Basisstof 1
Taxonomie en Systematiek: Houdt zich bezig met het ordeningssysteem en het indelen ervan
Vierrijkensysteem (BIODATA 27): bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Virussen worden niet tot de organismen gerekend.
Indelingscriteria voor het vierrijkensysteem (BIODATA 27):
- aantal cellen: eencellig of veelcellig
- celgrootte
- bezit van organellen bijv: celkern en mitochondriën
- bezit van celwanden
- voedingswijze, organische of anorgansiche stoffen
Prokaryoten: organismen die geen celkern bevatten, het DNA zit los in het cytoplasma. Geen vacuolen, mitochondriën of endoplastmatisch reticulum
Eukaryoten: organismen die wel kernmembranen bevatten en dus ook een celkern. Wel vacuolen, mitochondriën of endoplastmatisch reticulum
Organsiche stoffen: glucose, zetmeel, vetten en eiwitten
Anorgansiche stoffen: CO, CO2, H2O, O2 en NaCl
Autotrofe organismen: nemen anorganische stoffen op uit het milieu en maken er organische stoffen van. Deze organismen zijn zelfvoedend.
Heterotrofe organismen: nemen organische en anorganische stoffen op uit het milieu. Deze organismen heb andere organismen nodig voor voedsel.
Basisstof 2
Organismen behoren tot dezelfde soort als ze in staat zijn zich onderling voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen voort te brengen.
Binaire naamgeving: geslachtsnaam voorop en daarna de soortaanduiding
Bijv: Salvia solendens
Basisstof 3
Microbiologie: studeren van bacteriën
Bacteriën zijn prokaryoot. Bij veel soorten bestaat het erfelijk materiaal uit één kringvormig chromosoom. De chromosoom bestaat uit één circulair DNA-molecuul zonder eiwitten eromheen zoals bij dieren. Doordat de DNA los in het cytoplasma ligt, is het makkelijk bereikbaar voor enzymen.
Plasmiden: kleine circulaire chromosomen
Bij de recombinant-DNA-techniek wordt geprofiteerd van de makkelijke bereikbaarheid van plasmiden.
Recombinant-DNA-techniek: een stukje DNA van een bepaald organisme wordt overgebracht in een cel van een ander organismen. (biodata 5.11)
Bacteriën planten zich voor door middel van deling. Er vindt DNA-replicatie plaats. Een bacterie kan zich onder gunstige omstandigheden snel voortplanten.
Bacteriën kunnen genen uitwisselen. Als een bacterie doodgaat kunnen andere bacteriën het DNA opnemen.
Conjugatie: een gerepliceerde plasmide gaat door een holle buis naar een soortgenoot.
Bacteriën worden ingezet bij de productie van voedingsmiddelen bijv: kaas en zuurkool
Cyanobacteriën bevatten chlorofyl en zijn dus autotroof.
Bacteriën kunnen tijdelijke ongunstige omstandigheden overleven door een endospore te vormen. Het water wordt uit de cel verwijdert waardoor nog maar een kleine cel ontstaat met daarin het DNA. Het is omgeven door een beschermende kapje.
Basistof 4
Schimmels zijn heterotroof en ruimen dode resten van organismen op.
Veelcellige schimmels zijn opgebouwd uit schimmeldraden of hyfen. Een netwerk van hyfen heet een mycelium. De hyfen scheiden enzymen af, die het voedsel verteren, hierna wordt het weer opgenomen door de hyfen.
Veelcellige schimmels planten zich voort door sporen die uit de hyfen komen. Als het op een voedselbron is gekomen ontkiemt deze en er ontstaat een nieuwe hyfe en daarna een heel mycelium.
Schimmels kunnen zich ook geslachtelijk voortplanten. Dit is als twee verschillende mycelia samenkomen.
Basisstof 5
Planten hebben chloroplasten in hun cellen die chlorofyl bevatten. Hierdoor is fotosynthese mogelijk waardoor planten autotroof zijn.
Planten worden ingedeeld in: Wieren, mossen, paardenstaarten, varens en zaadplanten.
Wieren, mossen, paardenstaarten en varens planten zich voort door sporen.
Wieren hebben geen wortels, stengels of bladeren. Korstmossen zijn samenlevingsvormen van schimmels en algen.
Zaadplanten zijn het grootste deel in hun levenscyclus diploïd, alleen de geslachtscellen zijn haploïd.
Naaktzadigen: de zaden zitten meestal tussen schubben: naaldbomen
Bedektzadigen: de zaden zitten in vruchten.
Basisstof 6
Dieren zijn heterotroof en zijn vrijwel allemaal diploïd en de haploïde stadium is beperkt tot de geslachtscellen.
Veel dieren zijn bilateraal symmetrisch (wesp)
Holtedieren zijn radiaal symmetrisch (zeester)
Er zijn ook dieren die asymmetrisch zijn.
Dieren hebben een exoskelet (uitwendig skelet), een endoskelet (inwendig skelet) of geen skelet. De meeste dieren zonder skelet leven in het water.
Voord de indeling van dieren zie biodata 27.
REACTIES
1 seconde geleden