Paragraaf 5.1 Wat is beeldende kunst? Het nieuwste model sportwagen kun je beschouwen als toegepaste kunst, hij heeft een gebruiksfunctie. Bij beeldende kunst ontbreekt de gebruiksfunctie. Een van de belangrijkste oorzaken van het ontstaan van abstracte kunst is de uitvinding van fotografie. In 1822 heeft de Fransman Niépce de eerste foto gemaakt. Schilders gebruikten foto’s om schilderijen na te maken, in plaats van naar de werkelijkheid te kijken. De verschillende disciplines (architectuur, ballet, toegepaste kunst, enz.) zijn steeds meer door elkaar gaan lopen.
Paragraaf 5.2 De kunstenaar Tot aan de Renaissance is er eigenlijk geen sprake geweest van een kunstenaar in de betekenis zoals wij die nu kennen. Vanaf toen gingen schilders hun werk signeren, daarvoor was het anoniem.
Paragraaf 5.3 Beeldende kunst van dichtbij bekeken Om te kunnen begrijpen wat de kunstenaar heeft willen verbeelden zul je het kunstwerk grondig moeten bestuderen.
5.3.1 Wat zie ik? Het is handig om eerst te bedenken wat je precies ziet, dit doe je door het objectief te beschrijven.
5.3.2 Hoe komt dat? De beeldende werking Je vraagt je af bij het bekijken van een kunstwerk: Hoe is de kunstenaar te werk gegaan? De schilder probeert bewust of onbewust de toeschouwer te sturen, hij gebruikt daarbij zijn eigen middelen: beeldende middelen. De werkwijze en techniek spelen een belangrijke rol. Materiaal- en kleurgebruik zijn heel belangrijk voor de uiteindelijke werking. De wijze waarop de kunstenaar de verschillende beeldaspecten (vorm, lijn, textuur) tot een geheel maakt, is de compositie van een kunstwerk.
5.3.3 Waarom heeft een kunstenaar dit kunstwerk gemaakt? Wat heeft hij willen verbeelden? Er zijn verschillende functies waarom een kunstenaar dit kunstwerk heeft gemaakt. • Anekdotisch: het kunstwerk verbeeld een verhaal, gedachtegang, plek, gebeurtenis of situatie. • Symbolisch: het kunstwerk verwijst naar iets anders dan zichzelf. • Decoratief-esthetisch: het kunstwerk dient ter decoratie, verfraaiing. • Expressief: het kunstwerk druk gevoelens en emoties uit. • L’art pour l’art (kunst om de kunst): het kunstwerk dient als onderzoek naar kunst zelf. Het kunstwerk verwijst naar zichzelf.
5.3.4 Historische context Een stadsgezicht kan op verschillende manieren worden geschilderd. De schilders hebben er verschillende bedoelingen mee. In versschillende eeuwen schilderde men anders.
5.3.5 Waardering Als je een kunstwerk goed wilt doorgronden, kijk je naar 3 aspecten: 1. De verschijningsvorm en alles wat daarmee te maken heeft. 2. De inhoud, datgene dat de kunstenaar hoogstwaarschijnlijk heeft willen verbeelden, de betekenis van het werk. 3. De functie, het doel van het werk. Als vorm, inhoud en functie samenvallen, heb je te maken met een heel sterk kunstwerk.
Paragraaf 5.4 Verschillende disciplines Om wat meer gewend te raken in de mogelijkheden van de verschillende disciplines komen deze nu aan bod.
5.4.1 Schilder- en tekenkunst Bij wand- en plafondschilderingen worden meestal 2 verschillende technieken gebruikt: 1. Fresco, een wandschildering die in natte kalk is aangebracht. 2. Al secco, een schildering die op een gedroogde kalklaag op een muur is aangebracht. De grens tussen schilder- en tekenkunst is niet altijd duidelijk. Meestal wordt het soort drager als bepalend gezien.
5.4.2 Grafiek Grafiek is een verzamelnaam voor alle gedrukte afbeeldingen. In de kunstwereld wordt ook het woord prentkunst gebruikt (een afdruk van een door iemand met de hand bewerkt oppervlak). Er bestaan veel verschillende grafische technieken. We onderscheiden deze: • Hoogdruk. Het is de oudste van de 4. De voorstelling die je wilt afdrukken ligt hoger in bijvoorbeeld het hout, dan de delen die wit moeten blijven. Hout- en linosnede, de fijnere houtgravure en het stempelen vallen hieronder. Het materiaal waarmee wordt gewerkt is niet geschikt om fijne tekeningen met details te maken. • Diepdruk. De voorstelling die je wilt afdrukken ligt verdiept ten opzichte van de delen die je niet wilt afdrukken. De belangrijkste druktechnieken zijn de droge naald, de gravure en de ets. • Vlakdruk. Lithografie (steendruk) valt hieronder. Het is gebaseerd op het principe dat vet en water elkaar afstoten. Er is geen sprake van een hoger of lager liggende voorstelling. Een litho is vaak te herkennen aan de bijna potloodachtige textuur. De oplage is meestal niet groot. • Doorlaatdruk. Als de kunstenaar wertk met sjablonen is hier sprake van. De zeefdruk is een van de bekendste doorlaatdruktechnieken (delen die wit moeten blijven moeten worden afgedrukt). In tegenstelling tot alle andere technieken is deze methode niet spiegelbeeldig. Er is een grote oplage mogelijk.
5.4.3 Beeldhouwkunst of ruimtelijk werk Er bestaan 3 verschillende manieren om een beeld te maken: 1. Een hard materiaal kiezen, bijvoorbeeld steen, hout, enz. en daar een beeld uit hakken (is de meest traditionele manier). 2. Modelleren: uit een zacht materiaal wordt een beeld opgebouwd (klei, was, enz.). Met behulp van verschillende technieken, bijvoorbeeld cire-perdue, kan daarmee weer een beeld in bron worden gegoten. 3. Assembleren: een driedimensionaal kunstwerk dat is samengesteld uit allerlei delen. Papiers collés ontstonden doordat kunstenaars schilderijen gingen beplakken met kranten, behang, enz. Er werden driedimensionale dingen aantoegevoegd (collage). Er wordt steeds meer gesproken over ruimtelijk werk. Daaronder worden ook environments en installaties verstaan. Je moet ze ondergaan en ervaren.
5.4.4 Fotografie De fotografie is tegenwoordig een erkende discipline van beeldende kunst. Fotografen sturen de blik van de toeschouwer naar het onderwerp wat zij kozen. 2 van de belangrijkste invalshoeken van fotografie zijn: 1. documentaire of reportagefotografie, de nadruk ligt op het registeren van de werkelijkheid. 2. geënsceneerde fotografie, de fotograaf construeert datgene dat hij fotografeert zorgvuldig. Niet wordt aan het toeval overgelaten. Fotografen en andere beeldende kunstenaars werken met verschillende invalshoeken.
5.4.5. Nieuwe media Vanaf het moment dat de tv, video en computer waren uitgevonden, hebben kunstenaars van deze nieuwe middelen en technieken gebruikgemaakt. Het terrein van kunst breidt zich nog steeds uit. Ook cd-roms, video’s, internet-sites en virtual reality kunnen tot dat terrein worden gerekend.
Paragraaf 5.5 Musea, tentoonstellingen en galeries Bijna elke grote stad heeft een museum voor kunst. Een museum heeft 3 belangrijke taken: 1. Verzamelen van objecten en kunstwerken. Een museum krijgt vaak geld van het Rijk. 2. Conserveren en beheren van de collecties. Alle gegevens van een werk worden in een systeem opgenomen. 3. Het presenteren van de collectie aan het grote publiek. Er worden soms tijdelijke tentoonstelling georganiseerd. Aan witte muren hangen werken uit elkaar, je kunt ze apart bestuderen, dit noemen we de witte-kubuspresentatie. Vroeger werden de schilderijen van plint tot plafond opgehangen. Er worden vaak grote tentoonstellingen georaganiseerd, block-busters, waarbij veel werken van 1 kunstenaar te zien zijn.
5.5.1 Galeries en kunsttijdschriften Er worden steeds meer kunsttijdschriften opgericht en galeries geopend. Bij een galerie is het doel verkopen. Je kunt ook kunst verwerven via een kunstuitleen of artotheek.
Paragraaf 5.6 Opdrachtgevers Vroeger waren het de vorsten, rijke burgers en kooplieden of de kerk die de belangrijkste opdrachtgevers waren, nu niet meer zo erg. Vandaag zijn het grote bedrijven, overheden en particuliere verzamelaars die als opdrachtgever en mecenas optreden. De Rijksoverheid heeft in 1951 een percentage regeling in werking gezet: bij elk gebouw dat de rijksoverheid bouwt, ongeveer 1% van de bouwsom, wordt aan kunst besteed. KPN heeft deze regel overgenomen. Kunst wordt gepromoot door musea en galeries.
REACTIES
1 seconde geleden