Hoofdstuk 5, Beeldende kunst

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 775 woorden
  • 2 november 2004
  • 139 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
139 keer beoordeeld

Samenvatting hoofdstuk 5: Beeldende kunst

5.1 Wat is beeldende kunst? Bij beeldende kunst ontbreekt de gebruiksfunctie. Tot de 20ste eeuw waren er verschillende disciplines, zoals schilder/beeldhouwkunst, tekenkunst en prentkunst zoals etsen, gravures en litho’s. Begin 20ste eeuw kwam daar verandering in, men ging abstract werk maken, dat kwam mede door fotografie. In de loop van de 20ste eeuw werd het steeds individualistischer, meer materialen, technieken en middelen worden voortaan tot de kunst gerekend. Voortaan lopen verschillende disciplines door elkaar (architectuur, ballet, theater, film etc. ) het is totaalkunst en mixed media. Kunst valt toch niet helemaal te definiëren, ook persoonlijk.

5.2 De kunstenaar Vroeger waren er niet echt kunstenaars, meer gilden. Men ging de wereld vanuit zichzelf bekijken en zo begon het, in de Middeleeuwen voornamelijk op het geloof, God, het leven en de dood zelf. Tijdens de Renaissance lag de nadruk op de mens zelf en leven op aarde. In 1562 werd de eerste academie opgericht voor kunst, dat was in Florence. Dit bestaat nog steeds en nu ook in andere landen. (Hoge School voor de Kunsten in Nederland)

5.3 Beeldende kunst van dichtbij bekeken Je kunt kunst het beste in 5 stappen bekijken, wat zie ik, hoe komt dat, waarom heeft hij dit gemaakt, historische context en wat is je waardering. Bij wat zie ik moet je het objectief beschrijven en alles feitelijk op een rijtje zetten. Bij hoe komt dat moet je vragen stellen aan jezelf, waardoor zie ik dit kunstwerk op deze manier en hoe is de artiest te werk gegaan? Hij wil een eigen weg creëren door middel van beeldende middelen. Werkwijze en techniek spelen een belangrijke rol, evenals materiaal en kleurgebruik. Hoe de kunstenaar allerlei objecten in 1 geheel zet (beeldaspecten) wordt de compositie genoemd. Bij waarom de kunstenaar dit kunstwerk heeft gemaakt moet je aan een aantal functies denken. Anekdotisch: Er wordt een verhaal, plek of gedachtegang uitgebeeld. Symbolisch: Het gaat om iets anders dan zichzelf. Decoratief-esthetisch: Het kunstwerk dient als verfraaiing en decoratie. Expressief: Het kunstwerk drukt gevoelens en emoties uit. L’art pour L’art: Kunstwerk wijst op zichzelf (kunst om de kunst) Bij de historische context kijk je naar in welke tijd iets is gemaakt. In de Gouden Eeuw schilderde iedereen alsof je het kon aanraken. In de 20ste eeuw is dat niet meer de bedoeling. Bij waardering kijk je naar 3 aspecten, verschijningsvorm, de inhoud en de functie.

5.4 Verschillende disciplines Er zijn verschillende disciplines in de kunstwereld. Bij plafondschilderingen worden er 2 technieken gebruikt, Fresco ( natte kalk ) en Al secco. Met schilderen wordt er voornamelijk olieverf en acryl gebruikt, alles heeft een eigen effect. Je kunt ook potlood, houtskool, krijt, inkt of aquarel gebruiken. Alle gedrukte afbeeldingen worden een grafiek genoemd of prentkunst. Daar zijn 4 technieken in, hoogdruk, diepdruk, vlakdruk en doorlaatdruk. Onder hoogdruk vallen hout en linosnede, en stempelen onder andere. Bij diepdruk wordt er gebruik gemaakt van droge naald, gravure en de ets. Vlakdruk wordt ook wel steendruk genoemd, kleine oplage. Bij de doorlaatdruk werkt men met sjablonen, vaak een zeefdruk. Als je een beeldhouwwerk wilt maken zijn er 3 manieren, een stuk steen pakken en daaruit hakken. Modelleren uit klei en daarna in brons gieten of het assembleren, het lijkt op een plakwerk, soort collage. Onder ruimtelijke kunstwerken worden ook environments en installaties verstaan. Je moet die ondergaan en ervaren, meegaan met het schilderij. Met fotografie worden 2 zaken duidelijk gemaakt, in een documentaire of reportage ligt de nadruk op de werkelijkheid. Bij geënsceneerde fotografie wordt er niets aan het toeval over gelaten.

5.5 Musea, tentoonstellingen en galeries Tegenwoordig heeft iedere grote stad wel een museum voor kunst, daar zijn 3 belangrijke taken. Verzamelen van objecten en kunstwerken: museums krijgen vaak financiële steun van het rijk, provincie of gemeente, dat vindt men vaak niet genoeg. Conserveren en beheren van collecties is ook een belangrijke taak, de temperatuur wordt in zalen op orde gehouden en alles wordt geregistreerd. Alle gegevens van een werk worden in een systeem opgenomen. Het presenteren van de collectie aan het grote publiek ten derde. In een museum laat men de vaste collectie zien, organiseert men tijdelijke tentoonstellingen en worden er rondleidingen gegeven. Vroeger waren de zalen ongeordend, nu is dat een ander verhaal, ieder schilderij heeft een wit gebied, dat heet ook wel de witte kubuspresentatie. Kunst kun je in een galerie kopen, in een museum bezichtigen maar in grote steden kun je ook gebruik maken van kunstuitleen en een artotheek.

5.6 Opdrachtgevers Vroeger gaven vorsten en rijke burgers kunstenaars opdrachten, nu is dat niet meer zo erg het geval. Voornamelijk particuliere verzamelaars, grote bedrijven en overheden doen dit nu. In 1951 werd er een wet opgesteld dat men bij een gebouw ong. 1 % aan kunst moest besteden.

REACTIES

elianne

elianne

okee... wat is dit.. dit is namelijk zo.......

1 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.