog meer vrijstelling krijgen als je bijv. groen belegt of met een hoog risico
Bijvoorbeeld:
Huis met waarde 250000
Aandelen: 92400
Gemiddelde vermogen: 342400
Aftrek vrijstelling: 19698
322702
1.2 % van 322702 = 3872 euro
(0.012x322702)
Bij box 1 + 2 + 3 mag je afronden naar beneden
Door progressieve belastingenheffing wordt de inkomensverdeling gelijker à genivelleerder
De primaire inkomens heeft in Nederland een bollere buik dan de secundaire inkomen (na de heffingen).
REACTIES
1 seconde geleden