Hoofdstuk 18 t/m §3

Beoordeling 4.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 639 woorden
  • 22 april 2008
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 4.2
4 keer beoordeeld

Samenvatting § 18.1 Sturing van de allocatie. Prijzen als informatie.

Keuzeprobleem: in veel behoeften kan worden voorzien met verschillende goederen, en het inkomen is beperkt.

Goederen worden voortgebracht door bedrijven en de overheid. Deze zijn ze aanbieders. Zij moeten ook kiezen:

- welke goederen worden voortgebracht

- in welke hoeveelheden en welke kwaliteiten goederen zullen worden aangeboden

- welke techniek er bij de productie gebruikt wordt

- waar de productie zal plaatsvinden.

Prijsmechanisme: een informatiesysteem. Door p-veranderingen worden zowel de vrager als de aanbieder op de hoogte gesteld van veranderingen in de productie c.q. de behoefte vd vragers. P-veranderingen beïnvloeden op hun beurt weer productie en behoeften.

* Het prijsmechanisme is een infosysteem dat vrager en aanbieder informeert over de consequenties van hun handelen.

Ook bij vaststellen van beloning voor productiefactoren speelt het prijsmechanisme een rol:

- Voor gezinnen vormt dit een bron van inkomen. Inkomen bepaalt voor een belangrijk deel de bestedingsmogelijkheden van het gezin.

- Voor bedrijven bepaalt de beloning de hoogte van de productiekosten. Deze productiekosten worden met de verkoop van de productie terugverdient.

Zie afb. 18.3

Samenvatting § 18.2. Het prijsmechanisme werkt niet optimaal.

- Er is sprake van economische machtsposities

- Er wordt voorzien in collectieve goederen

- Er treden externe effecten op

- Er is vaak sprake van een niet aanvaarbare inkomensverdeling

- De factor arbeid wordt niet steeds volledig ingeschakeld.

Economische machtsposities:

Wanneer een bedrijf een economische machtspositie heeft, kan zo’n bedrijf door het aanbod te beperken een hogere prijs vragen dan wanneer er geen sprake is van een machtspositie. Vooral in de bedrijfstakken waarin het grootbedrijf overheerst, kan de prijs van de producten door het grootbedrijf worden vastgesteld. Zo geeft de prijs geen info meer over veranderingen in de vraag/aanbod.

De prijsvorming wordt verder vertroebeld door ingrijpen van de overheid. O.a. arbeidswetten, minimum/maximumprijzen, milieuvoorschriften, belastingen, subsidies.

Als gevolg van de concentratie aan de aanbod/vraagzijde en als gevolg van overheidsingrijpen geven prijsveranderingen geen duidelijk beeld van de gewijzigde schaarsteverhoudingen. Productie sluit niet meer aan op de behoeften vd consument.

Collectieve goederen:

Een gezin van niet via de markt zijn voorkeur uitspreken voor een ‘stukje’ gezondheidszorg. Omdat er geen prijs kan worden vastgesteld voor collectieve goederen en omdat iedereen baat heeft bij een goede voorziening in collectieve goederen, worden deze door de gemeenschap verzorgd en betaald.

Externe effecten:

Een belangrijke oorzaak van vervuiling is, dat de koper van bepaalde goederen niet wordt geconfronteerd met alle kosten die samenhangen met de productie en het gebruik van een bep. product. De koper betaald niet voor zgn negatieve externe effecten van zijn economische handeling. Alleen de overheid kan producenten en consumenten dwingen te betalen voor de veroorzaakte negatieve externe effecten.

Aanvaardbare inkomensverdeling:

Inkomensverschillen kunnen komen door verschil in werkervaring en kwaliteit. Dit is door de markt bepaald. Dit is geaccepteerd. Niet geaccepteerd: etniciteit, geslacht. Door overheidsingrijpen wordt dit verkleind.

Samenvatting §18.3. Budgetmechanisme.

De besluitvorming van overheden heet het budgetmechanisme. Deze besluitvorming kan democratisch of bureaucratisch gebeuren.

Democratisch: door stemmen. Iedereen eens met resultaat heet consensus.

Een bezwaar tegen het functioneren van het democratisch budgetmechanisme is de vaak gebrekkige afweging van de baten en lasten van een (nieuwe) overheidstaak. Volksvertegenwoordiging beslist – ander moet betalen – weer een ander maken gebruik van de voorziening.

Een ander bezwaar hangt samen met de invloed van pressiegroepen op parlement en regering. Pressiegroepen hebben de neiging zich aan slechts 1 aspect van het beleid vast te klampen. Gehoor geven hieraan; meer stemmen.

* Van bureaucratische besluitvorming spreken we, wanneer 1 centrale instelling alle (economische) beslissingen neemt.

Vb: centraal geleide economieën zoals Sovjet Unie. De SU stelde globale doeleinden vast. Op basis hiervan ontwierp de Stadsplanningcommissie een 5-jarenplan. Richtte zich op structurele veranderingen. Verder uitgewerkt in een jaarplan.

In de praktijk bleek dat bv de vraag naar eindproducten fout was geschat of onvoorziene moeilijkheden niet snel opgelost kon worden. Kwaliteit vd productie was gebrekkig: in het plan werden wel kwantiteitsdoelstellingen geformuleerd, geen kwaliteit.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.