Blok 1
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1
Bron 1.2 aflezen
Wat is een doelgroep?
Een groep mensen op wie ondernemers zich richten om hun artikelen te verkopen.
Bron 1.4 aflezen
Paragraaf 1.2
Wat is een behoefte?
Een behoefte is alles wat je nodig hebt of wilt.
Wat zijn basisbehoeften?
De eerste levensbehoeften, zoals kleding, voeding en onderdak.
Wat zijn overige behoeften?
Dit gaat om behoeften aan luxe goederen, zoals een scooter of een computer.
Diensten zijn ontastbare goederen, bijvoorbeeld een taxirit.
Paragraaf 1.3
Wat is consumptie?
Consumptie is het kopen van goederen om je behoeften te vervullen.
De totale uitgaven aan consumptiegoederen in Nederland nemen voortdurend toe. Oorzaken van deze stijging zijn:
- De groeiende bevolking;
- De stijging van het gemiddelde inkomen in Nederland;
- De komst van nieuwe producten;
- De stijgende prijzen van goederen.
Koopgedrag is de manier waarop je, je geld uitgeeft.
3 voorbeelden van verschillend koopgedrag zijn:
- Leeftijd; oudere mensen kopen andere goederen dan jongere mensen.
- Inkomen; mensen met hoge inkomens kopen andere goederen dan mensen met lage inkomens.
- Woonplaats; mensen in de stad kopen andere goederen dan tegenwoordig.
Paragraaf 1.4
Schaarste wil zeggen dat er niet genoeg kan worden geproduceerd om alle behoeften te vervullen.
Wat is welvaart?
Dit is de mate waarin je, je behoeften kunt vervullen.
Welzijn is de mate waarin je gelukkig bent.
Paragraaf 1.5
Zelfvoorziening zijn de goederen die je zelf maakt, je kunt bijvoorbeeld zelf je groenten verbouwen.
Collectieve voorzieningen zijn goederen die door de overheid worden geleverd, de politie en de brandweer zijn voorbeelden van collectieve voorzieningen.
Paragraaf 1.6
Bij directe ruil worden goederen tegen goederen geruild. Directe ruil wordt ook wel ruil in natura genoemd.
Wat is indirecte ruil?
Als er geld wordt gebruikt als ruilmiddel.
Bron 1.18 lezen.
Chartaal geld bestaan uit munten en bankbiljetten.
Giraal geld is het geld dat op je betaalrekening bij de bank staat.
Geld heeft de volgende functies:
- Ruilmiddel.
Bijvoorbeeld je ‘ruilt’ €5,00 voor een zak appels.
- Rekenmiddel.
Bijvoorbeeld: je vergelijkt de prijs van €30,00 voor een broek met de prijs van €50,00 voor een andere broek.
- Spaarmiddel.
Bijvoorbeeld: je spaart elke maand €20,00
Hoofdstuk 2
Paragraaf 2.2
Bron 2.4 en 2.5 doorlezen
Als er geld op je bankrekening staat, heb je een positief saldo ofwel een een creditsaldo (overschot.)
Paragraaf 2.4
Marketing is een verkoopbeleid dat is gericht op beïnvloeding van de wensen en behoeften van de afnemers.
Elk bedrijf heeft zijn eigen marketingmix, hiervoor zijn de vier P’s namelijk:
- Bij productiebeleid gaat het om de keuze van de soort en de kwaliteit van de goederen die een bedrijf aanbiedt.
- Bij het prijsbeleid van een onderneming gaat het om het vaststellen van de verkoopprijzen.
- Bij het promotiebeleid gaat het over de wijze waarop een onderneming het product of het bedrijf onder de aandacht van de mensen wil brengen.
- Bij het plaatsbeleid gaat het om de keuze van de plaats en de wijze waarop een product of dienst word aangeboden.
Paragraaf 2.5
Wat zijn taken van de Consumentenbond?
- Waarschuwen tegen misleidende reclame;
- Geven van juridisch advies
- Uitgave van het maandelijkse tijdschrift ‘Consumentengids’; in dit tijdschrift worden onder andere producten van diverse merken met elkaar vergeleken;
Wat is een vergelijkend warenonderzoek? Een test waarbij gelijksoortige producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken. Er wordt gekeken naar de prijs en de kwaliteit.
Bron 2.15 aflezen.
Paragraaf 2.6
Wat is een Colportagewet? De Colportagewet beschermt consumenten in hun privé situatie tegen verkopers die ongevraagd een product willen verkopen. Met privé-situatie bedoelen we aan de deur of per telefoon. Hieronder vallen ook verkopen tijdens een ‘houseparty’ zoals de verkoop van artikelen thuis en verkoopdemonstraties tijdens speciale busreisjes. Voordat je goed beseft wat je doet, is de koop gesloten. In de Colportagewet staat dat zo’n koopovereenkomst kan worden teruggedraaid. Maar dan moet er wel aan de volgende twee voorwaarden worden voldaan:
1. Het aankoopbedrag moet hoger zijn dan €34,00
2. Je moet het koopcontract binnen acht dagen schriftelijk opzeggen. Deze periode van acht dagen wordt de afkoelingsperiode genoemd.
Hoofdstuk 3
Paragraaf 3.1
Bron 3.3 kunnen aflezen
Wat is een brutoloon? Een brutoloon is het arbeidsinkomen dat een werkgever met een werknemer heeft afgesproken
Je moet als werknemer premie betalen voor de volksverzekeringen. De volksverzekeringen zijn verzekeringen waar elke inwoner van Nederland recht op heeft. De optelsom van loonbelasting en de premies volksverzekeringen wordt loonheffing genoemd.
Wat is het nettoloon? Dat is het loon dat de werknemer krijgt uitbetaald.
Bron 3.4 kennen.
Wat is het verschil tussen een volksverzekering en een werknemersverzekering?
Een volksverzekering geldt voor iedereen, en een werknemersverzekering alleen voor werknemers.
Paragraaf 3.2
We hebben 3 soorten inkomen, namelijk:
- Arbeidsinkomen
- Inkomen uit bezit
- Overdrachtsinkomen
Bron 3.7 kunnen aflezen
Waardoor ontstaan inkomensverschillen? 3 redenen:
- Hogere scholing, hoe hoger je opleiding, hoe meer je kunt verdienen.
- Meer verantwoordelijkheid, een verantwoordelijke baan vraagt meer inspanning en wordt daar om beter beloond.
- Leeftijd, leegtijd en ervaring gaan vaak samen. Een oudere werknemer heeft vaak meer ervaring en kan dus meer verdienen.
Paragraaf 3.3
Wat is een begroting? Een schatting van alle inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode.
Wat is budgetteren? Het in evenwicht brengen van de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven met behulp van een begroting.
Wat is een budgetplan? Dit is een overzicht waarbij de verwachte inkomsten en verwachte uitgaven in evenwicht zijn.
Nibud (Stichting Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting)
Deze organisatie helpt geldproblemen te voorkomen of op te lossen. Ook geeft het Nibud advies aan mensen die niet goed om kunnen gaan met geld.
Paragraaf 3.4
Wat zijn dagelijkse uitgaven? Zijn huishoudelijke uitgaven voor de boodschappen. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld de aanschaf van voedingsmiddelen en schoonmaakmiddelen.
Bron 3.13 aflezen
Incidentele uitgaven zijn niet-regelmatige uitgaven en/of onverwachte uitgaven. Zoals uitgaven aan vakanties en elektronica.
Bron 3.14 en 3.15 aflezen
Vaste lasten zijn uitgaven die op een vaste tijd terugkeren. Zoals de rekening van je telefoonabonnement
Paragraaf 3.5
Wat is een begrotingstekort? Dit bestaat als de verwachte uitgaven hoger zijn dan de verwachte ontvangsten.
Wat is een begrotingsoverschot? Dit bestaat als de verwachte inkomsten hoger zijn dan de verwachte uitgaven.
Paragraaf 3.6
Bron 3.21 begrijpen + ermee kunnen rekenen
Bron 3.22 begrijpen + ermee kunnen rekenen
Hoofdstuk 4
Paragraaf 4.1
Wat is een spaarmotief? Dit is een reden om te sparen.
1. Sparen uit voorzorg, dit spaargeld wordt alleen gebruikt bij onverwachte uitgaven: bijvoorbeeld een kapotte wasmachine.
2. Sparen met het doel duurzame goederen aan te schaffen, dit spaargeld wordt gebruikt voor dure producten die je in de toekomst wilt kopen, bijvoorbeeld een nieuwe auto of een nieuwe inrichting voor het huis.
3. Sparen voor de rente, Dit spaargeld wordt niet gebruikt. Je spaart voor de beloning: rente.
4. Sparen om een verwachte daling van inkomsten op te vangen, als een kind wordt geboren en de moeder (tijdelijk) stopt met werken, is een ‘gevulde’ spaarpot erg handig. Maar ook sparen voor je oude dag is een belangrijk spaarmotief.
Wat is inflatie? Als het gemiddelde prijspeil stijgt.
Bron 4.5 lezen en snappen.
Paragraaf 4.4
Een leen-motief is een reden op geld te lenen.
Bijvoorbeeld: Het lenen voor de aanschaf van dure consumptiegoederen. Duurzame consumptiegoederen zijn bijvoorbeeld een huis, een jacht of een auto. Je koopt dit niet zomaar. Meestal heb je een lening nodig om de aankoopprijs te kunnen betalen.
Of door te lenen om een tijdelijk tekort op te vangen. Als je tijdelijk geld tekort komt, bijvoorbeeld omdat je, je zakgeld al hebt uitgegeven, kun je geld lenen van je medeleerlingen. Ook volwassenen en bedrijven kunnen tijdelijk te maken hebben met geldtekorten. Zij zullen dan eveneens (tijdelijk) geld moeten lenen.
Of als laatste, lenen om tegenslagen op te vangen. Stel dat je, je auto Total loss rijdt als je even niet oplet. En je was niet all risk verzekerd. Dan kan een lening uitkomst bieden. Soms willen familieleden helpen, meestal moet je naar de bank.
Bron 4.10 kennen, snappen en rekenen.
Wat is een effectieve rente? Een effectieve rente is het werkelijke rentepercentage per jaar inclusief alle bijkomende kosten.
Wat is de looptijd van een lening? De tijd waarin je een lening kan terug betalen.
Paragraaf 4.6
Wat zijn de taken van een bank? En wat doet een bank eigenlijk? Banken zijn doorgeefluiken in het geldverkeer. Je stort spaargeld op je spaarrekening. Als beloning ontvang je rente. De bank leent jouw spaargeld uit aan iemand die geld wil lenen. Als tegenpresentatie ontvangt de bank rente. Bij de bank kun je ook terecht voor allerlei andere geldzaken:
1. Verzorging van het betalingsverkeer
2. Wisselen van vreemd geld
3. Sparen en lenen
4. Aan- en verkoop van aandelen en obligaties
5. Het huren van een kluis.
Bij veel banken kun je ook nog terecht voor
6. Verzekeringen
7. Pensioenregelingen
8. Vakantiereizen
Blok 2
Hoofdstuk 7
Paragraaf 7.3
Wat is arbeidsproductiviteit? Dit is de productie per werkende per tijdseenheid.
Wanneer stijgt de arbeidsproductiviteit?
1. Daling van het ziekteverzuim, minder zieken is een bedrijf.
2. Scholing, door het scholen van mensen leren ze nauwkeuriger en sneller te werken.
3. Nieuwe technieken, door het gebruik van nieuwe technieken kun je meer produceren dan vroeger.
Bron 7.10 snappen.
Paragraaf 7.4
Wat is arbeidsverdeling? Dat iedereen een eigen taak heeft binnen een bedrijf enz.
Bron 7.13 kennen.
Hoofdstuk 8
Paragraaf 8.1
Wat is afzet? Afzet is de hoeveelheid verkochte artikelen in een bepaalde periode.
Omzet is afzet x verkoopprijs
Bron 8.2 snappen
BTW is de afkorting voor Belasting Toegevoegde Waarde.
Bij de berekening van de consumentenprijs heb je te maken met drie verschillende BTW-percentages:
Het algemene tarief van 19%. Dit tarief geldt voor de meeste goederen: voor een tafel of een horloge.
Het bijzondere tarief van 6%. Dit tarief geldt voor de eerste levensbehoeften, zoals brood en groenten. Maar ook voor boeken en kranten, zodat dat ook betaalbaar blijft voor iedereen.
Het bijzondere tarief van 0%. Dit tarief geldt voor medicijnen, rekeningen van dokters en ziekenhuizen, cursussen en diensten van banken en verzekeringen.
Marketing is verkoopbeleid dat is gericht op beïnvloeding van de wensen en behoeften van afnemers.
Paragraaf 8.2
Wat is een inkoopprijs? De inkoopprijs in een handelsonderneming is de prijs van de ingekochte goederen.
De inkoopwaarde van de ingekochte goederen bestaat uit de inkoopprijs plus de inkoopkosten, zoals de transportkosten.
Loonkosten = brutoloon + sociale lasten werkgever.
Bron 8.8 begrijpen
Paragraaf 8.3
Vaste (constante) kosten zijn kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd.
Variabele kosten zijn kosten die veranderen als er meer of minder wordt verkocht of geproduceerd.
Bron 8.9 snappen
Wat zijn bedrijfskosten? Dit zijn door ondernemingen gemaakte kosten die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.
Maatschappelijke kosten zijn de kosten van de productie die word afgewenteld op de hele samenleving.
Paragraaf 8.4
Brutowinst = omzet – inkoopprijs
Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
Bron 8.11 snappen
Om de verkoopprijs van een artikel snel te bepalen, maken winkeliers veelvuldig gebruik van brutowinstopslagpercentages. Dit percentage noem je ook wel de brutowinstmarge.
Hoofdstuk 9
Paragraaf 9.1
Arbeidsmotief is een reden om te werken.
Hoofdstuk 11
Paragraaf 11.1
Wat is de arbeidsmarkt? Dit is het geheel van vraag naar aanbod van de arbeid.
Je spreekt an tekort op de arbeidsmarkt of van een gespannen arbeidsmarkt, wanneer het aanbod van arbeidskrachten kleiner is dan de vraag van werkgevers.
Bron 11.3 taken van het CWI kennen.
De nieuwe naam van het CWI is het UWV werkbedrijf.
Wat zijn uitzendbureaus? Uitzendbureaus zijn particuliere bedrijven die bemiddelen tussen werkgevers en werkzoekenden. Werkgevers maken vaak gebruik van uitzendkrachten. Ze doen dit bij tijdelijke tekorten aan arbeidskrachten, zoals bij ziekte, zwangerschap en vakanties van vaste krachten.
Paragraaf 11.2
Persoonlijke gevolgen:
Werkloosheid heeft financiële gevolgen. De werkloosheidsuitkering is lager dan je loon. Ook voelt iemand zich zonder baan vaak nutteloos. Het praatje met je collega ontbreekt en de eenzaamheid slaat toe. Bij een werkloze kunnen de spanningen zich ophopen.
Bron 11.6 kennen (De vicieuze cirkel).
Bron 11.7 kunnen aflezen.
Bron 11.8 snappen.
WWB = Wet, werk en bijstand.
Paragraaf 11.3
Wat is de beroepsbevolking?
Voorbeeld: Sophie ter Haar behoort als werkloze tot de werkloze beroepsbevolking. Haar vriend Sjaak maakt als werknemer bij een veiligheidsdienst deel uit van de werkzame beroepsbevolking. Beiden tellen ze mee bij de geregistreerde beroepsbevolking.
De geregistreerde beroepsbevolking van Nederland bestaat uit alle personen tussen de 15 en 65 jaar die tenminste 12 uur per week werken of werk zoeken in de formele sector.
Bron 11.9 snappen.
Een arbeidsjaar = een fulltime baan.
Bron 11.10 aflezen
Tot de officiële werkloze beroepsbevolking behoren alle personen die;
1. Als werkzoekende bij een CWI staan ingeschreven;
2. Ouder zijn dan 15 jaar en jonger zijn dan 65 jaar;
3. Een baan zoeken van minimaal 12 uur per week;
4. Daarvoor onmiddellijk beschikbaar zijn;
5. Thans niet of minder dan 12 uur per week werken.
We hebben een formule om de werkloosheidspercentage uit te rekenen;
Werkloosheidspercentage=officiële werkloze beroepsbevoling:officiële beroepsbevolking x 100% = 505000:7514000 x 100% =6,7%
Paragraaf 11.4
Conjuncturele werkloosheid wordt veroorzaakt door (tijdelijk) afnemende bestedingen.
Structurele werkloosheid ontstaat door veranderingen in het productieproces.
Frictie- of wrijvingswerkloosheid is tijdelijke werkloosheid die ontstaat als mensen van baan veranderen of net van school komen en nog bezig zijn een baan te zoeken.
Blok 3
Hoofdstuk 12
Paragraaf 12.1
Wat is importeren? Dit is het invoeren van producten en diensten uit het buitenland.
Wat is exporteren? Dit is het uitvoeren van producten en diensten naar het buitenland.
Bron 12.4 leren
Paragraaf 12.2
Een land met een open economie is een land met veel import en export. Een land met een open economie is sterk afhankelijk van het buitenland.
Wat is een gesloten economie? Dit is een land met weinig import en export.
Bron 12.8 kunnen aflezen.
Wat importeren en exporteren we? Nederland exporteert vooral hoogwaardige eindproducten (ongeveer 85%). De import van Nederland bestaat vooral uit grondstoffen en halffabrikaten (ongeveer 60%). Een deel van de export bestaat uit doorvoer en wederuitvoer.
Handelsoverschot/handelstekort = exportwaarde – inportwaarde.
Paragraaf 12.3 !
Wat is protectie? Protectie wil zeggen dat de overheid maatregelen neemt om de eigen bedrijvigheid te beschermen tegen concurrentie uit het buitenland.
Bron 12.12
portectiemaatregelen leren.
Bij vrijhandel is de internationale handel vrij van protectiemaatregelen.
Paragraaf 12.4
De lidstaten van de Europese Unie streven naar een Economische en een Monetaire Unie (EMU).
In een economische unie gelden de volgende regels:
1. Er is vrije handel tussen de unielanden. De onderlinge handelsbelemmeringen zijn afgeschaft. (er bestaan bijvoorbeeld geen douanerechten meer).
2. Alle unielanden hanteren dezelfde handelsbelemmeringen tegenover de niet-lidlanden.
3. Er is vrij verkeer van personen, geld en productiemiddelen (een Italiaanse pizzabakker kan bijvoorbeeld in alle EU-landen een pizzeria beginnen).
4. Door alle unielanden wordt een gemeenschappelijke economische politiek gevoerd.
Wat is een monetaire unie?
In een monetaire unie is er één munt voor alle lidstaten. Zoals je in bijna alle EU landen al met de euro kan betalen.
Paragraaf 12.5
Bron 12.16 doorlezen en drie voorbeelden kennen.
Hoofdstuk 13
Paragraaf 13.1
Bron 13.4 kunnen aflezen.
Bron 13.5 leren.
Paragraaf 13.2
3 kenmerken van onderontwikkeling kennen.
Veel arme landen zijn voor een groot deel afhankelijk van de productie en verkoop van één of een paar producten. Dit noem je een monocultuur.
Paragraaf 13.3
3 interne oorzaken van armoede kennen.
Bron 13.12 snappen en kunnen maken.
Paragraaf 13.4
Wat is protectie? Dit is de bescherming van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie.
De ruilvoet is de verhouding die in een land bestaat tussen de prijs die het land ontvangt voor zijn exportproducten en de prijs die het land moet betalen voor zijn importproducten.
Ruilvoet = prijspeil exportgoederen : prijspeil importgoederen.
Paragraaf 13.5
Wat is noodhulp? Noodhulp is er voor gebieden die door hongersnood of natuurrampen zijn getroffen. Noodhulp bestaat voornamelijk uit goederenhul: voedsel en medicijnen.
Sommige hulp van rijke landen is aan voorwaarden gebonden. Soms moeten ontwikkelingslanden bijvoorbeeld verplicht goederen kopen in de landen die hulp geven. Dit noem je de gebonden hulp. Bij ongebonden hulp zijn er geen extra voorwaarden.
Door het aanschaffen van douanerechten en andere handelsbelemmeringen kan de internationale handel van ontwikkelingslanden toenemen. De World Trade Organization probeert dit wereldwijd te bereiken.
Paragraaf 13.5
Wat kun je zelf doen voor arme landen? Je kunt geld geven aan instellingen zoals Novib, Unicef, Terre des Hommes, Plan, en Artsen zonder grenzen. Al deze particuliere instellingen houden zich bezig met de problemen in ontwikkelingslanden. Via Plan bijvoorbeeld, kun je kansarme kinderen in ontwikkelingslanden financieel adopteren. Met die financiële steun help je niet alleen de kinderen, maar tegelijkertijd het hele dorp waar het kind woont. Met de bijdragen verbetert Plan onder andere de medische voorzieningen en de scholing.
! Sommige landen proberen sterke prijsschommelingen voor hun grondstoffen te voorkomen met het aanleggen van buffervoorraden. In tijden van overproductie wordt het te grote aanbod niet op de wereldmarkt aangeboden. Hierdoor wordt een prijsdaling voorkomen. De opgeslagen buffervoorraden worden verkocht in tijden van geringe productie.
REACTIES
1 seconde geleden