Internationale handel
Hoofdstuk 1 Nederland Handelsland
Er is internationale handel omdat landen bepaalde producten niet zelf hebben. Deze zullen ze dan importeren. De reden dat goederen die een land zelf kan maken toch in andere landen gekocht worden heeft te maken met de kosten. Het product kan vaak in andere landen goedkoper gemaakt worden dan in eigen land. Tegenover de producten die een land importeert staan de producten die een land naar andere landen exporteert. Internationale handel is internationale ruil. Landen importeren producten die goedkoper in andere landen gemaakt kunnen worden en exporteren producten die zij zelf goedkoop kunnen maken. Omdat verschillende landen zich toeleggen op verschillende producten spreken we van internationale arbeidsverdeling. Landen specialiseren zich in bepaalde producten. Verschillen in internationale concurrentiepositie zijn hier de oorzaak van. Wat zijn nu de oorzaken van de verschillen in internationale concurrentiepositie? Anders gezegd: waarom worden sommige producten goedkoper in het ene land en andere producten goedkoper in het andere land gemaakt? De belangrijkste oorzaken zijn dat landen verschillen in de volgende factoren:
1. de natuurlijke omstandigheden
2. de loonkosten
3. de infrastructuur
Klimaat speelt een rol bij het ontstaan van internationale handel. Een ander verschil in natuurlijke omstandigheden is de aanwezigheid van grondstoffen.
Een land met lage loonkosten heeft al gauw een gunstige concurrentiepositie t.o.v. andere landen. Het gaat hierbij niet om de loonkosten per arbeider, maar om de loonkosten per product. De loonkosten per arbeider zeggen op zichzelf niet zoveel. Belangrijk is ook hoe productief de arbeider is, met andere woorden hoe hoog zijn arbeidersproductiviteit in een bepaalde periode is. De loonkosten per product hangen af van de loonkosten per arbeider én de arbeidsproductiviteit. In plaats van naar de hoogte van de loonkosten en de arbeidsproductiviteit in euro’s wordt vaak gekeken naar de procentuele verandering van de loonkosten per arbeider, de arbeidsproductiviteit en de loonkosten per eenheid product om de verandering van de internationale concurrentiepositie van een land te volgen. Veel productie van westerse en Japanse bedrijven vindt plaats in lagelonenlanden. Toch vindt er nog veel productie in het westen en Japan plaats, met name de productie van technisch hoogwaardige producten zoals auto’s en machines. De hoge scholingsgraad van de beroepsbevolking in deze landen en de hoge technische ontwikkeling zorgen voor een hoge arbeidsproductiviteit. Ondanks de hoge lonen is het dan toch aantrekkelijk de productie in deze landen te laten plaatsvinden.
In sommige landen is de infrastructuur beter dan in andere. Hierdoor kan de aanvoer van voor de productie benodigde grondstoffen of het overleg over de productie soepeler verlopen en dat maakt de kosten van de productie lager. De genoemde oorzaken van internationale handel –verschillen in natuurlijke omstandigheden, in loonkosten en in infrastructuur- verklaren veel, maar niet alles.
Onder een open economie verstaan we een land dat relatief veel handelt met het buitenland: er worden veel goederen en diensten ingevoerd en uitgevoerd. Wanneer je kijkt hoe open een economie is heeft het niet veel zin om alleen maar naar export- en importcijfers uitgedrukt in geld te kijken. Daarom bekijken we de export- en importcijfers in verhouding tot het nationaal inkomen van een land. We doen dit met behulp van exportquote’s en importquote’s.
Waarde export
Exportquote = nationaal inkomen * 100%
Nederland is met export- en importquote’s van 51% respectievelijk 46% één van de meest open economieën ter wereld.
Vaak hebben kleine landen een meer open economie dan grote landen. We noemen hier twee oorzaken:
1. Kleine landen hebben vaak maar een soort klimaat en bodemgesteldheid waardoor ze niet veel verschillende goederen kunnen produceren.
2. Een andere oorzaak voor het meer open karakter van kleinere economieën heeft te maken met het ontbreken van schaalvoordelen bij sommige productieprocessen. Onder schaalvoordelen verstaan we dat je per eenheid product goedkoper produceert naarmate je meer produceert. Door de hoge vaste (=constante) kosten is het bijvoorbeeld in het vliegtuigindustrie alleen mogelijk om grootschalig te produceren.
Er zijn andere factoren die de mate van openheid van een economie beïnvloeden, maar die niet met de omvang van de economie te maken hebben:
· Sommige landen kunnen slechte vervoersmogelijkheden hebben of een ruig landschap, waardoor de mogelijkheden voor import en export beperkt zijn.
· Sommige landen hebben een regering die zoveel mogelijk onafhankelijk willen zijn van het buitenland. Zulke regeringen staan import en export nauwelijks toe.
De betalingsbalans is een geordend overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met betrekking tot het buitenland in een jaar. De geldstromen met het buitenland zijn verdeeld in inkomsten en uitgaven. Verder worden ze verdeeld naar soort. Daarom heeft de betalingsbalans verschillende rekeningen. Op de lopende rekening van de betalingsbalans worden de waarden van de handel in goederen en diensten van een land weergegeven. Als de inkomsten groter zijn dan de uitgaven is het saldo op de lopende rekening positief. We spreken dan van een overschot op de lopende rekening. Op de kapitaalrekening worden investeringen, leningen en beleggingen geregistreerd. Wanneer Philips een vestiging opent in Mexico vloeit er geld van Nederland naar Mexico. We spreken dan van kapitaalexport en dat wordt op de Nederlandse betalingsbalans geboekt bij uitgaven. We spreken van kapitaalimport in Nederland wanneer geld voor buitenlandse beleggingen, leningen of investeringen hierheen komt. Het saldo van de totale betalingsbalans noemen we het materieel saldo. In dit voorbeeld is dus sprake van een materieel tekort. Het saldo is namelijk negatief. Een betaling aan het buitenland betekent dus dat de voorraad internationale betaalmiddelen van DNB afneemt. Omgekeerd betekenen betalingen van het buitenland aan Nederland dat de voorraad internationale betaalmiddelen van DNB toeneemt. Een materieel overschot op de betalingsbalans betekent dat de inkomsten uit het buitenland groter zijn dan de uitgaven aan het buitenland. De voorraad internationale betaalmiddelen neemt dan toe. Deze voorraad wordt ook wel de goud- en deviezenvoorraad genoemd. Deviezen zijn internationaal geaccepteerde valuta’s, bijvoorbeeld euro’s, dollars en yens. Doordat de VS zoveel importeren worden ze wel de motor van de wereldeconomie genoemd: hun import betekent namelijk productie voor landen die naar de VS exporteren en dus werkgelegenheid in die landen. Veel ontwikkelingslanden hebben een tekort op de lopende rekening. De leningen en schulden die daarvan het gevolg zijn, zijn voor hun veel moeilijker af te betalen dan voor de rijke VS. Japans betalingsbalanssituatie is omgekeerd aan die van de VS. Japan heeft een enorm overschot op de lopende rekening. Omdat het veel meer verdient met zijn export dan het uitgeeft aan import houdt Japan veel geld over. De Europese Unie (EU) als geheel heeft ook een overschot op de lopende rekening. Nederland heeft relatief het grootste overschot. Over tekorten en overschotten op de lopende rekening wordt verschillend gedacht. Ogenschijnlijk is een overschot gunstig en een tekort ongunstig. Maar zo eenvoudig ligt dat niet. · Een tekort op de lopende rekening betekent dat je meer koopt in het buitenland dan het buitenland bij jou koopt. Je kunt het vergelijken met iemand die meer uitgeeft dan hij verdient. Zo iemand bouwt schulden op. Is dit erg? Ja zeggen sommigen: schulden betekenen dat je rente moet betalen en dat geld kun je niet voor leuke dingen uitgeven. Anderen zeggen dat tekorten op de lopende rekening helemaal niet nadelig hoeven zijn. Wanneer je rijk bent, zoals de VS, zijn die rentebetalingen helemaal geen probleem. · Een overschot op de lopende rekening betekent dat je meer verkoopt aan het buitenland, dan het buitenland aan jou verkoopt. Dat kun je vergelijken met iemand die minder uitgeeft dan hij verdient, d.w.z. dat hij spaart. Hij is rijk, maar leeft sober. Een nadeel van een –vooral groot- overschot is nog dat je de negatieve effecten van produceren ondervindt terwijl het buitenland daarvan de vruchten plukt. Zo leidt de Nederlandse varkensindustrie tot grote milieuproblemen in Nederland (mest, bodemvervuiling) terwijl veel van deze dieren in het buitenland geconsumeerd worden.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
C.
C.
in deze samenvatting staat dat de importexportquote nationaalinkomen * 100 is
maar volgens de lesbrief is deze : waarde export nationaal inkomen
18 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Hi!
thanks a lot!!
bye, cheers
grtz Dave Brigg
19 jaar geleden
Antwoorden