Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Hoofdstuk 3, 4 en 5 (par 1 + 2 + 3)

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 1430 woorden
  • 25 januari 2018
  • 52 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
52 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

Samenvatting economie hoofdstuk 3 + 4 + 5

Paragraaf 3.1

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

De KvK adviseren startende ondernemers om een ondernemingsplan te maken. Hierin staat: de vergunningen die nodig zijn, op welke markt hij wil opereren en hoeveel geld hij nodig denkt te hebben.

Handelsregister: overzicht van alle ingeschreven bedrijven + hun belangrijkste gegevens.

ZZP’er/freelancer: iemand die voor zichzelf begint zonder werknemers in dienst.

Als een ondernemer winst wilt maken gebruikt hij het volgende: natuur, arbeid en kapitaal.

De Belastingdienst bepaalt aan de hand van de onderstaande criteria welke ZZP’ers ondernemers zijn:
            - Een ondernemer moet winst behalen
            - Een ondernemer moet zelfstandig zijn en meerdere opdrachtgevers
               hebben.
            - Een ondernemer moet ondernemingsrisico lopen, bijvoorbeeld het
               risico dat klanten niet betalen.

Paragraaf 3.2

Eenmanszaak: een bedrijf waar de eigenaar (1 persoon) de leiding heeft à het is geen rechtspersoon à als het bedrijf failliet gaat, moeten de overblijvende kosten betaald worden van zijn privévermogen.

Voordelen eenmanszaak: er is 1 persoon de baas dus:
            - Snel beslissingen maken.
            - Alle winst voor de eigenaar.

Vennootschap onder firma (vof): bedrijf waar 2 of meer personen de leiding hebben van één onderneming à het is geen rechtspersoon à als het bedrijf failliet gaat, moeten de overblijvende kosten betaald worden van hun privévermogen.

Voordelen vof:
            - Eigenaren kunnen overleggen.
            - Werk kan worden verdeeld.
            - Meer geld beschikbaar + banken willen meer geld lenen aan meer
               personen dan 1 persoon.
            - Als er 1 persoon ziek is kan de ander doorwerken.

Naamloze vennootschap: de waarde van het bedrijf is in stukjes gehakt à aandelen: als je dit koopt ben je voor een klein deel eigenaar van het bedrijf. Aandeelhouders krijgen wel winst maar leiden het bedrijf niet.

Besloten vennootschap: het vermogen in aandelen is verdeeld à het is een rechtspersoon à de aandelen worden niet openbaar verkocht omdat de aandelen niet overdraagbaar zijn.

Paragraaf 3.3

Organisatie: niet-commerciële organisatie à streeft niet naar winst maar wil een bepaald doel bereiken (bijv. een muziekharmonie).

Commerciële organisaties à streven wel naar winst.

Vormen van een-commerciële organisatie:
            - Een vereniging: heeft een doel en leden, leden betalen contributie en
              bepalen het bestuur à het is een rechtspersoon.
            - Een stichting: heeft een doel maar geen leden. Ze krijgen geld door
              schenkingen of subsidies à het is een rechtspersoon.

 Managers hebben 5 belangrijke taken:
            - Beslissen over doelstellingen van de zaak.
            - Maken planningen en hoe de doelstellingen bereikt moeten worden.
            - Controleren.
            - Organiseren.
            - Geven leiding.

Plannen: het uitwerken van de doelstellingen.

Organiseren: de juiste productiefactoren combineren om de organisatie zo goed mogelijk te functioneren.

Controle: nagaan of de werknemers goed werken en of de doelstellingen bereikt worden.

Organigram: een schema dat duidelijk maakt hoe een bedrijf georganiseerd is.

Lijnorganisatie: een organisatie waarbij iedere werknemer 1 baas boven zich heeft.

Staf: specialistische afdeling die leiding adviseert en ondersteund.

Paragraaf 4.1

Investeringsbegroting: een overzicht van de verwachte uitgaven om een bedrijf te starten.

Inventaris: bijvoorbeeld: koffiezetapparaat, kassa, toonbank, ect.

Voorraad goederen: de hoeveelheid goederen die aanwezig is bij het bedrijf. Bijvoorbeeld: koffie, vlees, ect.

Totaal vermogen: totale waarde van alle bezittingen van het bedrijf (eigen vermogen + vreemd vermogen).

Resultatenbegroting: overzicht van wat je in de eerste periode(n) denkt te verdienen.

Btw à Belastingdienst.

Inkoopwaarde van de omzet: het bedrag waarvoor de ondernemer de goederen zelf heeft ingekocht.

Brutowinst: omzet – inkoopwaarde van de omzet.

Afschrijvingskosten: de kosten van de waardevermindering van kapitaalgoederen.

Bedrijfskosten: de kosten van een bedrijf, behalve de inkoopwaarde van de omzet.

Nettowinst: brutowinst – bedrijfskosten.

Financieringsbegroting: overzicht van hoe je aan het geld voor alles op de investeringsbegroting denkt te komen (lening of eigen geld).

Eigen vermogen: het geld dat de eigenaar in de zaak heeft geïnvesteerd.

Vreemd vermogen: het geleende geld.

Paragraaf 4.2

Balans: overzicht van bezittingen en hoe je aan het geld komt voor deze bezittingen.

Activa

Vaste activa: bezittingen die meer dan één keer meegaan.
            -gebouw
            -machines

Vlottende activa: bezittingen die maar één keer meegaan.
            -voorraad
            -debiteuren

Debiteuren: mensen of bedrijven van wie je nog geld tegoed hebt.

Liquide middelen: jouw geld.
            -bankrekening
            -kasgeld

passiva

Eigen vermogen: geld dat jij als eigenaar zelf in het bedrijf hebt gestoken.

Lang vreemd vermogen: leningen met een looptijd langer dan één jaar.
            -hypotheek
            -lening bij de bank

Kort vreemd vermogen: leningen met een looptijd korter dan één jaar.
            -crediteuren
            -rekening courantkrediet

Crediteuren: mensen of bedrijven aan wie je nog geld moet betalen.

Rekening courantkrediet: ‘’rood staan’’. Negatief saldo op de bankrekening.

Paragraaf 4.3

Resultatenrekening/winst en verliesrekening: overzicht van opbrengsten, kosten en eventueel winst of verlies.

Debetzijde (links): staan kosten en de winst van het bedrijf.

Creditzijde (rechts): opbrengsten van het bedrijf.

Om te beoordelen of een bedrijf een goed resultaat heeft geboekt, kun je de winst vergelijken met het totaal vermogen: eigen vermogen + vreemd vermogen.

Paragraaf 5.1

Omzet = verkoopprijs (excl. Btw) x afzet.

Bedrijfsresultaat = nettowinst

Een bedrijf heeft verlies als de bedrijfskosten hoger zijn dan de brutowinst.

Btw/omzetbelasting: Belasting over Toegevoegde Waarde.

Consumentenprijs: verkoopprijs incl. btw.

Btw percentages:
            - Algemene tarief = 21% (meeste goederen)
            - Lage tarief = 6% (basisgoederen, zoals levensmiddelen)
            - Nultarief (exportgoederen)

Exclusief à inclusief: vermenigvuldigen met 1,06 of 1,21.

Inclusief à exclusief: delen door 1,06 of 1,21.

Break-evenafzet: Hoeveelheid waarbij de omzet en de kosten even hoog zijn. Er is geen winst maar ook geen verlies.

Gebruik de formule: C : ( p – v )    =

C = constante kosten

P = prijs
V = variabele kosten

Break-evenomzet: P x Q

P = verkoopprijs
Q = aantal verkochte stuks (antw break-evenafzet)

Totale kosten ÷ aantal geproduceerde goederen = kosten per eenheid product (kostprijs).

Paragraaf 5.2

Werkgever betaald: premies werkgever + brutoloon. Van het brutoloon gaan wat bedragen af:
            - Loonbelasting
            - Premies volksverzekeringen
            - Premies werknemersverzekeringen
            - Pensioenpremie

Brutoloon – ingehouden bedragen = nettoloon.

Loonheffing: loonbelasting + premies volksverzekeringen.

De wig: het verschil tussen de loonkosten van de werkgever en het nettoloon van de werknemers.

Mechanisatie: lichamelijke arbeid à machines

Automatisering: geestelijke arbeid à computers of computergestuurde machines.

Concurrentiepositie: hoe sterk een bedrijf of land economisch is in vergelijking met andere bedrijven of landen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.