Hoofdstuk 6, 7, 9, 10

Beoordeling 2.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 810 woorden
  • 8 december 2003
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 2.9
25 keer beoordeeld

Biologie hfst 6, 7, 9, 10 - primaire geslachtskenmerken – vanaf de geboorte zichtbaar - secundair – vanaf de puberteit zichtbaar - HIV-virus: via bloed, sperma, voorvocht, moedermelk wordt het overgebracht. - Gonorroe, chlamydia, syfilis zijn te genezen door antibiotica, omdat deze zijn veroorzaakt door bacteriën. - Wratten rond je geslachtsdelen en anus worden door een virus veroorzaakt. - Sterilisatie, dan ben je nog wel ongesteld, want de baarmoeder functioneert nog wel gewoon. - Pil: 21 dagen slikken, 7 dagen niet. Tijdens de pilloze dagen neemt de hoeveelheid oestrogeen en progesteron af. Baarmoederslijmvlies wordt niet meer in stand gehouden àje wordt ongesteld. - Door de lage hormoonconcentratie moet je de pil altijd op een vast tijdstip innemen. - Ongeslachtelijk voortplanting – klonen - Geslachtelijk voortplanting – nieuwe combinaties. - Klonen: schaap 1, cel uit de uier (kern eruit halen) o Schaap 2, heeft baarmoeder met eicellen (lege eicel) o Eicel schaap 1 laten fuseren met eicel van schaap 2. o Schaap 3: de cel in de baarmoeder laten plaatsen - Meiose: reductiedeling (halvering) 2N àN Vind plaats in de zaadballen of eierstokken. - Meiose I: in een aantal stappen gaan de chromosomen van de paren uit elkaar. - Meiose II: de chromatiden scheiden - Aan het eind van de meiose zijn uit 1 cel (2N=46) vier geslachtscellen ontstaan waarvoor geldt: n=23 - Mitose: vermeerdering N + N à 2 N - Zygote: de bevruchte eicel - De slagaders en aders van moeder en kind liggen over elkaar heen. Er worden dus dingen uitgewisseld. Zuurstof, koolstofdioxide. Maar geen bloed!!! Vermenging van bloedcellen kan niet!!! - FSH: follikel-stimulerend-hormoon à stimuleert de rijping van follikel en eicel - LH: luteiniserend-hormoon à stimuleert de ovulatie en de vorming vh gele lichaam. - Na de ovulatie is de eicel 12 uur lang bevruchtbaar - HCG: hormoon dat het embryo in het begin maakt, dit is aan te tonen met een zwangerschapstest. - Negatieve terugkoppeling
Hypofyse

FSH LH
Zaadballen Testosteron - Hypofyse zorgt voor minder FSH/LH als er teveel testosteron is. - Hypofyse zorgt voor meer FSH/LH als er te weinig testosteron is. - Biotechnologie: rommelen met genen. - Gist + water + zetmeel/suiker à alcohol + co2 - Genetische modificatie: verandering genen. - Weefselkweek. Gesteriliseerd stuk plant 4- 6 weken, fotosynthese, voedselmedium voor wortelvorming, volwassen plant - Celfusie: stukjes blad. Cellen losmaken met enzymen, cel met kern en andere celorganellen, celfusie, versmelten kernen, nieuwe cellen, nieuwe plant - In voeding zitten bouwstoffen
o Eiwitten à deze dient als bouwstof voor je cellen’ o Calcium à deze is een bouwstof voor je botten. Deze stoffen kan je lichaam niet opslaan, maar deze worden afgebroken in aminozuren en je lever zet deze aminozuren weer om in glucose. - In voeding zitten ook brandstoffen
o Glucose à energievoorziening
o Vetten à energievoorziening Deze stoffen kan je lichaam wel opslaan, alleen wordt glucose glycogeen, dit is een Verbinding van glucosemoleculen. Deze glycogeen en de vetten worden dan ook wel Reservestoffen genoemd. - Voorgezette assimilatie: is de opbouw van glucose tot eiwitmolecuul. Dit proces gaat als volgt: o Glucosemoleculen dienen als grondstof voor koolhydraatmoleculen
o Deze koolhydraatmoleculen en stikstofgroepen vormen aminozuurmoleculen. o Deze aminozuurmoleculen dienen weer als grondstof voor eiwitmoleculen. - Organische stoffen: stoffen die je lichaam zelf kan maken bv: glucose - Anorganische stoffen: stoffen die je lichaam niet zelf kan maken. - Glycogeen wordt in je lever en je spieren opgeslagen. - Diffusie: via de houdmondjes stroomt het gas de plant binnen als de concentratie van dat gas in de bladcellen lager is dan in de lucht. - Water komt de plant binnen door osmose en stroming. De wortels nemen door osmose water op. - Actief transport: de plant moet er moeite voor doen - Voedsel bestaat 90% uit water en 10% uit droge stof - Voor fotosynthese heeft een plant nodig: bladgroenkorrels, water, koolstofdioxide en licht. Daarnaast zijn een goede omgevingstemp. en luchtvochtigheid belangrijk. - De afbraak van organische stoffen heet dissimilatie. De energie die nodig is voor voortgezette assimilatie komt vrij bij dissimilatie - Dissimilatie gaat dag en nacht door - Brutoproductie: totale hoeveelheid glucose die een plant bij fotosynthese maakt. - Nettoproductie: verschil tussen de totale hoeveelheid glucose die een plant gevormd heeft en de hoeveelheid die de plant heeft verbrand. - Autrotroof: zelfvoorzienend, die eigen voedsel maken, dmv zonlicht. - Populatie: alle individuen van 1 soort in een ecosysteem

o Tellen
o Steekproeven
o Sporen
o Merken - Populatiegrootte: geboortecijfer + immigratie: sterftecijfer + emigratie - Tolerantie voor abiotische milieufactoren
o Licht
o Temperatuur
o Lucht beinvloeden chemische processen die op celniveau
o Water plaatsvinden
o Bodem - De beperkende factor bepaald of een diersoort in leven kan blijven - Pioniersstadium à successie à climaxstadium(veel planten en dieren die in evenwicht leven) - Symbiose
o Mutualisme vb: Heliconiusvlinder + passiebloem( +/+) o Commensalisme vb: loodsmannetjes + haaien (+/geen nadeel) o Parasitisme vb: rupsen + passiebloem (+/-) - Biotische factoren bepalen de levensduur van een organisme en populatiegrootte. - Abiotische factoren: licht, temp, lucht, water, bodem - Competitie
o Intraspecifieke: concurrentie tussen dieren van dezelfde soort

o Interspecifieke: strijd tussen verschillende diersoorten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.