1. Inleiding
- Modernisme = avant-gardekunst 1e helft 20e eeuw > de ‘modernen’.
- Moderne samenleving sinds eind 19e eeuw (groei techniek) > ontstaan van nationale staten met een centraal gezag in de westerse landen. De nieuwe maatschappelijke elites pleiten voor deze moderne samenleving.
- Auto’s ipv paardenkracht, elektriciteit, netwerken (bv geen auto zonder benzinepomp, hangt dus van elkaar af), synthetische materialen etc.
- Architectuur: betonskeletbouw grote stap voorwaarts = rationele/functionele bouw (soberheid ipv schoonheid, minder versieringen)
- Het arme deel van de bevolking profiteert echter helemaal niet van de moderniseringen. De slechte omstandigheden (woon-, werk-, loon-, geen SZ etc) zorgt er uiteindelijk voor dat duizenden mensen naar de VS emigreren in de hoop dat er een beter leven is (American Dream).
- Arbeiders komen samen in kroegen om hun tijd te verdoen, waar soms gezongen en gedanst wordt > ontstaan van ‘music halls’, met o.a. komisch toneel, operaklassiekers, imitatieshows.
- Er ontstaan bioscopen in de grote steden > films gericht op de massa: luidt de massacultuur in.
- Elite houdt vooral van “realistische” kunst, romantische balletvoorstellingen of bv uitvoeringen van klassieke symfonieën; wat moderne kunstenaars maken, spreekt ze totaal niet aan.
- Tot 1850 werd kunst bepaald door de rijke opdrachtgevers (kerk, stadsbestuur, koopmansfamilies, vorstenhuizen), maar in de moderne tijd begint de kunstenaar zich steeds meer autonoom te gedragen > kiest eigen onderwerpen. Financieel is hij wel afhankelijk (iemand moet het toch kopen), maar artistiek is hij helemaal vrij.
- Abstracte beweging komt op gang en kunst wordt voortaan ‘aan de man’ gebracht door bv galeriehouders en impresario’s.
- 1e Helft 20e eeuw: ontstaan symbolisme (begin modernisme) > uitdrukking persoonlijke gevoelens, emoties en dromen op een raadselachtige, magische manier (intuïtie en zwaarmoedigheid).
- Kunst en cultuur geïnspireerd door de ‘grote denkers’:
Freud: seksualiteit (eerst taboe) is bespreekbaar en het onderbewuste staat centraal.
Nietzsche: de mens heeft zijn rationele, maar ook creatieve kant onderdrukt, bv onder invloed van het christendom. Ook vind hij dat de mens niet zo met de kudde moet meelopen (individualisme) > degene die zich v/d kudde losmaakt = Übermensch (misbruik nazi’s).
Bergson: tijd is een geheel van herinneringen (tijd, chronologie is niet belangrijk) = bv verschillende tijdlagen in films (flashbacks, vooruitblikken).
Nieuwe technische toepassingen (Edison en Swan met de gloeilamp) = leven in verhoogde versnelling.
Kunst in bv Rusland v.a. 1917 onder invloed van het communisme (Marx): kunst moet voor iedereen toegankelijk zijn, maar evengoed wordt de abstracte/moderne kunst verworpen.
- 1e Helft 20e eeuw: depressie Amerika (wereldwijde gevolgen), communisme in Rusland, Europa onder het fascisme, twee wereldoorlogen etc = tijd van uitersten.
- Marinetti hoopte dat WOI ervoor zou zorgen dat de oude opvattingen over kunst werden gebroken en dat zijn groep, de futuristen, een kans zou krijgen.
- Beide Rusland (comm.) en de nazi’s in Duitsland (fasc.) moeten niets hebben van de moderne kunst (Stalin jaagt het constructivisme dan ook van het toneel af), maar ze manipuleren (propaganda) de bevolking wel dmv goedgekeurde kunst (classcicisme).
- Veel kunstenaars uit deze onderdrukte gebieden vluchten bv naar de VS, waar ze een belangrijke impuls geven aan het ontstaan van het modernisme in de kunst.
- ± 1970 = einde moderne cultuur > massacultuur (postmoderne door allerlei technieken).
= minder nationalisme, multiculturele samenleving komt langzaam op, pop art, tijdperk van de computer (digitale kunst) etc.
2. Kunst en levensbeschouwing
- Religie heeft altijd haar stempel gedrukt op de kunst. Rond het begin van de 20e eeuw is de scheiding kerk/staat dan wel een feit, toch hebben de kerken invloed op het dagelijks leven.
- Neostijl = stijl gebaseerd op een bouwstijl uit het verleden (neoclassicisme).
- Steeds meer wetenschappers zijn sinds de 19e eeuw overtuigd atheïst (of twijfelen sterk aan het bestaan van een God).
- In de twintigste eeuw wordt de religieuze vrijheid steeds groter; geloofsgemeenschappen kunnen dan wel niet overal ter wereld vreedzaam naast elkaar leven, toch heb je bv als ongelovig of andersgelovige minder te vrezen voor je leven (helemaal niet in Europa).
- = opkomst theosofie (bestond al eerder, maar nu veel aanhangers onder avant-gardekunstenaars) = bv Helena Blavatsky kan met haar theorieën een begin hebben gemaakt voor het “New Age”.
- 1912: Duitse afscheiding van de Theosofische Vereniging (Blavatsky) > Anthroposofische Gesellschaft olv Rudolf Steiner (bewonderaar Goethe). Ze willen het geestelijke in de mens verbinden met dat van de kosmos = innerlijke vrijheid en harmonie.
- Deze antroposofen hebben aandacht voor het onderwijs (levensvorming), geneeskunde en (biologische) landbouw.
- Goetheanum door Rudolf Steiner als “vrije hogeschool”: gewapend beton, plastische vormgeving (lijkt verwant aan Jugendstil maar veel robuuster). Organische bouwstijl die verwijst naar de heuvels in de omgeving (rondingen).
- Bouwstijl wordt internationaal nagevolgd door antroposofische architectenbureaus (ING geb).
- Blavatsky (theosofie): alles komt voort uit het ‘Ene’ waarin tegenstellingen (goed/kwaad) naast elkaar bestaan. Piet Mondriaan raakt onder de indruk van de theosofie (‘Evolutie’ > PMO lokaal).
- Mondriaan begint als landschapsschilder, maar het is niet realistisch genoeg (kleurloos). Hij raakt onder de invloed van de kubisten in Parijs > lijnen (h/v) steeds belangrijker in composities; een esthetische balans kan alleen bereikt worden door het gebruik van tegenstellingen en primaire kleuren.
- Schoonheidsbeleving is volgens PM alleen mogelijk door abstracte kunst.
- Samen met andere moderne kunstenaars richt hij in 1917 ‘De Stijl’ (tijdschrift) op.
3. De modernen en volkskunst
- Avant-gardekunstenaars vinden inspiratie in de exotische kunst van volkeren ver buiten Europa, maar ook binnen Europa zelf.
- Romantische kunstenaars hadden deze belangstelling al in de 19e eeuw, maar zij wilden het publiek alleen maar laten wegdromen. De modernen willen een nieuwe draai geven aan de kunst > exotische kunst is nog ‘puur’ en ‘vitaal’.
- Volkskunst beschouwd als expressief, krachtig, intuïtief en magisch. Ook spreken de symbolen (motieven) erg aan > symbolisme > inspiratie voor latere surrealisten.
Bv maskers uit Afrika (expressiviteit). Maar ook volksmuziek en volksdansen vormen een inspiratiebron (ballet met aards karakter).
- Ook is de nieuwe populariteit van volkskunst mogelijk door het toenemende gemak waarmee je kunt reizen (Oriënt Express, passagiersschepen).
- Pablo Picasso verwerkt ook exotische motieven in zijn kunst > Les Demoiselles d’Avignon, geïnspireerd door de Afrikaanse maskers, geen normale anatomie meer, nogal kubistisch. Ook is hij geïnspireerd door het werk van de ‘Fauves’ (Matisse).
- Picasso vs Matisse = haat-liefdeverhouding (ze erkennen elkaars meesterschap). Picasso wil de spotlight die Matisse nu heeft, vooral na Les Demoiselles, waar hij lang aan heeft gewerkt.
- Roemeense beeldhouwer Brancusi geïnspireerd door Afrikaanse/Oosterse kunst en Picasso. Eerst in dienst van Rodin, maar hij wil de abstracte weg op > back to the basics = op zoek naar elementaire vormen (natuur), bv het ei en geometrische vormen. Hij streeft naar een ambachtelijke werkwijze (marmer, brons, hout), oftewel: hij maakt zijn werk helemaal zelf. In “De Kus” (toespeling op die van Rodin) werkt hij zo minimalistisch mogelijk > twee mensvormen uit een kubusvormige steen, zoveel mogelijk intact gehouden.
- Igor Stravinsky geïnspireerd door Russische volksliedjes, Béla Bartók (Hongarije) geïnspireerd door de nog levende volksmuziek uit eigen land.
- Bartók leert pianospelen van zijn moeder en studeert piano en compositie aan de Koninklijke Hongaarse Muziekacademie. Hij kan geen concertpianist worden door zijn zwakke gestel en legt zich toe op het componeren.
- 1904-1918: reizen om inspiratie te vinden voor zijn muziek > bv plattelandsmuziek, Hongaarse volksliederen.
- Russische impresario Sergej Diaghilev doorbreekt de klassieke operaballetten met zijn exotische voorstellingen van zijn Ballets Russes (internationale top). Zonder te shockeren neemt hij het publiek, samen met de (eerste) choreograaf van LBR Michail Fokine, mee naar exotische gebieden.
- Fokine: vader moderne ballet in Westen en balletexpressionisme van 20e eeuw > verhalend, sprookjesachtig en exotisch (net als in Romantiek) = neoromantisch.
- Hij laat mannelijke dansers weer floreren (eerst werden praktisch alle rollen door vrouwen gedanst).
- Grote naam uit LBR is ook componist Stravinsky: eigen, Russische muziek (volksmelodieën uit eigen land) > Le Sacre du Printemps = hoogtepunt, ritme speelt een grote rol.
- Le Sacre du Printemps veroorzaakte een grote rel bij de première in Parijs (1913) die zelfs onderbroken moet worden. Het gaat over een primitieve Russische stam die de komst van de lente viert met een occult ritueel > ze offeren een maagd aan de aarde. De choreograaf Nijinsky laat zich inspireren door de ritmische muziek van Stravinsky = stampen: verbeelding van de oerdriften van de mens... en het stuk wordt gezien als barbaars en lelijk (ook gefascineerden = nieuwe wereld voor de dans).
4. Expressionisme: kunst en gevoel
- Romantici 19e eeuw: emoties oproepen bij toeschouwer (vaderlandsliefde), persoonlijke beleving kunstenaar was niet belangrijk.
- Eind 19e eeuw: kunstenaars gaan steeds persoonlijker en autonoom te werk > persoonlijk leven in de kunst > gevoel v/d kunstenaar belangrijker dan het gevoel dat het bij de kijker oproept.
- Werken vanuit intuïtie, eerst doen dan denken > vervormingen, geen perspectief, zware contourlijnen, expressief kleurgebruik, grovere stijl (verfspatten) = ontstaan abstracte kunst.
- Expressionisten vinden ‘steun’ bij Freud: gedrag gestuurd door onderbewuste > ware gevoelens en driften.
- Expressionistische componisten: polytonaliteit (meerdere toonsoorten door elkaar) om extreme gevoelens uit te drukken en Sprechgesang. Film: tijd, ruimte, regie en montage, belichting, muziek om onrust en angst teweeg te brengen.
- Dans: innerlijke gevoelens van dansers leiden tot bewegingen met grote fysieke uitdrukkingskracht > Martha Graham, moeder v/d moderne dans.
- Edvard Munch: sinds 17 carrière als schilder > geïnspireerd door impressionisme en symbolisme. Melancholische thema’s spelen een grote rol in zijn werk (jeugdtrauma). Hij keert zich, zoals zovelen, tegen de burgerlijke moraal. Tegen zijn dood krijgt hij meer interesse in de natuur > werk = kleurrijker, minder pessimistisch.
- De Schreeuw: schilderij waarop het eerst onderhuidse gevoelens worden verbeeld > dmv lijnen en kleuren.
- Begin 20e eeuw: Les Fauves olv Henry Matisse = fauvisme (intense kleuren, dynamiek) > begin expressionisme. Vooral veel invloed in Duitsland: Der Blaue Reiter olv Kandinsky.
- Deze groep wil ‘ware kunst’ gaan maken en de emotie naar buiten brengen. De vormen worden steeds schetsmatiger en de kleuren dominanter (waar ze eerst niet zo erg in waren geïnteresseerd).
- Loslaten van vorm en kleur (Kandinsky) leidt uiteindelijk tot het abstract expressionisme (na WOII).
- Wassily Kandinsky (Russisch geboren) wijst de academische principes af > het moet spontaan zijn, gevoel uiten. Hij probeert in zijn werk de menselijke ziel in beeld te brengen.
Werk: spontaan, intuïtieve kleuren > kleur en klank hebben psychologische effecten op de ziel.
Hij noemt de krachtige uitwerking die klank/kleur hebben op de menselijke psyche: innerlijke klank.
- Kunstwerk maakt zich los van de maker als het af is > invloed op de omgeving. Een kunstenaar moet vrijheid hebben in de keuze van zijn middelen. Het kunstwerk moet de brug vormen tussen ziel kunstenaar en toeschouwer = expressionisme in de schilderkunst breekt aan.
- Expressionistische kunstenaarsgroepen: Die Blaue Reiter, maar ook Die Brücke = maatschappijkritiek, sociale betrokkenheid. Grovere vormgeving, contrasten z/w (houtsnede), primair kleurgebruik.
- Arnold Schönberg: begonnen als romantisch componist, maar door zijn polytonaliteit slaat hij een nieuwe weg in, die van het uitdrukken van gevoel in de muziek. Hij deelt zijn opvattingen over een nieuwe klankwereld met Kandinsky, die hij bij een van zijn concerten ontmoet. Kandinsky introduceert dan ook muzikale termen in de schilderkunst: bv Compositie VII
- Pierrot Lunaire (cabaretière; personage uit commedia dell’arte) : op muziek van Schönberg > Sprechgesang. Het wordt echter niet zo positief ontvangen en het wordt niet meer opgevoerd.
- Schönberg schildert ook (De Rode Blik is het bekendst) en waagt zich, samen met Kandinsky, aan het toneel: ze willen een Gesamtkunstwerk realiseren > samengaan muziek, beeldende kunst en toneel in een intuïtieve, abstracte uitvoering. > Die Glückliche Hand
- Schönberg bedenkt in 1921 het systeem van de twaalftoonsmuziek: nieuwe muzikale taal met nieuwe regels > toonladder bestaat uit alle 12 tonen maar elke ton mag maar één keer voorkomen, en alle tonen zijn gelijkwaardig. Suite voor piano = eerste compositie. Anton Webern (student AS) vind dat de twaalftoonstechniek het best tot zijn recht komt in korte werkjes.
- Martha Graham wil al van jongs af aan dansen, en danst in het begin voornamelijk etnische rollen. In 1929 komt uit haar eigen groep het Martha Graham Dansgezelschap voort: heftige bewegingen op blote voeten = aards en lichamelijk. Met een mannelijke danser wordt het vrijer en lichter = lichamelijke spanning man/vrouw.
- Het balletpubliek is geschokt door haar expressionistische gevoelsuitdrukking en hoekige bewegingen, maar ze krijgt langzamerhand steeds meer erkenning.
- Expressionisme in de film: filmproducenten kunnen experimenteren, omdat er weinig financiële risico’s zijn. Das Cabinet des Dr. Caligari van Robert Wiene is de eerste express. film > decors geschilderd door expressionisten (driehoekige ramen, geen perspectief in het landschap) + belichting = beklemmend gevoel. Andere films: Nosferatu en Metropolis.
- Expressionistische elementen in de film: belichting (schaduwwerking), kikkerperspectief (Citizen Kane).
5. Reactionaire kunstuitingen
- In de 1e helft v/d 20e eeuw zijn kunstenaars de gevestigde ideeën over kunst zat en raken ze maatschappelijk betrokken. > tegenstellingen rijk/arm in kunst, confronterende beelden van de samenleving in bv Duitsland na WOI.
- Kunstenaars beschuldigen de heersende klasse van alle ellende (in/na de oorlog). Toch is Berlijn dé stad waar avant-garde experimenten plaatsvinden (meer dan Parijs).
- Italiaanse groep Futuristen zien de oorlog als een kans die de oude cultuur kan wegvagen.
- Intellectuelen en kunstenaars vluchten tijdens de oorlog en komen samen in kroegen en cafés. > Café in Zürich wieg van dada. Oud-dadaïsten gaan later over tot het surrealisme, weer spreekt Freud hen aan met het belang van het onderbewuste.
- Leider futuristen Felipo Marinetti meent dat het verleden heeft ‘afgedaan’ > zij baseren zich op de toekomst; alles wat met het verleden te maken heeft, zou vernietigd moeten worden. :|
- Futurisme: verheerlijkt geweld en dynamiek v/h moderne leven. Dynamiek: bv verschillende momenten van een beweging laten zien = introductie van de gelijktijdigheid in de beeldende kunst. Umberto Boccioni: duidelijke eigenschappen van het futurisme in zijn werk.
- Na WOI valt het futurisme uit elkaar door de verschrikkelijke realiteit van geweld etc.
- Marcel Duchamp: eerst impressionistisch, maar later voegt hij kubistische elementen toe aan zijn werk (onder invloed van Picasso en G. Braque) > dynamiek onder invloed futurisme.
- Vlak voor WOI gaat hij naar NY en komt hij met de ‘readymades’ = kunst van alledaagse gebruiksvoorwerpen (fontein) > waar zijn de grenzen van kunst?
- Urinoir/fontein veroorzaakte een echte rel > het gaat Duchamp om het feit dat hij het koos als kunst, hij gaf er een nieuwe betekenis aan.
- Neutrale Zwitserland vol met vluchtelingen tijdens WOI > oprichting Dada-beweging: in het begin vooral literair, maar er kwamen ook beeldend kunstenaars bij. Optredens zijn sterk politiek geladen > oorlog = faillissement westerse beschaving. Anti-kunst: ze zetten zich af egen de samenleving en gevestigde kunstwereld > humor, toeval, bluf, ironie.
- Duchamp raakt ook bij de beweging betrokken > dadaïsten beroemd om kunst van afvalmateriaal dat nu in musea te bezichtigen is.
- Kurt Schwitters: bekende dadaïst. Eerst vooral expressionistisch en constructivisch werk. Houdt zich met meerdere kunstvormen bezig. v.a. 1918: collages, assemblages (Merz) van oude troep.
- Surrealisme: tot ong. 1920 alleen literair; haast kinderlijke beleving, vrijheid, fantasiewereld.
- André Breton, Franse oud-dadaïst: droom, toeval, automatisme (uiting gedachten in woord), zonder controle van de rede.
- Populair bij de surrealisten is bijvoorbeeld het onder hypnose gaan of zich te verdiepen in spiritisme.
- Eén van de populairste stromingen van de 20e eeuw, hoewel ze het zelf meer ervaren als een levenshouding. Na WOII is hun rol uitgespeeld.
- Salvador Dalí: figuratieve surrealisme (ook een abstracte stroming > Miró)
- Hij ziet zichzelf als een groots persoon, als de ‘redder van de schilderkunst’ = grootheidswaanzin.
- Hij plaatst objecten naast elkaar die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben en laat deze ook een metamorfose ondergaan > als een droom met onlogische gebeurtenissen.
- Zijn absurde fantasieën op het filmdoek: Un Chien Andalou, samen met Luis Buñuel. Er zit geen verhaal in, geen tijd/ruimte/samenhang, alleen de muziek geeft een “schijnbare betekenis”.
- 19e Eeuw: slechte arbeidersomstandigheden > sociale woningbouw moet worden verbeterd! De sociaal-democraten hadden het in de A’damse raad voor het zeggen, dus kon architect Michiel de Klerk zijn gang gaan. Het resultaat is een revolutionair woningbouwproject > expressieve kracht en decoratieve toepassing van baksteen en dakpannen. Symmetrie/asymmetrie, vlak/plastisch, hoog/smal, rechte/gebogen lijnen, horizontale ramen = begin Amsterdamse School.
- Debussy en Wagner zijn verleden tijd, Erik Satie is dé nieuwe componist: onder invloed van schrijver Jean Cocteau begint hij aan zijn eerste grote werk, het ballet Parade (Diaghilev). Hij experimenteert met nieuwe geluiden als die van een typemachine en een revolver.
- Muziek volgens Satie: ongecompliceerd, droog, geestig en up-to-date > vermaken.
- Parade was een surrealistisch theater aan wie o.a. Jean Cocteau, Diaghilev, Satie, Picasso en choreograaf Massin meewerkten.
- Kubistische kostuums, werkelijke geluiden (sirene en zie hierboven) > absurd en veel kritiek.
- Isadora Duncan: vernieuwer op het gebied van dans/ballet, ze verafschuwt de gymnastische bewegingen van het ‘fossiele’ klassieke ballet > improvisaties, simpele kostuums. Emotionele bewegingen, gedurfde presentatie (veel bloot, geen korset) = publiek vindt het niet zo leuk, dus ze gaat naar Europa in de hoop op meer succes.
- Antonin Artaud valt op door zijn heftige spel (acteur) > steeds schockerender. Hij richt o.a. het ‘Theater van de Wreedheid’ op: poging om een nieuw soort theater te scheppen in de geest v/h surrealisme. Hij schrijft veel over hoe het theater zou moeten zijn, maar voert het maar één keer uit met Les Cenci: De Italiaanse hertog Cenci belooft elke misdaad te plegen, maar als hij door zijn eigen kinderen wordt vermoord, krijgen zij ook de ergste straffen.
- Voor het eerst worden geluiden in het theater door speakers weergeven; door al het lawaai worden de kijkers als het ware in een hypnose gebracht.
- Artaud wil een ‘explosie van menselijkheid’ teweeg brengen, zodat niemand nog terug wil naar het anekdotisch spreektheater.
6. Rationalisme in de kunsten
- Buiten het expressionisme, futurisme, dada en het surrealisme (gevoel) ontstaan er meer rationele kunststromingen, waar ze de betekenis van kunst beperken tot de beeldende, muzische of literaire middelen waarmee het is gemaakt.
- Constructivisme, na Revolutie Rusland: abstractie is het ideaal. Theater: industrieel ogende decors, niet-naturalistische spel en einde aan overdadige kostuums. Dans: efficiënte bewegingen als arbeiders > in hoeverre is het lichaam in staat abstract te bewegen?
- Vergelijkbaar zijn De Stijl (universele schoonheid en evenwicht) en het Bauhaus (functionalisme) in NL en Duitsland.
- Picasso en Georges Braque (Huizen in L’Estaque): grondleggers kubisme > ze willen zich niet van de werkelijkheid afkeren (in tegenstelling tot andere stromingen) en analyseren hun model, landschap of stilleven in vlakken, verdraaien die en combineren de verschillende aanzichten > geen perspectief, geometrische vormen (kubus).
- Analytisch kubisme: experimenteren met de vorm, gaat minder om kleur > belangrijkste delen van een object in zicht, geen perspectief, dus geen voor- en achtergrond. Veel kanten + schaduwen = ruimtelijkheid.
- Synthetisch kubisme: verschillende materialen samenvoegen, knipsels etc > collage-techniek.
- Architectuur: esthetisch (schoonheid) en functioneel. F. L. Wright: Prairie House, horizontale lijnen, open vertrekken. Gewapend beton wordt het favoriete materiaal van de internationale moderne architectuur > geen weerstand, wordt gezien als eigen aan de moderne tijd.
- Louis Sullivan: ontwerpt voorlopers moderne wolkenkrabbers > form follows function.
- CIAM o.l.v. Le Corbusier: platte daken, terughoudend kleurgebruik (wit), herindeelbare functionele plattegronden, zichtbare constructies, grote ramen, geen overbodige versiering.
- Bauhaus-docent Ludwig Mies van der Rohe: less is more.
- Begin 20e eeuw: jonge, Russische kunstenaars streven naar vernieuwing v/d kunst en architectuur in een nieuwe maatschappij = constructivisme: abstracte, mathematische principes en geometrische vormen. Na Stalin is het over met de pret, dan moeten de kunstenaars hun werk in dienst stellen van de sovjetpropaganda: sociaal-realisme (socialistisch ideaal belicht).
- 1917, De Stijl door Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Jac. Oud e.a. > evenwichtige en harmonische composities met geometrische vormen en primaire kleuren + z/w.
- Architectuur volgens de Stijl: strak en functioneel, geen overbodige versiering, GEEN schuine daken > harmonie en evenwicht.
- 1919: Gerrit Rietveld treedt toe > Rood-blauwe stoel, Schröder-huis.
- Uiteindelijk valt de groep uit elkaar, helemaal na ruzie Doesburg/Mondriaan.
- Bauhaus: academie voor kunst en toegepaste vormgeving in Weimar. Bekende docenten, uitgebreide opleiding (veel kennis over kunst). Studenten leren efficiënte, elegante meubels en gebruiksvoorwerpen te maken die industrieel geproduceerd moeten worden > strakke lijnen, geometrische vormen en functionaliteit (Ikea). Architectuur: skeletbouw (zelf indelen) en lichte, multifunctionele ruimtes.
- De nazi’s vinden het Bauhaus niet zo leuk > ‘ontaarde kunst’ en heffen de academie uiteindelijk op in 1933. > New Bauhaus in Chicago.
- Oskar Schlemmer, docent Bauhaus: danspassen geïnspireerd op alledaagse bewegingen > abstractie, bv geen gezichtsherkenning (gevoel) dus maskers. Schlemmer is de voorloper van de postmoderne dans uit de jaren ’60 > verwant aan machinedansen van het constructivisme.
- Triadisch Ballet: abstracte, geometrische kostuums. Geen persoonlijkheid. Dansers beschouwd als bewegende machines > danswiskunde. Danspatronen gebaseerd op driehoek, vierkant, cirkel.
- Constructivistisch toneel: dansen als bewegingen van het arbeidsproces > het moet als vanzelf gaan. Vsevolod Meyerhold: Le Cocu Magnifique > ruime overalls, geen 3 eenheden, geen bedrijven etc.
- Stalin vindt het allemaal niets en het sociaal-realisme wordt de nieuwe kunststijl (voor S. diende hij het communisme juist) > Meyerhold = beschuldigd als anti-communistisch en in 1940 geëxecuteerd.
7. Kunst en macht
- Machthebbers (vorsten, Kerk) waren sinds de Middeleeuwen vaak de opdrachtgevers, vooral vorsten gebruikten kunst als propagandamiddel > Lodewijk XIV = toppunt. De vorst wordt zo gunstig mogelijk afgebeeld.
- 19e eeuw: kunstenaars beginnen te reageren op misstanden in de maatschappij > eerste spotprenten. Je werd niet meer meteen geëxecuteerd o.i.d., maar je moest wel oppassen.
- Communistisch Rusland is een voorbeeld van een totalitair regime die de kunst tot propaganda dwingt. Na de Oktoberrevolutie is het constructivisme het ‘ideaal’, maar onder Stalin wordt alleen het socialistisch realisme geaccepteerd. > arbeiders, boeren, soldaten zijn de échte helden van de revolutie (..) = heroïsch socialistisch realisme.
- Nazi-Duitsland: Reichskulturkammer olv Goebbels > lid zijn om kunst te mógen maken (realisme, geen ontaarde abstracte kunst e.d.)
- Fotograaf Rodchenko: geliefd bij de Russische staat vanwege zijn goede werk > poster voor ‘Pantserkruiser Potemkin’, fotoseries met socialistisch ideaal, collages, decors etc.
- Russische Ver. van Proletarische Musici (RVPM) = socialistisch realisme intrede in muziek. Werk componisten moet leerzaam/inspirerend zijn en een sociale/politieke betekenis hebben.
- Dmitry Sjostakovitsj, haat-liefdeverhouding met gezag: Lady Macbeth van Mtensk (opera), in eerste instantie een groot succes, totdat de Pravda iets negatiefs schrijft > verboden. Sjostakovitsj geldt als één van de voornaamste Sovjetcomponisten, maar zijn stukken zijn meerdere keren verboden, waarna hij ‘antwoordde’ met een stuk dat weer helemaal in de smaak viel, zo ging het iedere keer.
- Sergej Eisenstein: belangrijkste vertegenwoordiger Russische revolutionaire film > Staking, Pantserkruiser Potemkin > aparte montage, bv bij Staking worden scènes waarin stakers (tijdens revolutie) worden aangevallen door de politie afgewisseld met het slachten van koeien. Hij onderzoekt hoe hij met beelden zijn publiek kan manipuleren om zo de sympathie te vergroten voor het socialisme > trappenscène PP (kinderwagen rolt ervan af).
- De Rode Papaver: beroemd Sovjetballet > heldhaftige figuren verdedigen soc. idealen.
- Nazi-films van Leni Riefenstahl: nadat ze op het filmfestival in Venetië een prijs won, nodigde Hitler (enthousiast) haar uit om Partei-films te gaan maken > Sieg des Glaubens, Olympia > Parteitag wordt groots georganiseerd, zij moet er een propagandafilm van maken. Ze is er later enkele jaren voor gevangengezet, maar toch is ze trots op haar ‘kunst’.
- Behalve met film wordt in Duitsland ook veel gepropageerd door architectuur in Klassieke bouwstijl (stadions).
- Duitse theatermaker Bertold Brecht: hij wil laten zien hoe slecht de mens bezig is, opdat hij zich kan verbeteren > spiegel voorhouden > ‘Episch theater’ (verteltheater). Hij vindt dat theater intensief moet ingaan op sociale en politieke vraagstukken. Hij is een cultuurrevolutionair en wordt vanwege zijn linkse sympathieën uitgenodigd zich in Oost-Berlijn te vestigen.
- Brecht + componist Kurt Weill: De Driestuiversopera > eigentijdse dansmuziek, oudere populaire muziek > door vals aandoende noten etc prikkelt hij het publiek oplettend te blijven. Muziek is nog altijd bekend en de opera wordt nog steeds uitgevoerd.
- Guernica van Picasso: het gaat over het bombardement, vlak voor WOII, op het Spaans-Baskische stadje Guernica. Hij beeldt de pijn uit op een abstracte manier.
8. Amusement
- Grammofoon, radio, filmcamera & fotografie = gewone volk krijgt toegang tot kunsten > Cultuur wordt koopwaar.
- Fabrieksarbeiders zoeken afleiding op zondag in grote kroegen > vaudevilletheaters: gezongen, gedronken, komische toneelstukjes, toegankelijke operaklassiekers, shows etc. Soms worden ook misstanden in de maatschappij aan de orde gesteld. Theaterdirecteuren niet blij met deze concurrentie (+ music-halls) > hier mogen ze roken en drinken etc.
- WOI: grote behoefte aan entertainment > v.a. 1917 in VS: Ziegfield Follies = grote spektakelmusicals. Ook cabaret komt op, vooral met kritiek op maatschappij (NL, D., Fr.).
- Vaudevilletheater na WOI steeds meer sensatiegericht. Uiteindelijk vinden veel vaudevilleartiesten de weg naar de filmindustrie > Mae West (sekssymbool).
- Komst geluidsfilm zette filmindustrie op zijn kop > geen goede stem? = ontslagen > nieuwe sterren, veel Broadway-artiesten uit NY komen naar Hollywood. > Amerika beroemd om films.
- Na WOI komt ook jazzmuziek op: afkomstig v/d bevrijde negerslaven, overgenomen door jongeren als protest tegen gevestigde orde (tegen rassenhaat, maatschappij, oorlog).
- The Jazz Singer (’27) = eerste ‘sprekende’ film > Al Jolson zwart geschminkt, rollen waren toen nog niet weggelegd voor negers, alleen de slechte (domme) rolletjes.
- Ook bluesmuziek: ellende van de arme bevolking > Bessie Smith.
- In Nederland vinden de ‘ontwikkelingen’ op het gebied van muziek pas na WOII plaats > Rock’n’roll, jazz etc. = grote weerzin van de elite, vooral toen de tango overwaaide uit Z-Amerika.
- ‘Roaring twenties’ in Europa en Amerika: vrouwenemancipatie, dansen en bioscoopbezoek neemt toe > vrijer leven.
- Twee cultuuruitingen die lange tijd slechts bedoeld waren voor kinderen, winnen aan status: stripverhaal & tekenfilm > Walt Disney breekt door en vormt zijn eigen studio met honderden tekenaars (hij komt vaak met het idee). Steamboat Willie (’28) maakt de weg vrij voor andere tekenfilms. De eerste tekenfilm (ingekleurd) met de lengte van een normale speelfilm = Sneeuwwitje en de zeven dwergen (’37), waarna Pinokkio, Fantasia en Bambi volgen.
- Carl Barks is één van de meest bekende striptekenaars in dienst van Disney > hij verricht vooral tekenwerk voor de strips en tekenfilms van Donald Duck, wat steeds meer zijn eigen figuur wordt, hoewel het idee van Disney blijft.
- Welvaart in Amerika vraagt om een nieuwe stijl die past bij de glamour&luxe: Art Deco > decoratief, veelkleurig, functioneel, vernieuwend (vooral geliefd in jaren ’20 en ’30) > reactie op Art Nouveau/Jugendstil: strakke en eenvoudige vormgeving, geometrische patronen, strenge verticale lijnen, rood/zwart/wilver, abstractie. Ook houden de ontwerpers van glimmend metaal, glas en plastics. Bekende motieven: hoekig gestileerde boeketten, dieren en figuren van jonge meisjes, zigzagpatronen, bliksemflitsen. Art deco-architectuur vooral beheerst door Amerikanen (wolkenkrabbers > Chrysler Building in NY). In NL: Tuschinsky.
- Jazz is ontstaan in New Orleans > vrolijke muziek met een meeslepend ritme waarop goed te dansen was. Van NO naar Chicago en NY.
- Bekende jazzspeler/eerste jazzspeler: Louis Armstrong. Volgens hem werd jazz gekenmerkt door: geïmproviseerde solo’s op afgesproken melodie; zang waar tekst en precieze melodie geheel kunnen worden losgelaten; blues (dirty intonation > soort v. onzuivere tonen, niet te noteren); swing.
- Na WOII, 2 soorten jazz: dixielandmuziek (blanken die Armstrong imiteren) en moderne jazz (om naar te luisteren, niet dansen) > Miles Davis, Charlie Parker.
- Jazz > driekwartsmaat verdwijnt, stijldansen als foxtrot, quickstep, tango, charleston, rumba en jive komen op (swingende vierkwartsmaat).
- Fred Astaire: bekend tapdancer; vooral bekend om films met Ginger Rogers > door hun invloed en succes wordt dans een belangrijk element in musicalfilms Hollywood.
- George Gershwin, bekende jazzcomponist: Rhapsody in Blue, Porgy & Bess > muziek beïnvloed door muziek v/d Gullah-negers. ‘Men’ wil dat hij de muziek aanpast aan de heersende blanke muziektraditie, maar dit vertikt hij. Verder: combi klassiek/jazz.
- Charles Chaplin: beroemdste filmster ter wereld in de tijd van het ontstaan v/d bioscoopfilm. Hij begint als Britse vaudeville (kracht ligt in mimespel, “serieusheid”) maar breekt al gauw door in de VS met enkele (kritische) films als The Great Dictator, een parodie op Hitler en zijn regime (tegen jodenvervolging; de Amerikanen meden het onderwerp toen nogal) uit 1940.
- Citizen Kane van Orson Welles: beroemdste film aller tijden? Welles kreeg alle vrijheid van zijn filmmaatschappij na het succes van zijn hoorspel The War of the Worlds (sommigen dachten dat het echt was > aliens komen de aarde overnemen).
Citizen Kane is geïnspireerd op het leven van mediamagnaat William R. Hearst. De hoofdpersoon, Charles F. Kane, heeft een vergelijkbaar leven > succesvol, probeert in de politiek te komen (unsuccesfull) en verliest uiteindelijk al zijn vrienden en principes. Op zijn sterfbed zegt hij ‘Rosebud’, en een journalist gaat op onderzoek uit om de betekenis daarvan te achterhalen, waar hij overigens niet in slaagt (hier draait de film dus eigenlijk over). Hearst was woedend, maar kon de film helaas niet op kopen voordat hij in omloop kwam.
- Joop van den Ende is niet de ‘uitvinder’ van de musical; de eerste grote musicalproducent ter wereld was de schrijver Oscar Hammerstein II. Uit zijn samenwerking met Richard Rodgers ontstaat de musical ‘Oklahoma’ = revolutie op gebied van musical > alles sluit perfect op elkaar aan (dans, liedjes, muziek) > de sterren zijn ondergeschikt aan het verhaal. Men zegt wel eens dat zijn werk té sentimenteel was, maar dat komt vooral door het kritiek op zijn The Sound of Music.
- Oscar Asche: grootverdiener op gebied van musical. Samen met vrouw Lily Brayton richt hij een theatergroep op. In 1916 schrijft hij met Lily de musical Chu Chin Chow > gebaseerd op Ali Baba en de veertig rovers, kostuums geïnspireerd op Diaghilev’s Scheherazade.
- Cabaret = ontstaan in 2e helft 19e eeuw in kroegen (beroemdste nachtclub = Moulin Rouge). Rond 1910 wordt het steeds meer voor de elite (bijtende satires, kritiek op sociale misstanden). NL: Jean-Louis Pisuisse beroemdste cabaretier > geïnteresseerd in wat er in de wereld speelt en wil dat met zoveel mogelijk mensen delen > veel succes, ook met liedjes (in theaters).
REACTIES
1 seconde geleden
D.
D.
Is dit niet een beetje lastig geschreven?, het moet tenslotte een 'samenvatting' voorstellen, dus zou het wat korter moeten zijn.. :)
12 jaar geleden
AntwoordenI.
I.
jeetje, lange samenvatting, maar volgens mij wel goed. het is ''moeilijk geschreven'' omdat je die termen gewoon moet weten, en er staat gewoon veel info in het boek. ik heb er wel wat aan gehad, dankjewel :)
12 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
Dik goed deze.
11 jaar geleden
Antwoorden