Economie Percent, h. 1 - 3
De behoeften zijn alle dingen dien de mens nodig heeft om te kunnen leven. Goederen zijn alle stoffelijke en onstoffelijke waarmee de behoeften worden bevredigd. Individuele goederen zijn goederen die splitsbaar zijn die kunnen worden verkocht aan individuele personen(zoals een TV of een computer). Collectieve goederen zijn goederen die niet splitsbaar kunnen worden verkocht aan de individuele persoon(zoals dijken ,verkeerslichten en defensie). Quasi-collectieve goederen zijn de dingen die door de overheid worden opgegeven dat gedaan moet worden(zoals school en de politie).
Productiefactoren zijn: arbeid. kapitaal. natuur. ondernemingsactiviteit.
Produceren is het combineren van productiefactoren om een product te maken.
Productie of toegevoegde waarde = omzet-onderlinge levering.
Het nationaal product zijn de TW van een land in 1 jaar.
Het nationaal inkomen zijn de uitgekeerde productie factoren.
BBP=bruto binnenlands product: TW in een land zonder belastingen.
Welvaart is hoeveel luxe er gemiddeld is per inwoner.
Schaarste heeft te maken met welvaart. Als de schaarste wordt teruggedrongen dan stijgt de welvaart.
Externe effecten als de ene welvaart de andere welvaart beïnvloed. Beroeps geschikte bevolking is tussen de leeftijd van 15 en 64 jaar, en betaald werk kunnen doen. Beroeps bevolking bestaat uit de mensen die weer dan 12 uur of meer per week werken en de werklozen die 12 uur of meer naar een baan zoeken. Participatie graad is hoeveel procent van de beroepsgeschikte bevolking werkt of naar een baan zoekt. De participatie graad bereken je door de beroepsbevolking door de beroepsgeschikte bevolking te delen. Kapitaalgoederen zijn goederen die voor productie zorgen en niet de productie zijn zoals machines.
Je kan de kapitaalgoederen onderverdelen in 2 groepen:
De vaste activa.(gaan meer dan 1 productieproces mee). De vlottende activa.(gaan niet meer dan 1 productie proces mee). Investeren is het kopen van Kapitaalgoederen. Kapitaal intensiteit is de hoeveelheid kapitaal per arbeid. Breedte-investering is een investering waarbij de kapitaalintensiteit niet verandert. Diepte-investering is een investering waarbij de kapitaalintensiteit wel verandert. Afschrijvingen zijn hoeveel de machines die je hebt nu waard zijn
De rechtsvorm is de juridische vorm waaronder we werken. Bedrijfskolom is een aantal stappen in het productie proces. Bedrijfstak zijn alle bedrijven die zich in dezelfde kolom van de bedrijfskolom bevinden. Integratie is het samenvoegen van opeenvolgende fasen van een bedrijfskolom. Differentiatie is het afstoten van meerdere fasen in de bedrijfskolom. Parallellisatie is een fase uit een andere bedrijfskolom over te nemen. Specialisatie is het specialiseren op een bedrijfstak.
Kartel is een samenwerking tussen zelfstandige ondernemingen om de concurrentie weg te halen. Balans is een bezit, schuld, en eigen vermogen op dat moment.
Solvabiliteit is de verhouding tussen eigen vermogen en totale vermogen. Liquiditeit is de verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden
Model is een gestileerde weergave van het bedrijf. Constante kosten zijn de kosten die je altijd zal hebben. Variabele kosten zijn de kosten die van de productie afhangen.
TK=TVK+TCK.
TK=GVK keer Q+TCK.
GCK(gemiddelde constante kosten)=TCK/Q.
GVK(gemiddelde variabelele kosten)=TVK/Q.
GTK(gemiddelde totale kosten)=TK/Q
GTK=GVK+GCK
TW=TO–TK
BEP=TO—TK=TW=0
BEP is de productie waarbij kostendekking plaatsvindt
Hoofdstuk 1, 2 en 3
ADVERTENTIE
Zo weet je precies wat je nog moet leren voor je examens! 📚✅
Al aan het stressen voor je eindexamens? Niet met Examenbundel! Maak per vak de gratis quickscan en check hoe je ervoor staat. Zo krijg je direct inzicht in wat je al beheerst en wat je nog moet leren en oefenen.
Naar de quickscan

REACTIES
1 seconde geleden