Hoofdstuk 23:
23.1
Kennen:
- Primair inkomen: de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren
- Secundair of vrij besteedbaar inkomen: Dit ontstaat door het primair inkomen te verminderen met de loon- en inkomstenbelasting en de sociale premies en door vermeerdering met de inkomensoverdrachten.
- Netto-inkomen: is het inkomen dat je hebt, na aftrek van de loon- en inkomstenbelasting en de sociale premies
- Bruto-inkomen: het inkomen uit arbeid vermeerderd met de interest over spaartegoeden
- Modaal inkomen: het inkomen dat het meest voorkomt (klasse-midden van een bepaalde klasse dat het meest voorkomt )
Kunnen:
- De beloningen van productiefactoren zijn:
-> arbeid = loon
-> kapitaal = interest
-> natuur = pacht
-> ondernemersactiviteit = winst
- De opbouw van het secundair inkomen ziet er als volgt uit:
Meerkeuze:
1. Het secundair inkomen bestaat uit het netto-inkomen plus de inkomensoverdrachten
2. Alleen bewering 2: Primaire inkomens worden verdiend door productiefactoren ter beschikking te stellen.
23.2
Kennen:
- Personele inkomensverdeling: Die geeft de verdeling van de inkomens aan over de individuele inkomensontvangers of over de huishoudens.
- Lorenz-curve: is een manier om de personele verdeling weer te geven, deze manier is vernoemd naar de Amerikaan Max Lorenz.
- Deciel: Is een tiende deel van de bevolking gerangschikt van laag naar hoog
- Gecumuleerde inkomensaandelen: Als je de aandelen van verschillende decielen bij elkaar optelt, geeft de uitkomst daarvan de gecumuleerde inkomensaandelen.
Kunnen:
- Hoe dichter bij de 45-graden lijn, hoe gelijkmatiger de inkomensverdeling is!!!!
- Een aantal oorzaken van inkomensverschillen zijn:
-> opleiding
-> inspanningsverschillen
-> schaarsteverschillen
-> productiviteitsverschillen
-> machtsverschillen
-> verschillen in verantwoordelijkheid
-> vermogensverschillen
- Economische functies van inkomensverschillen:
-> prikkel tot prestaties
-> prikkel tot mobiliteit
Par.3
Kennen:
- Categoriale inkomensverdeling: is de verdeling van het nationale inkomen over loon, rente, pacht en winst
- Arbeidsinkomenquote: is het totale arbeidsinkomen dat in een jaar in bedrijven wordt verdiend als percentage van de toegevoegde waarde in bedrijven
- Loonruimte: geeft voor een bedrijf of bedrijfstak aan met welk bedrag de lonen omhoog kunnen zonder dat de categoriale inkomensverdeling verandert.
Kunnen:
- arbeidsinkomen in bedrijven ,
Arbeidsinkomenquote = toegevoegde waarde in bedrijven X 100 %
- Het belang van de arbeidsinkomenquote voor de economische ontwikkeling is het volgende:
-> Als de lonen voortdurend stijgen, neemt ook de AIQ toe. Als deze dicht bij de 100% komt te liggen, dan zal de winst voor bedrijven minimaal zijn. Is de winst laag of geheel afwezig, dan zullen de bedrijven niet gaan uitbreiden. Het gevolg is dat de economische groei stagneert en de werkloosheid toeneemt.
- Het belang van de loonruimte voor een bedrijf zit in het volgende:
-> het bedrijf weet dan hoeveel de lonen omhoog kunnen gaan, zonder dat het bedrijf er schade van ondervindt.
- De loonruimte wordt door de volgende factoren bepaald:
-> Door de arbeidsproductiviteit
-> door prijsstijgingen van de eindproducten
Conclusie: De loonruimte wordt bepaald door de som van de stijging van de arbeidsproductiviteit en de prijsstijging van de eindproducten. (vb. AP +2% en pr.st +3%, kunnen de lonen omhoog met 5% )
Meerkeuze:
3. Alleen bewering 1: de categoriale verdeling geeft de verdeling van het nationaal weer over de productiefactoren
4. De loonruimte van een bedrijf neemt toe als de prijzen van de eindproducten stijgen
Par. 4
Kennen:
- Inkomensnivellering: is de vermindering van inkomensverschillen
- Inkomensdenivellering: is de toeneming van inkomensverschillen
Kunnen:
- Enkele oorzaken voor de aanvankelijke nivellering en latere denivellering nar de WO zijn:
-> door de toegenomen mogelijkheid tot scholing
-> de regionale inkomensverdeling is gelijkmatiger geworden. Verschil tussen west en andere delen werden minder
-> door overheidsingrijpen zoals: 1. minimumloon
2.ontstaan van sociale onzekerheid (uitkeringen )
3. progressieve belastingstelsel
De laatste jaren zijn de inkomensverschillen groter geworden, door:
-> de overheid heeft zich teruggetrokken ten gunste van meer marktwerking
-> de overheid heeft bezuinigd op sociale uitkeringen
- De mogelijke gevolgen van de nivellering voor de omvang van het nat. Product zijn:
-> toename van de collectieve-lastendruk
-> toename van de arbeidsinkomenquote
-> relatieve toename van de consumptieve bestedingen en een relatieve afname van de investeringen
- De mogelijke gevolgen van de nivellering voor de arbeidsmarkt zijn:
-> geringere mobiliteit
-> negatieve gevolgen voor de participatiegraad
-> grotere wig, zwart werk neemt toe
- De mogelijke gevolgen van de nivellering voor de economische stabiliteit zijn:
-> stabiliteit van de effectieve vraag en daarmee van de productie
-> als de economie in een recessie raakt nemen de bestedingen af, wie hierdoor zijn baan kwijtraakt, heeft helemaal niets meer te besteden.(zonder sociale uitkeringen ). Effectieve vraag zou hierdoor nog verder afnemen.
Meerkeuze:
5. Inkomensnivellering is het verkleinen van inkomensverschillen
6. In welk geval is er sprake van progressieve belastingtarieven: Mariƫlle verdient bruto 3000 en netto 2550; Chrisje verdient bruto 7500 en netto 5775
7. Geval van inkomensnivellering: francien 30.000 en Marieke 50.000; beide + 3000
8. vraag 1: niet nivellerend en ook niet denivellerend
vraag 2: denivellerend
9. Beide beweringen zijn juist (bevolking en hun inkomen )
Hoofdstuk 24:
Par.1
Kennen:
-Verzorgingsstaat: deze garandeert zijn inwoners een redelijk bestaan(bestaanszekerheid) - Draagvlak: de vraag wie al de uitkeringen moet betalen. Antw: de marktsector en de collectieve sector vullen elkaar aan.
Kunnen:
- Het ontstaan van de verzorgingstaat:
-> een compromis tussen twee doelstellingen:
1. efficiƫnt werkende markten
2. vrije markten roepen onaanvaardbare inkomensverschillen op
-> om deze onrechtvaardigheid te corrigeren, is de verzorgingsstaat ontstaan.
- Vb. de marktsector kan wel autoās produceren, maar zonder wegen zijn die autoās niets waard.
En zonder rechtsregels die het eigendom beschermen,zou de marktsector niet eens bestaan!
Meerkeuze:
1. Een verzorgingsstaat is een land waarin iedereen met een onvoldoende inkomen recht heeft op een uitkering van de Staat
2. De marktsector levert het draagvlak voor de collectieve sector. Andersom kan de marktsector heel goed zonder de collectieve sector. ONJUIST!!!
3. Beide beweringen zijn juist (primair inkomen en doe-het-zelf-werk )
Par.2
Kennen:
- Sociale zekerheid: inkomens worden van de ƩƩn naar de ander overgedragen. Dit valt uiteen in twee groepen: sociale voorzieningen en sociale verzekeringen
- Sociale voorzieningen: bestaan uit uitkeringen die door de overheid ter beschikking worden gesteld zonder dat daarvoor een tegenprestatie gevraagd wordt. Vb. kinderbijslag, studiefinanciering
- Sociale verzekeringen: Deze worden, zoals altijd met verzekeringen het geval is, betaald uit premieopbrengsten. Deze premies worden opgebracht door de werknemers in het bedrijfsleven en bij de overheid en voor een deel door de werkgevers.
- Werknemersverzekeringen: deze verzekeringen gelden uitsluitend voor mensen die in loondienst zijn. Voornaamst: Loondervinding
- Loondervinding: dat de werknemer zijn of haar loon moet missen; dat kan het geval zijn bij werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ziekte.
- Werkloosheidswet (WW ): iemand die onvrijwillig zijn baan verliest, krijgt een uitkering van 70% van zijn laatstverdiende loon.
- Ziekenfondswet (ZFW ): de betaling van kosten van geneeskundige verzorging voor iedereen die in loondienst werkzaam is en een inkomen verdient beneden de loongrens, gebeurt op grond van deze wet door een ziekenfonds.
- Wet op Arbeidsongeschiktheidverzekering (WAO ): voorziet in een uitkering aan werknemers die al meer dan een jaar geheel of gedeeltelijk niet in staat zijn arbeid te verrichten.
- Wet uitbreiding loonbetaling bij ziekte (Wulbz ): Op grond van deze wet moeten bedrijven een jaar lang 70% van het loon van zieke werknemers doorbetalen. Behalve bij: tijdelijk aangesteld personeel en zwangere vrouwen
- Volksverzekeringen: zijn sociale verzekeringen die voor iedereen in Nederland gelden.
- Algemene Ouderdomswet (AOW ): een verplichte verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom
- Algemene Nabestaandenwet (ANW ): voorziet in een uitkering aan de achterblijvende gezinsleden, wanneer de kostwinner overlijdt.
- Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz ): voorziet in een uitkering aan zelfstandigen die wegens arbeidsongeschiktheid niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
- Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten(AWBZ ): een verzekering tegen bijzondere ziektekosten. Vb. langer dan een jaar in een ziekenhuis verblijven, aanschaf van rolstoel e.d.
- Algemene Bijstandswet (ABW ): op grond van deze wet wordt bijstand verstrekt aan iedereen die in Nederland woont en niet over voldoende middelen beschikt om in noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien.
- Individuele huursubsidie: kan worden toegerekend aan iemand die in een huurhuis worden, een bepaald bedrag aan huur betaalt, en minder dan een bepaald inkomen verdient.
- Studiefinanciering: is bedoeld voor iedereen van 17 jaar en ouder die een voltijdstudie aan het (middelbaar of hoger ) beroepsonderwijs of aan de universiteit volgt.
- Algemene Kinderbijslagwet (AKW ): iedereen die in Nederland woont en kinderen heeft, komt in aanmerking voor kinderbijslag.
Kunnen:
- Sociale zekerheid is een verzamelterm voor een groot aantal regelingen, die uiteenvallen in twee groepen:
-> de sociale voorzieningen
-> de sociale verzekeringen
- Er zijn twee manieren om de hoogte van een uitkering vast te stellen:
1. als een percentage van het laatst genoten loon
2. als een vast bedrag
- Er zijn drie partijen die de kosten van de sociale zekerheid dragen:
1. werknemers
2. werkgevers
3. overheid
Meerkeuze:
4. Het verschil tussen een sociale verzekering en een sociale voorziening is dat de uitkeringen van een sociale verzekering worden betaald uit de premies van verzekerden; de uitkeringen van een sociale voorziening worden betaald uit belastingen
5. Geen voorbeeld van een werknemersverzekering is AKW
6. Geen voorbeeld van een volksverzekering is ZFW
7. Een voorbeeld van een sociale voorziening is ABW
8. De algemene bijstandswet is bedoeld voor iedereen die geen recht heeft op een uitkering op grond van een andere sociale wet
Par.3
Kennen:
- Ziektekostenverzekering: Je laat je verzekeren voor de kosten die je maakt wanneer je in een ziekenhuis terechtkomt of medicijnen moet gebruiken.
- Ziekenfonds: is een fonds waarbij je je kan laten verzekeren tegen āziektekostenā.
- Particuliere ziektekostenverzekering: Degene die een particuliere ziektekostenverzekering aangaan, kunnen besluiten zich tegen alle of alleen tegen bepaalde ziektekosten te verzekeren.
- Eigen risico: Dat zijn de mensen die zich niet of gedeeltelijk laten verzekeren, en daardoor besluiten de gehele of overige ziektekosten zelf te dragen.
- Pensioenvoorziening: Voorziening voor mensen die ouder zijn dan 65 jaar of mensen die besluiten via een VUT-regeling eerder te stoppen met werken
- Flexibele pensionering of deeltijdpensioen: Het verschijnsel dat je bijv. op je 55e al wat minder gaat werken, om het aantal uren dat je arbeid verricht rustig af te bouwen tot je 65e
- Waardevast: Dit houdt in dat de pensioenuitkering jaarlijks wordt verhoogd met de inflatie in het afgelopen jaar.
- Welvaartsvast: In dit geval stijgt de pensioenuitkering met de gemiddelde loonstijging
- Kapitaaldekkingsstelsel: dit houdt in, dat iedere werknemer zelf voor zijn eigen pensioen spaart
- Omslagstelsel: Het omslagstelsel houdt in dat de werkenden van nu betalen voor degene die met pensioen zijn.
Kunnen:
- Je kunt je in Nederland op twee manieren verzekeren tegen ziektekosten:
1. via het verplichte ziekenfonds
2. via een particuliere verzekeringsmaatschappij
- Je kan op verschillende manieren een pensioen opbouwen:
1. via de AOW
2. via flexibele pensionering of deeltijdpensioen
3. Bedrijfspensionering regelingen
- Bij een waardevaste uitkering blijft je koopkracht gelijk, bij een welvaartsvaste uitkering kan je koopkracht stijgen, wanneer de inflatie lager is dan de gemiddelde loonstijging
- Bij een omslagstelsel dat de werkenden van nu betalen voor gepensioneerden, later werken er anderen voor jouw pensioen. Bij een kapitaaldekkingsstelsel wordt er een deel van je brutoloon apart gehouden, om je leven te bekostigen nadat je gestopt ben met werken.
Meerkeuze:
9. In Nederland ben je of particulier of via het ziekenfonds tegen ziektekosten verzekerd
10. In Nederland heeft iedereen vanaf 65 jaar recht op een AOW-uitkering.
11. Beide beweringen zijn juist (Nederlandse pensioenen en AOW )
12. Alleen bewering 2: Een waardevast pensioen zorgt ervoor dat de koopkracht van de gepensioneerde in stand blijft
13. Van een welvaartsvast pensioen is sprake wanneer de pensioenuitkering stijgt met de gemiddelde loonstijging
Par.4
Kennen:
- Zorguitgaven: zijn de uitgaven aan de volksgezondheid, waaronder gezinsverzorging en voorzieningen voor ouderen en gehandicapten.
Kunnen:
- Een aantal schaduwzijden van een royaal stelsel van sociale zekerheid zijn:
-> Belastingen en premies worden afgewenteld
-> belasting en premiedruk wordt ontweken
-> er ontstaat een zwart circuit
Meerkeuze:
14. Omdat de aannemer duur is, klussen veel mensen zelf in huis. Dit is een voorbeeld van het ontwijken van belastingen en premies
15. Omdat arbeid in Nederland duur is, wordt arbeid vervangen door kapitaal. Hier is sprake van substitutie
Par.5
Kunnen:
- Argumenten voor de overheid waarom ze zich met de sociale zekerheid bezig moeten houden zijn:
-> de burgers zullen dat (een verzekeringsmaatschappij onder de arm nemen ) uit zichzelf niet of onvoldoende doen. Voorzieningen zijn in zekere zin merit-goods of bemoeigoederen
-> Werknemers betalen sociale premies over de eerste schijf van hun inkomen. Zo is een zekere solidariteit ingebouwd.
- Een aantal voordelen van meer marktwerking in de sociale zekerheid zijn:
-> de markt werkt goedkoper
-> marktwerking stimuleert de eigen verantwoordelijkheid
-> marktwerking zorgt voor lager collectieve lasten
- Een aantal mogelijke oplossingen die de sociale zekerheid betaalbaar houden zijn:
-> verkorting van de uitkeringsduur
-> bevordering van de arbeidsparticipatie
-> fraudebestrijding
Meerkeuze:
16. De overheid bemoeit zich met de sociale zekerheid, omdat de sociale zekerheid als een āmerit goodā wordt beschouwd
Hoofdstuk 25
Par.1
Kennen:
- Derde wereld: Arme landen worden vaak aangeduid met dit begrip. Derde wereld landen zijn alle landen, min de welvarende westerse industrielanden en min de geĆÆndustrialiseerde landen die deel uitmaakten van het voormalige Oostblok
- ontwikkelingslanden: zijn landen die vallen in de categorieƫn lage-inkomenslanden en midden-inkomenslanden
- absolute armoede: āniet in staat zijn een minimale levensstandaard te krijgenā. Dit betekent dat men niet voldoende voedsel heeft.
- Relatieve armoede: men heeft dan wel voldoende inkomen op te voorzien in de basisbehoeften, maar onvoldoende om normaal in de samenleving te kunnen functioneren.
Kunnen:
- Ontwikkelingslanden vormen een heterogene groep, omdat;
-> ze vallen in twee categorieƫn en
->omdat ze allemaal anders zijn
Meerkeuze:
1. alleen bewering 2: de term derde wereld slaat op het verschil met de eerste (westerse) en tweede (voormalig communistische) landen
2. Beide beweringen zijn juist (lage-inkomenslanden)
Par.2
Kennen:
- Armoedegrens: de grens waaronder de armoede begint. Volgens de definitie van de Wereldbank ligt deze grens bij een jaarlijks inkomen van 2 dollar per dag (in 1996 )
- Absolute ondervoeding: Wanneer men ondervoed is. Ongeveer 25% van de ontwikkelingslanden is ondervoed. Gevolgen van ondervoeding zijn een hoog sterftecijfer, slechte gezondheid en lage productiviteit
- Informele sector: omvat alle economische activiteiten die niet officieel worden geregistreerd. Hierdoor draagt deze sector geen belasting af.
- Duale economie: Een economie die uit twee delen bestaat, namelijk:
-> de vrij primaire landbouw en de eenvoudige dienstverlening
-> vrij moderne industriƫle exportsector
- kredietwaardigheid: de schulden, die arme landen maken op het tekort op de betalingsbalans aan te vullen, zorgen ervoor dat banken en andere instellingen uit rijke landen niet graag geld aan deze landen lenen.
- monocultuur: dit wil zeggen, dat de economische bedrijvigheid rond ƩƩn of enkele producten is geconcentreerd
Kunnen:
- Een aantal kenmerken van ontwikkelingslanden zijn:
-> veel armoede
-> eenzijdige samenstelling van het exportpakket
-> scheve inkomensverdeling
-> bevolking groeit snel
-> hoge schulden aan het buitenland
-> hoge werkloosheid
-> analfabetisme
Meerkeuze:
3. Beide beweringen zijn juist (kenmerken van ontw.landen )
4. alleen bewering 2: In hoge inkomenslanden is het aandeel van de primaire sector in de werkgelegenheid te verwaarlozen tot het aandeel in de werkgelegenheid in lageinkomenslanden
5. Waarom is de samenstelling van de in- en uitvoer belangrijk? De waarde van de invoer bepaalt de mogelijkheid om de uitvoer te financieren
6. Alleen bewering 1: een lage spaarquote leidt ertoe dat de bevolkingsgroei niet met een adequate groei van het nationaal product kan worden opgevangen
7. In ontwikkelingslanden trekken veel mensen van het platteland naar de stad, omdat men hoopt in de stad voldoende in de levensbehoeften te kunnen voorzien
Par.3
Kennen:
- vicieuze cirkel: al de problemen van een land hangen op de ƩƩn of andere manier samen. Vaak versterkt het ene probleem het andere probleem. Daardoor hebben veel ontw.landen het gevoel gevangen te zitten in ƩƩn of meer vicieuze cirkels.
Kunnen:
- Een aantal interne oorzaken van onderontwikkeling zijn:
1. het tekort aan natuurlijke hulpbronnen
2. lage arbeidsproductiviteit
3. sterke bevolkingsgroei
4. tekort aan besparingen
5. geringe afzetmogelijkheden
- Een aantal externe oorzaken van onderontwikkeling zijn:
1.de historische achtergrond
2. het grillig prijsverloop van een aantal grondstoffen op de wereldmarkt
3. de protectie die westerse landen instellen
4. de afhankelijkheid van geldstromen uit westerse landen
Meerkeuze:
8. Geen van beide beweringen zijn juist (ontwikkelingslanden en hun problemen )
9. Alleen bewering 2: het gebrek aan kapitaalgoederen zorgt voor een lage arbeidsproductiviteit
10. Cirkel 3 = linksonder
Hoofdstuk 26:
Par.1
Kennen:
- betalingsbalans: is een overzicht van alle ingaande en uitgaande geldstromen uit economische transacties met het buitenland gedurende een bepaalde periode
- lopende rekening: bestaat uit vier onderdelen: de goederen, -diensten, -inkomens, -inkomensoverdrachten rekening
- goederenrekening: is een overzicht van de waarde van de invoer en uitvoer van goederen gedurende een bepaalde periode
- dienstenrekening: omvat de waarde van de invoer en uitvoer van diensten
- inkomensrekening: omvat de waarde van de ingaande en uitgaande geldstromen uit inkomen met buitenland gedurende een bepaalde periode
- inkomensoverdrachten: betalingen aan en van het buitenland zonder dat de ontvanger een productieve tegenprestatie levert
- financiƫle rekening: omvat de directe investeringen, effectentransacties en de overige financiƫle transacties
- directe investering: Er is sprake van een directe investering, wanneer de kapitaalverschaffer invloed wil krijgen op de productie van goederen en diensten in een ander land
- handelskredieten: worden verstrekt dan wel ontvangen wanneer goederen op de rekening worden verkocht dan wel gekocht
- monetaire reserves: deze bestaat uit goud, deviezen, vorderingen op het IMF en ecuās
Meerkeuze:
1. Een betalingsbalans bestaat uit de volgende onderdelen: GEEN VAN DEZE MOGELIJKHEDEN IS JUIST
2. Beide beweringen zijn juist (m.b.t. betalingsbalans )
3. Alleen bewering 1: Belangrijke transacties die op de financiƫle rekening van de betalingsbalans geregistreerd worden, zijn investeringen en verstrekte handelskredieten
4. Een overschot van 18 miljard
5. De betalingsbalans van ontwikkelingslanden wordt onder meer gekenmerkt door tekorten op de lopende rekening die worden gefinancierd met de afvloeiing van de deviezenvoorraad
Par. 2
Kennen:
- ruilvoet: is de verhouding tussen exportprijzen en importprijzen
- ruilvoetverslechtering: is de situatie waarin meer goederen en diensten moeten worden uitgevoerd om dezelfde ingevoerde hoeveelheid als voorheen in stand te houden
- ruilvoetverbetering: wanneer de uitvoerprijzen meer stijgen dan de invoerprijzen
Kunnen:
- prijsindexcijfer uitvoer
ruilvoet = prijsindexcijfer invoer X 100%
Meerkeuze:
6. Als de ruilvoet groter wordt, stijgen de uitvoerprijzen sneller dan de invoerprijzen
7. met de uitvoer worden de deviezen verdiend, waarmee de invoer moet worden betaald
Par.3
Kennen:
- Schuldencrisis: periode waarin veel te veel schuld wordt gemaakt, die niet terug te betalen valt
Kunnen:
- Enkele oorzaken van de zwakke situatie van de lopende rekening van ontw.landen zijn:
-> de eenzijdigheid van het exportproduct
-> de marktpositie van industriƫle producten en grondstoffen
-> ruilvoetveranderingen
-> de beperkte mogelijkheden tot importverlaging
Meerkeuze:
8. Waarom kunnen voortdurende tekorten op de lopende rekening van de betalingsbalans leiden tot gedwongen importbeperkingen? ā Omdat importen niet meer financierbaar zijn uit de deviezenvoorraad respectievelijk buitenlandse leningen
9. In tegenstelling tot de prijs van industriƫle producten komt de prijs van veel grondstoffen tot stand door het vrije spel van vraag en aanbod.
10. Geen oorzaak van zwakke positie is: Een sterke bevolkingsgroei
Par. 4
Kennen:
- Internationaal Monetair Fonds: het IMF verstrekt leningen om tekorten aan te vullen. Deze korten ontstaan doordat landen die in ontwikkeling zijn, tekorten hebben op hun betalingsbalans
- Wereldbank-groep: deze groep verkrijgt haar middelen uit bijdragen van de ledenlanden en uit leningen op de internationale kapitaalmarkt.
- zachte leningen: leningen tegen lage rente en / of gemakkelijke aflossingsvoorwaarden
- Verenigde Naties: VN-> in hun ontwikkelingsprogramma wordt veel aandacht besteed aan landbouwontwikkeling en aan scholing door de UNESCO
- World Trade Organisation: is een organisatie die een vrije wereldhandel bevordert.
Meerkeuze:
11. Een taak van het IMF is het bevorderen van een ordelijk internationaal betalingsverkeer
12. Een doelstelling van de Wereldbank-groep is de verstrekking van langlopende leningen aan ontwikkelingslanden
13. De bedoeling van de verschillende UNCTAD-conferenties is vooral de verbetering van de exportinkomsten van ontwikkelingslanden door een vrije toegang tot de markten van de industriƫle landen
14. De bedoeling van de WTO is niet zachte leningen aan ontwikkelingslanden te geven
Par. 5
Kennen:
- Grondstoffenovereenkomst: zijn afspraken over regelmatige aanvoer van grondstoffen tegen stabiele prijzen
- Buffervoorraad: Ontstaan wanneer de oogsten relatief groot zijn (wat vaak leidt tot lage prijzen op de wereldmarkt ) en een deel van het aanbod wordt opgekocht
- Handelsovereenkomst: overeenkomsten die worden gemaakt om de handel met een land of een groep landen te bevorderen
- Handelspreferenties: voorbeelden van zoān overeenkomst is het Verdrag van Lome. Zij krijgen een voorkeursbehandeling bij export naar de EU-markt
Kunnen:
- Het aandeel van grondstoffen in de wereldhandel daalt door bijvoorbeeld de toegenomen toepassing van kunststoffen. Vanwege deze afhankelijkheid is geprobeerd in overleg met de consumptielanden afspraken te maken over stabiele prijzen voor die grondstoffen, in de vorm van grondstofovereenkomsten
- Welvarende landen maken afspraken met een ontwikkelingsland over de afzet van de producten uit ontw.landen. Zo kunnen ontw.landen hun producten makkelijker kwijt. En krijgen ze makkelijker toegang op de markten van de industrielanden.
Meerkeuze:
15. Hoe zouden de grondstofprijzen weer op peil kunnen worden gebracht? ā de ont.landen zouden de productie van grondstoffen moeten beperken
16. Handelspreferenties zijn bedoeld om bepaalde landen te bevoordelen boven andere
Par. 6
Kennen:
- ontwikkelingshulp: is iedere vorm van economische samenwerking tussen industriƫle landen en ontwikkelingslanden met het doel de economische groei van ontwikkelingslanden te bevorderen
- Technische hulp:is het ter beschikking stellen van deskundigheid en kennis
- Voedselhulp: gebeurt in de regel om acute hongersnoden te bestrijden
- Financiƫle hulp: omvat schenkingen en leningen op zachte voorwaarden
- Multilaterale hulp: verloopt via een internationale organisatie. Hier doen meer landen aan mee
- Bilaterale hulp: wordt verleend als twee landen, zonder tussenkomst van internationale organisaties als de VN of de Wereldbank, een overeenkomst sluiten tot het geven en ontvangen van ontwikkelingshulp
- gebonden hulp: een soort gedwongen winkelnering: het ontvangende land is verplicht de hulp te besteden in het gevende land.
- ongebonden hulp: bij ongebonden hulp kan het ontvangende land de hulp besteden in een land van eigen keuze
- concentratielanden: dat zijn de landen, waarop men zich richt om financiƫle en technische hulp te verlenen, omdat die het armst zijn
- groene revolutie: verstaan we de ontwikkeling van nieuwe graansoorten (maĆÆs, tarwe en rijst ) die tot een sterke stijging van de oogsten kunnen leiden
- programmahulp: hulp die gebonden is aan bepaalde voorwaarden
Kunnen:
- Motieven om ontwikkelingshulp te verlenen kunnen zijn:
-> ethische
-> economische
-> politieke
- Er zijn verschillende soorten ontwikkelingshulp, zoals:
-> technische hulp
-> voedselhulp
-> financiƫle hulp
- Er zijn enkele verandering geweest wat betreft de opvatting over ontw.hulp:
-> de groene revolutie
-> liberalisering van de internationale handel
- Enkele hoofdlijnen van de Nederlandse ontw.hulp zijn:
-> veel bilaterale uitgaven
-> veel naar vroegere koloniƫn
Meerkeuze:
17. Beide beweringen zijn juist (multilaterale en bilaterale hulp + gebonden en ongebonden hulp)
18. concentratielanden krijgen in verhouding veel hulp van een bepaald land
REACTIES
1 seconde geleden
G.
G.
Ik heb morgen een tentamen over deze hoofdstukken en wou je hierbij als bedankje een mailtje sturen voor je werk. Ik heb veel aan de samenvatting gehad. Heel erg bedankt.
mvg:
Gerben-Jan Tolman
20 jaar geleden
Antwoorden