Produceren: maken van goederen en verrichten van diensten.
Productie in enge zin: officieel geregistreerde productie die plaats vindt bij overheid en in bedrijven.
Formele Productie: (Productie in enge zin).
Informele Productie: Niet geregistreerde productie (Zwart en Vrijwilligers en huishoudelijk werk).
Productie in ruime zin: Is de formele en de informele productie samen.
Individuele Behoefte: Behoefte van 1 persoon.
Maatschappelijke Behoefte: Behoefte van het hele land (Veiligheid, Welvaart..)
Productiefactoren: Middelen die nodig zijn om te produceren; Natuur, Kapitaal en Arbeid
(4e Management).
Natuur: Alle beschikbare natuurlijke hulpbronnen. (Grondstoffen, Vestigingsplaats..)
Arbeid: Alle lichamelijke en geestelijke inspanningen van de mens. (Bedenken, Uitvoeren..)
Kapitaal(goederen): kunnen andere goederen worde voortgebracht. (
Vaste Kapitaalgoederen: Die gaan meer dan 1 productieproces mee
Vlottende Kapitaalgoederen: Gaan maar 1 productieproces mee.
Management: Het goed afstellen van de 3 productiefactoren.
Productie Sectoren: Zijn er 4:
1 (Primaire) Visserij, landbouw, jacht en bosbouw
2 (Secundaire) Nijverheid (o.a. industrie en bouw)
3 (Tertiaire) commerciële dienstverlening (Banken, winkels..)
4 (Quartaire) Niet Commerciële dienstverlening (Scholen, Overheid Politie..)
Technische arbeidsverdeling: Verdeling van de productie binnen gezin, bedrijf of overheid.
Wet gelijke behandeling: Zorgt ervoor dat iedereen evenveel kans op werkt krijgt en evenveel verdient voor hetzelfde werk.
Maatschappelijke arbeidsverdeling: De verdelen van de productie over verschillende bedrijven, de overheid en gezinnen.
Geografische arbeidsverdeling: Verdeling van de productie over verschillende gebieden en landen.
Arbeidsproductiviteit: De productie per werkende per tijdseenheid.
Stijging van de arbeidsproductiviteit:
1: Betere Arbeidsverdeling
2: Daling van het ziekteverzuim
3: Scholing
4: Betere arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden
5: Betere Technieken
Deeltijd: Het verdelen van het werk en huishouden met je echtgenoot.
Emigratie: Nederlander naar buitenland.
Immigratie: Buitenlander in Nederland.
Kapitaalintensieve productie: Wordt in verhouding veel kapitaal voor gebruikt.
Arbeidsintensieve productie: Wordt in verhouding veel arbeid voor gebruikt.
Mechanisering: Spierkracht wordt hierbij vervangen door machines.
Automatisering: Vervangen van denk werk door computers.
Robotisering: Lichamelijke en Geestelijke arbeid wordt verricht door machines en computers.
Innovatie: Ontwikkelen van nieuw product of productieproces.
Bedrijfskolom: een reeks bedrijven die elkaar in het productieproces opvolgen van grondstof tot de levering aan de consument.
Toegevoegde waarde: Waarde die een bepaalde Productiefase aan het product meegeeft (verschil tussen de verkoop en de inkoop prijs).
Binnenlands product: is de productie van alle bedrijven en de overheid in 1 jaar bij elkaar opgeteld.
APT.: Productie per werknemer per periode.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
thanks:D
echt super handig dit voor me tentames:D
14 jaar geleden
Antwoorden