Alle organismen worden beïnvloed door het milieu (leefomgeving).
Maar het milieu wordt ook door organismen beïnvloed. Als konijnen bijv. holen graven, veranderen ze de bodem. De invloeden uit het milieu kun je in twee groepen verdelen, abiotische factoren en biotische factoren. De invloeden die afkomstig zijn uit de natuur noemen we biotische factoren.
De invloeden die afkomstig zijn uit de levenloze natuur noemen we abiotische factoren.
Abiotische en Biotische factoren
De niveaus van de ecologie.
In de ecologie worden de relaties tussen organismen en het milieu op verschillende niveaus bestudeerd. Een enkel organisme noemen we een individu.
Een individu behoort tot een bepaalde populatie. Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten. Ook de relaties tussen een populatie en het milieu kun je in de ecologie bestuderen.
Je kunt bijvoorbeeld de invloed van de hoeveelheid regen op een populatie olifanten onderzoeken. Binnen een bepaald gebied leven populaties van verschillende soorten. Deze populaties vormen samen een levensgemeenschap. De levensgemeenschap in een bos bestaat uit populaties van eiken, beuken, adelaarsvarens, regenwormen, spitsmuizen, koolmezen, vossen en nog veel meer soorten.
Alle populaties in een bos beïnvloeden elkaar. Daarnaast hebben de abiotische factoren zoals temperatuur, water en bodemgesteldheid een belangrijke invloed in een bos, al deze abiotische factoren samen worden biotoop genoemd.
Een ecosysteem is een bepaald gebied, waarbinnen de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen. Voorbeelden van ecosystemen zijn een duingebied, een bos, een sloot en een heideveld. In de ecologie kun je ook de relaties tussen een ecosysteem en het milieu onderzoeken.
Basisstof 2. Voedselrelaties.
In een ecosysteem hebben de verschillende populaties op veel manieren met elkaar te maken. Vooral de voedselrelaties zijn belangrijk.
Een konijn eet een paardenbloem. En een wezel eet een konijn.
Paardenbloemen, konijnen en wezels vormen een voedselketen.
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedselbron is voor een volgende soort. Elke voedselketen heeft een plantensoort als eerste schakel. In werkelijkheid is er in een ecosysteem nooit sprake van een voedselketen. Elke soort kan tot voedsel dienen voor andere soorten. In een ecosysteem lopen meerdere voedselketens door elkaar heen. Het geheel van voedselrelaties wordt een voedselweb of voedselnet genoemd.
Basisstof 4. Piramides
In een ecosysteem vormen alle voedselrelaties samen een voedselweb.
Zo’n voedselweb is ingewikkeld te bestuderen.
Door consumenten van de eerste orde, tweede orde enz.
Krijgen we een eenvoudige voedselketen die gemakkelijker te bestuderen is.
Piramide van aantallen
In een voedselketen telt elke volgende schakel meestal minder individuen dan de vorige schakel. Hoeveel individuen elke schakel van een voedselketen heeft kan worden weergegeven in een piramide van aantallen. In een voedselketen wordt het aantal individuen in elke schakel meestal kleiner. Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Het aantal bomen in een bos bijv. is kleiner dan het aantal planteneters. Maar al die planteneters zijn ook weer voedsel voor een kleiner aantal vogels.
Piramide van voedselketen in een bos.
Thema 7. Mens en milieu.
Basisstof 1 De mens en het milieu
Het milieu heeft invloed op de mens. De mens is net als alle andere organismen afhankelijk van het milieu. Uit het milieu halen wij onder andere; ‘voedsel, zuurstof, water, grondstoffen en energie. Het milieu is ook belangrijk als recreatie. Veel mensen gebruiken het milieu om te ontspannen en brengen hun vrije tijd graag in de natuur door.
Milieuproblemen
Doordat we bepaalde stoffen uit het milieu weghalen en er andere stoffen aan toevoegen, veranderen we het milieu. Vroeger, toen er nog maar weinig mensen op de aarde leven was de invloed van de mens op het milieu veel minder. Tegenwoordig veroorzaken de alle mensen vaak milieuproblemen. Milieuproblemen ontstaan doordat de mens stoffen aan het milieu toevoegt die leiden tot vervuiling of doordat de mens zoveel stoffen van het milieu weghaalt dat er sprake is van uitputting. Door vervuiling en uitputting vindt aantasting van het milieu plaats. De voornaamste oorzaken van de milieuproblemen zijn de bevolkingstoename en de manier van leven.
De wereldbevolking is de laatste honderd jaar sterk gegroeid en zal blijven toenemen. Door die groei is er steeds meer voedsel nodig waardoor en ook steeds meer grond voor de landbouw nodig is. Bovendien moten die mensen ergens wonen en hebben ze wegen nodig om zicht te verplaatsen. Voor dat alles is veel plaats nodig waardoor het milieu nog meer zal worden aangetast.
Doordat we veel brandstoffen gebruiken voor bijv. auto’s raken onze energievoorraden op. De energiebronnen raken dus uitgeput. Om veel dingen te maken zijn grondstoffen nodig, waardoor de voorraden van deze grondstoffen ook uitgeput raken.
En als alle apparaten worden weggegooid, komt het bij het afval. Vaak is dit afval schadelijk voor het milieu.
Biodiversiteit
Door de activiteiten van de mens in het natuurlijk milieu op veel plaatsen verdwenen. Hierdoor en door de jacht en visserij zullen verschillende plantensoorten met uitsterven worden bedreigd.
Ook neemt het aantal verschillende ecosystemen af. Het geval is dat de variatie in de natuur afneemt waardoor je op veel verschillende plaatsen dezelfde dieren tegen zult komen. De variatie aan verschillende soorten in de natuur wordt biodiversiteit genoemd. Door de invloed van de mens neemt de biodiversiteit af.
Basisstof 2. Energie.
Doordat de mensen anders zijn gaan leven is de vraag naar energie de laatste tweehonderd jaar heel erg toegenomen.
fossiele brandstoffen
Aardgas, aardolie en steenkool zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit resten van dode dieren en planten. Daarom worden ze fossiele brandstoffen genoemd. Planten gebruiken bij fotosynthese de energie in het zonlicht gebruiken om glucose te maken. Hierbij nemen planten koolstofdioxide uit de lucht op. Uit glucose maken de planten allerlei andere stoffen, onder andere de stoffen waar ze zelf uit bestaan. De energie in dode plantenresten is uiteindelijk afkomstig uit energie van de zon. De energie in fossiele brandstoffen dus ook. Bij verbranding van fossiele brandstoffen komt deze energie vrij. We kunnen deze energie gebruiken om auto’s te laten rijden en onze huizen te verwarmen.
Aan het gebruik van fossiele brandstoffen zitten grote nadelen. De koolstofdioxide die bij de verbranding ontstaat, is een van de belangrijkste oorzaken van de opwarming van de aarde. Vooral bij de verbranding van steenkool en aardolie ontstaan afvalstoffen die luchtverontreiniging veroorzaken. Een ernstige vorm van luchtverontreiniging is smog. Smog is een soort mist die door rook en uitlaatgassen sterk vervuild is. Dichte smog kan dodelijk zijn.
In de zomer hebben heel veel grote steden als het warm weer is en windsteel met smog te maken. Vooral mensen met longaandoeningen zoals astma en COPD hebben er veel last van. Bij verbranding van fossiele brandstoffen ontstaan bepaalde gassen die verzuring van het milieu kunnen veroorzaken. Uit deze gassen ontstaan in de lucht zure stoffen. Vanuit de lucht komen deze stoffen terecht in de bodem of in het water oppervlakte. Door verzuring van de bodem worden planten ziek en verliezen ze hun bladeren of naalden. In het verzuurde water van meren en rivieren kunnen dieren niet meer leven. Doordat we veel fossiele brandstof verbruiken, is er sprake van uitputting.
REACTIES
1 seconde geleden