Domein H: Welvaart en groei
HDI (Human Development Index) bepaald door
❖ Levensverwachting bij geboorte
❖ Gemiddeld aantal jaren scholing volwassenen
❖ Verwachte jaren scholing bij geboorte
❖ Bbp per hoofd bevolking
Productie
❖ Informele productie
➢ Grijze productie huisvrouw, vrijwilligerswerk
➢ Zwarte productie
❖ Formele productie
Producenten
❖ Marktsector winstgericht
➢ Primaire sector landbouw, grondstoffen
➢ Secundaire sector industrie
➢ Tertiaire sector dienstverlening gericht op winst
❖ Maatschappelijke sector niet-commerciële dienstverlening
➢ Quartaire sector overheid, academisch ziekenhuis
Toegevoegde waarde bedrijven verkoopwaarde - inkoopwaarde
Toegevoegde waarde overheid som totale loonkosten van ambtenaren
Collectieve sector
❖ Sector overheid
➢ Rijksoverheid
➢ Lagere overheden
■Provincies
■Gemeenten
❖ Sector sociale zekerheid uitvoeringsorganen zoals UWV
Omzet:
❖ Inkoopwaarde
❖ Bruto toegevoegde waarde
➢ Afschrijvingen
➢ Netto toegevoegde waarde
❖ Netto toegevoegde waarde
➢ Winst
➢ Interest- of rentesom
➢ Loonsom
➢ Pachtsom
➢ Huursom
Bbp (Y = W)
❖ Berekeningsmethode
➢ Objectieve methode som toegevoegde waarde bedrijven en overheid
➢ Subjectieve methode alle primaire inkomens + ingehouden winst bedrijven
➢ Som alle finale bestedingen C + I + O + E - M = EV
❖ Waardemaatstaf
➢ Nominaal nationaal inkomen (nni)
➢ Reël nationaal inkomen nni : cpi x 100
Vrije internationale handel
❖ Voordelen motieven voor vrijhandel
➢ Efficiënt produceren
➢ Vergroting beschikbaarheid goederen
❖ Nadelen motieven voor protectie
➢ Kans op (tijdelijke) werkloosheid
➢ Vergroting afhankelijkheid
➢ Problemen voor nieuwe bedrijven
➢ Gevaar oneerlijke concurrentie
Protectie
❖ Invoerrechten heffen
❖ Contingentering/quota binnenlandse producten
❖ Optreden tegen dumping via verbod op invoer of specifieke invoerrechten
❖ Beschermen ‘infant industry’ startende bedrijven een kans geven
❖ Wettelijke voorschriften
Internationale concurrentiepositie
Afhankelijk van o.a
❖ Prijs
➢ Loonkosten
➢ Arbeidsproductiviteit
➢ Collectieve lastendruk
❖ Kwaliteit
❖ Geografische ligging
❖ Infrastructuur
❖ Natuurlijke omstandigheden
❖ Sociale rust
Nederland in internationaal perspectief
❖ Open economie hoge E en hoge M
❖ Exportgericht
❖ Veel multinationale ondernemingen
➢ In meerdere landen aanwezig
➢ Risicospreiding tegenvallers in ene land kunnen opgevangen worden door meevallers in andere landen bv als gevolg conjunctuurverschillen
➢ Schaalvergroting
➢ Machtspositie vaak grote bedrijven, dus regeringen zien ze niet graag vertrekken
Betalingsbalans
❖ Lopende rekening
➢ Goederenrekening import en export fysieke goederen
➢ Dienstenrekening import en export niet-fysieke goederen
➢ Inkomensrekening import en export van winsten, interest, lonen
❖ Kapitaalrekening of vermogensrekening investeringsgelden en beleggingsgelden vanuit en naar het buitenland
Saldo lopende rekening tekort of overschot
Beïnvloed door
❖ Grootte bestedingen binnenland
❖ Grootte bestedingen buitenland
❖ Schuldenpositie van een land
Saldo kapitaalrekening tekort of overschot Beïnvloed door o.a.
❖ Economische situatie
❖ Renteverschillen
❖ Wisselkoersrisico een zwakke wisselkoers, dwz kans op koersdaling, schrikt buitenlandse beleggers af
Betalingsbalanstekort
Financiering
❖ Kapitaalinvoer
❖ Verkleining goud- en deviezenvoorraad1
Maatregelen om tekort te bestrijden
❖ Betalingsbalanspolitiek stimuleren exportsectoren
➢ Verbetering infrastructuur land aantrekkelijker als vestigingsplaats
➢ Aanpassen productiestructuur 2stimuleren innovatie
➢ Handelspolitiek toegankelijk maken buitenlandse markten, handelsmissies
❖ Bestedingspolitiek bestedingsbeperking -> import ↓
❖ Wisselkoersaanpassing depreciatie -> export ↑ en import ↓
Rentepeil als betalingsbalansinstrument
Initiatiefnemer: centrale bank
Gevolgen verandering van officiële rente voor
❖ Binnenlands rentepeil
❖ Internationale beleggingsstromen hogere rente trekt buitenlands geld aan
❖ Wisselkoers hogere rente stimuleert vraag naar valuta oiv buitenlandse beleggers
Valutamarkt
❖ Vraagfactoren
➢ Export lopende rekening EMU-landen
➢ Kapitaalimport beleggingsgeld komt EMU binnen
1 Vreemde valuta in handen van de centrale bank, kunnen helpen een betalingsbalanstekort te financieren. Bij tekort aan vreemde valuta of de wisselkoers zakt te veel, kan de overheid vreemde valuta verkopen aan de banken.
2 Overheidsbeleid om te streven naar opening van buitenlandse markten voor binnenlandse bedrijven.
❖ Aanbodfactoren
➢ Import lopende rekening
➢ Kapitaalexport beleggingsgeld gaat EMU uit
Wisselkoersveranderingen
❖ Appreciatie waardestijging
❖ Depreciatie waardedaling
Gevolgen voor
❖ Saldo betalingsbalans
Als gevolg van
❖ Exportwaarde hoger of lager
Gevolg van
➢ Verandering exportvolume hoeveelheid export verandert: een land wordt goedkoper of duurder voor buitenland ook al verandert prijs in eigen valuta niet.
❖ Importwaarde hoger of lager
Gevolg van
➢ Verandering importprijspeil buitenland wordt duurder of goedkoper in nationale valuta
➢ Verandering importvolume
1. Flexibele wisselkoers (koersvorming volledig overgelaten aan vraag en aanbod. Monetaire autoriteiten grijpen niet in als de koers sterk verandert.)
+: er ontstaat automatisch materieel betalingsbalansevenwicht.
Als een land een tekort op de betalingsbalans heeft (betalingen > ontvangsten , dus aanbod van de valuta > vraag) zal de wisselkoers van de betreffende valuta gaan dalen. Door deze daling van de wisselkoers worden producten uit dat land voor buitenlanders goedkoper. Het buitenland zal meer gaan kopen, waardoor het tekort op de betalingsbalans weer verdwijnt (export-ontvangsten nemen toe).
-: er is sprake van grote (wisselkoers)risico’s als landen handelscontracten afsluiten met het buitenland. Omdat mensen en bedrijven graag risico vermijden, zal er minder gehandeld worden. Minder handel betekent een verlies aan welvaart, omdat producten niet langer gemaakt worden op de goedkoopste/beste plaats (land).
2. Beheerst zwevende wisselkoersen
Bij beheerst zwevende wisselkoersen mengt de centrale bank zich in het
prijsvormingsproces. De centrale bank heeft zich ten doel gesteld de nationale valuta met een zekere schommelingmarge te koppelen aan een andere munt dmv
- Directe interventie, dan gaat de centrale bank zelf valuta kopen of verkopen op de valutamarkt.
- Indirecte interventie, dan gaat de centrale bank door middel van het aanpassen van de geldmarktrente beleggers beïnvloeden.
3.Vaste wisselkoersen
+Zekerheid, geen wisselkoersrisico, bevordert internationale handel
- Betalingsbalansonevenwichtigheid
- Weinig ruimte voor binnenlands economisch beleid
- Aanhouden monetaire reserves kost geld (renteverlies en wisselkoersrisico)
Waardeverandering koers
❖ Appreciatie/depreciatie waardevermeerdering/vermindering als gevolg van vraag- en aanbodveranderingen
❖ Revaluatie/devaluatie officiële waardevermeerdering/vermindering vaste wisselkoers
Collectieve lastendruk
Opgebouwd uit
❖ Belastingdruk
❖ Sociale premiedruk
❖ Niet-belastingdruk aantal niet-belastingontvangsten als deel van het nationaal inkomen, bijvoorbeeld een deel van de aardgasopbrengsten
Mogelijke gevolgen van een hoge lastendruk
❖ Verslechtering concurrentiepositie door afwenteling kans op een loonprijsspiraal ❖ Afname afzet
❖ Vermindering productie minder inkomen -> minder vraag -> minder productie
❖ Verminering particulier inkomen
❖ Vermindering werkgelegenheid als gevolg vermindering productie
Inkomensverdeling
❖ Personele inkomensverdeling
➢ Primaire inkomensverdeling
➢ Secundaire inkomensverdeling
➢ Tertiaire inkomensverdeling secundaire verdeling gecorrigeerd voor indirecte belasting en toerekening overheidsuitgaven
❖ Categoriale inkomensverdeling
➢ Arbeidsinkomen
➢ Overig of vermogensinkomen
■Winstinkomen
■Interestinkomen
■Pachtinkomen
■Huurinkomen
Inkomensquoten afgeleid uit categoriale inkomensverdeling
❖ Totale [inkomenscategorie-inkomen] : nationaal inkomen Als arbeidsinkomensquote te hoog is:
❖ Verslechtering investeringsklimaat bedrijven wijken uit naar lagelonenlanden
Gevolgen
➢ Afname afzet
➢ Afname productie
➢ Afname nationaal inkomen
➢ Afname werkgelegenheid
Lorenzcurve
Mate van ongelijkheid: Gini-coëfficient getal tussen 0 en 1. 0 = perfecte gelijkheid, dus overeenkomend met de 45-graden lijn in Lorenzgrafiek. 1 = perfecte ongelijkheid: één persoon/huishouden bezit al het inkomen. Berekening: oppervlak tussen Lorenzcurve en 45-gradenlijn delen door driehoekig oppervlak onder de 45-gradenlijn. De Gini-index krijg je door de Gini-coëfficient te vermenigvuldigen met 100.
❖ Nivelleren
➢ Progressieve belastingen
➢ Sociale uitkeringen
➢ (Heffingskortingen)
❖ Denivelleren
➢ Degressieve belastingen/premies
➢ Aftrekposten
➢ Subsidies
Inkomensheffnig = te betalen belastingbedrag aan overheid
Box 1 = inkomen uit arbeid en eigen huis (schijvensysteem)
Box 2 = inkomen uit aanmerkelijk belang, eigen bedrjif, grootaandeelhouder
Box 3 = inkomen uit vermogen
Participatiegraad = beroepsbevolking : beroepsgeschikte bevolking x 100%. Onafhankelijk van werkloosheid, maar afhankelijk van aantal mensen in WIA, VUT etc. Beroepsgeschikt is iedereen tussen de 15 en 65 jaar.
Kapitaal
❖ Abstract kapitaal $$
❖ Concreet kapitaal kapitaalgoederen, productiefactor
➢ Vast kapitaal machines, gebouwen, gereedschap
➢ Vlottend kapitaal voorraden van grondstoffen, eindproducten
Kwaliteit kapitaal van de productiefactor Beïnvloed door o.a.
❖ Investeringen
➢ Breedte-investeringen meer ‘dezelfde’ machines erbij
➢ Diepte-investerinen vervanging menskracht door machines
❖ Stimuleringsmaatregelen wat doet de overheid concreet
➢ Subsidiëren
➢ Wetten/vorschriften
➢ Aankopen
Kapitaalproductiviteit[1] van de productiefactor, omgekeerde: kapitaalcoëfficient[2] Verandering veroorzaakt door o.a.
❖ Onderzoek en ontwkkeling Research and development
❖ Internationalisering toenemende concurrentie dwingt tot schaalvergroting
❖ Creatieve destructie en (duurzame) innovatie procesinnovatie, productinnovatie
➢ Arbeidsbesparende ontwikkeling
➢ Milieubesparende ontwikkeling
➢ Kapitaalbesparende ontwikkeling
Vaste kapitaalgoederenvoorraad van een land
❖ Woningen
❖ Gebouwen bedrijven en overheid
❖ Vervoormiddelen
❖ Infrastructuur
❖ Grootte van de veestapel
❖ Machines en overige uitrustingsstuken
Meten arbeidsproductiviteit: bbp/toegevoegde waarde : personen/arbeidsjaren/aantal gewerkte uren (afh van hoe je het wilt meten)
Groei
❖ Economische groei toename welvaart in ruime zin: toename behoeftebevrediging
❖ Productiegroei toename welvaart in enge zin: toename reële nationaal ink/product
Als gevolg van toename
➢ Totale bestedingen vraagzijde
➢ Productiecapaciteit aanbodzijde Grenzen bepaald door oa
❖ Fysieke ruimte
❖ Milieu
❖ Energie
❖ grondstoffen
Productiecapaciteit
❖ Hoeveelheid productiefactoren
❖ Productiviteit productiefactoren
❖ Organisatie
Multiplierproces een toename van de bestedingen heeft een sneeuwbaleffect tot gevolg. I↑ -> EV↑ -> P↑ = Y↑ -> C↑ -> EV↑ -> W↑ -> Y↑ -> C↑ etc
Spaarlek vermindering van een bestedingsimpuls in een economie,. Omdat huishoudens extra inkomen gedeeltelijk sparen. Zo ook importlek en belastinglek.
Ontwikkelingsland
Hoofdkenmerk: laag reëel inkomen per hoofd Bovendien meerdere van de volgende kenmerken:
❖ Primaire sector overheerst
❖ Grote werkloosheid
❖ Grote buitenlandse schuld
❖ Grote inkomensverschillen
❖ Sterke bevolkingsgroei
❖ Veel analfabetisme
❖ Gebrekkige infrastructuur
❖ Geringe technische kennis
Problemen om tot economische groei te komen
❖ Interne oorzaken
➢ Tekort natuurlijke hulpbronnen
➢ Tekort kwalitatief menselijk kapitaal
➢ Tekort kapitaalgoederen/investering Gevolg van
■Geringe besparingen gebrek aan geld
■Beperkte afzetmogelijkheden ontbreken EV
■Politiek en economisch klimaat instabiliteit, slecht/corrupt bestuur
❖ Externe oorzaken
➢ Protectie hoge invoerrechten bij rijke landen
➢ Afhankelijk financiële hulp aantasting eigen initiatief en corruptie
➢ Investeringen door buitenland beconcurreren de binnanlandse bedrijven
➢ Technische hulp buitenland te vaak kapitaalintensief georiënteerd
➢ Buitenlandse schuld veelr ente en aflossing verdringt noodzakelijke im
[1] Productie per eenheid kapitaal per tijdseenheid. Bbp : gemiddelde waarde van kapitaalvoorraad van een jaar
[2] Gemiddelde kapitaalwaarde in een land gedeeld door het bbp. Zo geeeft een kapitaalcoëfficient van 5 aan dat je €5 moet investeren om €1 te produceren
REACTIES
1 seconde geleden