Hoofdstuk 4 en 5

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 449 woorden
  • 4 maart 2004
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Hoeveel jonge meiden en vrouwen in Nederland krijgen per dag trombose door de anticonceptiepil?

Wil je meer informatie over Trombose? Lees het hier!

Hoofdstuk 4: Aan het werk!

§1: Wat is productie eigenlijk? Productie in enge zin = maken van goederen en diensten in bedrijven of door de overheid.-> Je moet ervoor betalen. Productie in ruime zin = productie in enge zin en alle overige productie. Productiefactoren: Kapitaal (eerder geproduceerd = auto’s machine’s) Arbeid (werken van mensen) Natuur (wat de natuur biedt = water olie erts) Ondernemerschap
Toegevoegde waarde = de bijgevoegde producten of stoffen om het product beter te maken. De berekening: verkoopprijs – grond- en hulpstoffen – diensten van derden = toegevoegde waarde.

§2: Hoe maak je winst? Brutowinst = opbrengsten – inkoopwaarde. Bedrijfskosten zijn 2 groepen: 1. vaste kosten: de kosten die je altijd hebt, of je nou wel of niet produceert. (bijv. huur, gas- en lichtkosten) 2. variabele kosten: dit hangt af van de hoeveelheid van de productie. (bijv. productie stoffen, transport). Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten. / Nettowinst = opbrengsten – kosten. Winst = de opbrengsten zijn hoger dan de kosten. Verlies = de kosten zijn hoger dan de opbrengsten.

§3: Hoe produceer je goederen? Goederen en diensten worden in verschillende sectoren geproduceerd. De sectoren van de goederen zijn: 1. primaire sector: alle bedrijven die hun producten direct uit de natuur halen. 2. secundaire sector: bedrijven in industrie en bouwnijverheid. Oerproducent = de eerste die iets met de goederen doet. Bedrijfskolom = de weg die een product moet gaan voordat het bij de consument komt, in een tabel / kolom. Elke schakel van de kolom voegt waarde toe aan het product.

§4 hoe produceer je diensten? Diensten zijn dingen die je niet vast kan pakken. Het zijn immateriële zaken. Goederen en diensten worden in verschillende sectoren geproduceerd. De sectoren van de diensten zijn: 3. tertiaire sector: dienstverlening met winst als doel (commercieel) 4. secundaire sector: dienstverlening zonder winstoogmerk. (niet-commercieel). De overheid (OV) vindt de niet-commerciële dienstverlening erg belangrijk en heeft daarom zelf ook een paar bedrijven. (overheidsbedrijven). Een andere manier van de OV is subsidies geven aan instellingen en particuliere ondernemingen.

Hoofdstuk 5: Probleemloos produceren, kan dat?

§ 1welke keuzeproblemen brengt productie met zich mee? Gewoon heel goed doorlezen, dan lukt het wel.

§2 Is het milieu altijd de verliezer? Manieren van de overheid om invloed uit te oefenen op milieu vriendelijke productie: 1. verschaffen van subsidies. 2. milieuverheffingen. 3. verbieden gebruik milieuonvriendelijke stoffen / producten. 4. belastingvoordeel groene projecten. 5. ecotax (milieuvriendelijke producten).

Duurzame productie: zo produceren dat ook de volgende generatie in hun behoeften kunnen voorzien.

§3 technologische ontwikkeling: altijd vooruitgang? Arbeidsproductiviteit = wat 1 werknemer per tijdseenheid produceert. Apb (arbeidsproductiviteit) kan stijgen door: 1. technologische ontwikkeling. 2. specialisatie
3. scholing
Baten = opbrengsten. Lasten = kosten.

§4: moet productie steeds grootschaliger? Om productiviteit te vergroten is kapitaal belangrijk, dit kost veel geld. Doordat er veel machines gekocht moeten worden. Grote bedrijven kunnen dit, maar de kleine niet. Deze worden opgeslokt door de grote bedrijven; dit heet schaalvergroting (van het bedrijfsleven). Specialicatie = dat een bedrijf zich met bepaalde werkzaamheden bezighoudt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.