Thema 5, Voorplanting (Biologie voor jou)
Basisstof 1:
Geslachtskenmerken zijn kenmerken waaraan je het geslacht kunt herkennen(man of vrouw).
Primaire geslachtskenmerken zijn de kenmerken van het geslacht waaraan je het geboren kind kunt herkennen.
- bij jongens zijn dat: penis en balzak.
- bij meisjes zijn dat: schaamlippen en de vagina.
Secundaire geslachtskenmerken:
Bij jongens: borsthaar, baardgroei, zwaardere stem en gespierde lichaamsbouw.
Bij meisjes: borsten, brede heupen, en ronde lichaamsvormen.
Lichamelijke en geestelijke veranderingen in de puberteit:
Lichamelijke veranderingen:
- groeispurt.
- Secundaire geslachtskenmerken.
- Voortplantingsorganen beginnen te werken.
Geestelijke veranderingen:
- Meer belangstelling voor andere mensen.
- Verliefd worden op iemand.
- Seks begint belangrijk te worden.
Sociale veranderingen:
- zelfstandig opstellen.
- Graag deel uitmaken van een groepje.
- Soms van die gevoelens zoals: eenzaamheid en onzekerheid.
Basisstof 2:
de namen van het voorplantingsstelsel van een man.
---------- Balzak - teelballen - bijballen - zaadleiders - Zaadblaasjes - Prostaat – Urinebuis - Zwellichamen - Eikel - Voorhuid
sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de prostaat en zaadBaarmoeder - hierin vindt de ontwikkeling van de embryo plaats.
Vagina:
- Komt sperma in bij seks.
- Kind komt door vagina op de wereld.
- Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies met bloed verwijderd uit de vagina.
Kleine schaamlippen - produceren van slijm waardoor de toegang tot de vagina glad word.
Clitoris – is gevoelig voor prikkels die kunnen leiden tot orgasme.
Maagdenvlies - slijmvliesplooi voor in de vagina, die kan inscheuren bij eerste seks, dit kan een beetje pijn doen.
Basisstof 3:
In de eierstokken vindt de ontwikkeling van eicellen plaats.
Vanaf de puberteit tot de overgang komt er eenmaal per 4 weken een eicel vrij uit de eierstokken.
Eileiders - vervoeren van eicellen.
- Ovulatie (eisprong) om de 4 weken.
- Menstruatie 14 dagen na ovulatie.
Basisstof 4:
Menstruatie - het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies als een eicel niet bevrucht is.
Menstruatiecyclus
blaasjes.
Bij een zaadlozing komt sperma met schokken eruit. Een zaadlozing kan een lekker gevoel geven(klaarkomen).
Een zaadlozing kan plaatsvinden door:
- zelfbevrediging.
- natte droom.
- Seks.
Thema 6, erfelijkheid en evolutie(Biologie voor jou)
§1
Het fenotype zijn de zichtbare eigenschappen (het uiterlijk) van een organisme. De informatie voor je erfelijke eigenschappen liggen in je celkernen. In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen. Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA. Chromosomen komen altijd in paren voor. De cellen waaruit het lichaam van een mens is opgebouwd noemen we de lichaamscellen. Het genotype van een organisme is de informatie voor de erfelijke eigenschappen. Het fenotype komt tot stand door het genotype en invloeden uit het milieu (bijv. haar verven)
§2
Een mens heeft 46 chromosomen. Een gen is een deel van een chromosoom die de informatie bevat voor 1 erfelijke eigenschap. Het genotype is het geheel van genen dat in een celkern aanwezig is. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen enkelvoudig voor. Bij de bevruchting versmelten de kern van de zaadcel en de kern van de eicel met elkaar. De chromosomen van de eicel en zaadcel komen dan bij elkaar
Tijdens de groei van embryo tot kind worden miljoenen nieuwe cellen gevormd. Deze vorming vindt plaats door celdeling. Een moedercel deelt zich en vormt zo 2 dochtercellen. Het genotype verandert hierbij niet. Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting
§3
Een genenpaar kan bestaan uit 2 gelijke of 2 ongelijke genen. Als een nieuw organisme ontstaat door het versmelten van 2 geslachtscellen spreken we van geslachtelijke voortplanting. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan nieuwe genotypen in het nakomelingschap. Tweelingen die bestaan uit 2 bevruchte eicellen noemen we een twee-eiige tweeling. Tweelingen die ontstaan uit 1 bevruchte eicel noemen we een eeneiige tweeling.
Homozygoot= 2 dezelfde chromosomen
Heterozygoot = 2 verschillende chromosomen
Haploïd = alle chromosomen zijn in enkelvoud aanwezig = alle geslachtscellen
Diploïd = alle chromosomen zijn in paren aanwezig = alle lichaamscellen
Kruisen van mensen:
Hoofdletter is dominant.
Kleine letter is recessief
P generatie
B B
b Bb Bb
b Bb Bb
Als je man met BB kruist met een vrouw bb krijg je dat uit het overstaande tabel
Dit heet de p generatie.
Dan krijg je genotyp = Bb
En fenotyp = B 100%
B = o%
F1 generatie
B b
B BB Bb
b bb Bb
Bij de F1 generatie (de kinderen van P) krijg je dan
BB Bb bb
25% 50% 25%
1 2 1
Je krijgt dan genotyp =
En fenotyp =
BB Bb bb
25% 50% 25%
REACTIES
1 seconde geleden
L.
L.
Geweldig? bedankt
11 jaar geleden
Antwoorden