3.1 inleiding Het verschil tussen man en vrouw kun je zien aan de uitwendige primaire en secundaire geslachtskenmerken. Primair zijn de verschillen sinds de geboorte. Geldt voor inwendig als uitwendig. Secundair zijn de verschillen die zich ontwikkelen in de puberteit.
3.2 de voortplantingsorganen
Eerste maand van ontwikkeling embryo geen verschillen tussen jongen en meisje. Bij beide zijn er twee geslachtsklieren, de gonaden. Deze kunnen zich ontwikkelen tot teelballen (testes) of eierstokken (ovaria). Y-chromosoom zorgt ervoor dat het testis worden, als er geen Y-chromosoom is wordt het automatisch ovarium.
Als deze differentiatie is geweest geven ze hormonen met definitieve effecten af, voor ontwikkeling van hersenen en geslachtsorganen.
De inwendige geslachtsorganen zijn in aanleg dubbel dus biseksueel. Vóór de 3de maand is er determinatie en zullen zich onder invloed van hormonen uit de gonaden de inwendige geslachtsorganen van een sekse ontwikkelen, en de andere sekse verschrompelen.
Standaard word de vrouw gemaakt, maar door hormonen van de testis verandert het in een man.
Hermafroditisme
Voor de determinatie zijn veer hormonen en inductiestoffen (stoffen die een proces op gang zetten) nodig die op het juiste moment er moeten zijn. Grote kans dat het dus fout gaat.
1 of 2 op de 1000 is interseksueel: bijv. een testis maar voor de rest vrouw.
Hermafroditisme: een persoon die alles heeft, dus een penis en vagina.
Slakken en wormen zijn sowieso hermafrodiet.
Mannelijke geslachtsorganen
Testes bevatten groot aantal zaadbuisjes die uitmonden in verzamelbuis. Aan de binnenzijde van de wanden ligt een laag spermakiemcellen: spermatogonia. Door meiose worden zaadcellen gevormd. Na de deling veranderen ze van rond naar functionele spermacel. Voor werking moeten ze worden opgeslagen worden in de bijbal. Het gaat alleen goed als er de goede temperatuur is.
Het vocht van de zaadblaasjes heeft veel suikers en een voedende waarde. Het prostaatvocht activeert de zaadcellen (doen ook de klieren van Cowper).
Het geheel word sperma genoemd.
Het zwellichaam is een lang gedeelte dat verankert ligt in het kruis met eikel aan het eind. In het zwellichaam zijn bloedvaten en zenuwbanen. In de eikel tastzintuigjes. In het zwellichaam bevinden zich weefselruimten die vullen zich met bloed. Zo ontstaat een erectie.
De spermacel
Een kop, middenstuk, en staart.
Kop: celkern, met door meiotische deling, een kwart DNA (23 chromosomen).
Op celkern een blaasje met enzymen voor de bevruchting (doordringen tot de eicel).
Middenstuk is de motor en bevat spiraalsgewijs gewonden mitochondrium.
Staart: aantal filamenten die door de contracties de staart een slingerende beweging geven.
Hormonale regeling bij de man
Hypofyse produceert twee hormonen die de testis aanzetten. Het luteïniseren hormoon (LH) stimuleert productie van testosteron, het belangrijkste manlijke hormoon. Het follikelstimulerend hormoon (FSH), stimuleert de productie van spermacellen.
De aansturing door het testosteron remt de stimulatie vanuit de hypothalamus: negatieve feedback. Dit zorgt ervoor dat bij de mens een vrijwel constante productie van spermacellen en testosteron aanwezig is.
Vrouwelijke geslachtsorganen
In de buikholte twee eierstokken: ovaria. Bij de ovaria vormt het kiemweefsel de buitenste laag van het orgaan. D.m.v. mitotische deling worden kiemcellen (oögonia) gevormd.
Alle oögonia zijn voor de geboorte aanwezig. Uit één ontwikkelt zich één eicel (ovum).
Binnenste van ovaria: goed doorbloed weefsel.
1x i.d. 4 weken eicel uit ovarium, wordt opgevangen in trechtervormige begin van de eileider. In de eileider zijn stroken trilhaarcellen, die in de richting van de baarmoeder bewegen. Het duurt 5 dagen, voor 10 centimeter.
De baarmoeder (uterus) is hol met sterk geplooide binnenzijde en gespierde buitenzijde. Binnenzijde veel klier en bloedvaatweefsel. Wanneer nog geen zwangerschap heeft plaatsgevonden is de uterus samengetrokken.
Bij de baarmoedermond gaat de uterus via de baarmoederhals over in de schede (vagina) die uitmondt in de schaamspleet (vulva). Daar zijn de binnenste en buitenste schaamlippen. Tussen de buitenste schaamlippen licht de clitoris. De clitoris bevat veel tastzintuigjes. Binnenste schaamlippen en clitoris zijn oorspronkelijk hetzelfde als het zwellichaam en de eikel. De schaamspleet kan versmald zijn door een vliezig uitgroeisel van de binnenste schaamlippen, het maagdenvlies.
De eicel (ovum)
Door meiotische deling ontstaat uit een oögonium een ovum. Eerst gaan de oögonia groeien. Dan zijn het oöcyten van de eerste orde. Deze oöcyt I verplaats zich naar binnen in het ovarium. Andere cellen groeperen zich om deze oöcyt I en vormen door deling een omhullende laag weefsel. Zo ontstaat een soort blaasje (follikel) met in het midden de oöcytI.
Vanaf de puberteit goreien de follikels geleidelijk uit tot Graafse follikels, die een grote holte met vocht bevatten. De cellen van de follikel vormen het oestrogeen en progesteron, en zorgen d.m.v. microvilli voor de doorgift van nog meer voedingsstoffen naar de groeiende oöcyt I. Tijdens de rijping van de follikel voert de oöcyt I de eerste meiotische deling uit. Bij de celdeling blijven de reservestoffen in één cel, de oöcyt II, geconcentreerd; de andere cel wordt poollichaampje genoemd.
Door de geleidelijke rijping van de follikels zijn in een ovarium allerlei stadie naast elkaar te vinden.
Aan het einde van de rijpingsperiode neemt de holte met vocht in de Graafse follikel toe in grootte, en door de druk van het vocht gaat de Graafse follikel uitpuilen uit het ovarium. Onder invloed van een bepaalde combinatie van hormonen barst de follikel en het dekweefsel van het ovarium open: eisprong.
Het vocht spuit naar buiten en sleurt alle enigszins losse cellen, waaronder de oöcyt II uit de follikel, naar buiten. Het follikelweefsel dat achterblijft vormt door deling een geel gekleurde celklomp die het gele lichaam (corpus luteum) wordt genoemd.
Menstruatiecyclus
Onder invloed van wisselende hoeveelheden hormonen uit de hypofyse en de ovaria ontstaat een periodieke groei en afstoting van klierweefsel van de baarmoederwand. Tussen 20 en 40 dagen. Ongeacht de lengte vind de ovulatie altijd 14 dagen voor het begin van de menstruatie plaats. Het klierweefsel zal vooral door het effect van de hormonen oestrogeen en progesteron uit het gele lichaam geactiveerd worden en nog enigszins verder rijpen.
Rond 45 is de menopauze. De productie van hormonen hapert. Dat is het einde aan de ontwikkeling van de follikels. Daardoor daalt oestrogeen en verdwijnen de menstruatiecycli.
De hormonale regeling bij de vrouw
Hypofyse de hormonen FSH en LH. FSH stimuleert de groei van het Graafse follikel, die produceert oestrogeen. Oestrogeen geeft bij lage concentratie negatieve feedback op FSH en LH. Omdat follikels groeien stijgt oestrogeenproductie en geeft positieve feedback op het hersengebied die de hypofyse stimuleren. Snelle toename van LH veroorzaakt de afrijping van de follikel en de ovulatie. Het restweefsel wordt door LH het gele lichaam. Dat zorgt voor meer progesteron. Door negatieve feedback stopt uiteindelijk daar de afgifte van LH+FSH. Dan stopt in reactie daarop ook de productie van de hormonen in het gele lichaam, daardoor de menstruatie.
Geslachtsgemeenschap of coïtus
Met vrijen word de penis, vulva en clitoris met bloed gevuld. Sperma wordt tegen de baarmoedermond gespoten: ejaculatie. Na orgasme verliest het zwelweefsel snel de zwelling.
3.3 Bevruchting en ontwikkeling
De vorming van een bevruchte eicel
Een oöcyt II is 12 uur levenskrachtig, het duurt 1 week om de eileider door te gaan dus bevruchting in de eileider.
Levensduur spermacellen: 2 dagen. Ze zwemmen tegen de richting in. De follikelcellen rond de oöcyt II, de corona radiata, geven een stof af en de spermacellen zwemmen in de richting van de hoogste concentratie.
Als de kop van de spermacel tegen de follikelcellen komt springt hij open en de enzymen lossen de stof tussen de follikelcellen op. De eerste die bij de oöcyt II is maakt een plasmatische verbinding.
In de oöcyt II gebeuren dan dingen.
1. depolariseert het membraan, daardoor kan er niemand naar binnen.
2. een kleine vacuole in de buitenlaag van de eicel opent zich en geeft een stof af die binnen een minuut een ondoordringbare bevruchtingsmembraan doet ontstaan.
Het plasma van de eicel verheft zich om de kop van de spermacel (bevruchtingsheuvel) heen en sluit deze in. Ook is in de oöcyt II de laatste meiotische deling. Nu is de versmelting en een mitotische deling van deze nieuwe kern.
De ontwikkeling van een embryo.
Trofoblast (ontwikkelingsstadium) komt in de baarmoeder. Het hecht zich aan het rijpende slijmvlies en word erdoor overwoekerd=innesteling. Door diffusie kan het voedingsstoffen opnemen, nu is groei mogelijk.
Er worden vlokken (villi) gevormd aan de trofoblast voor nog meer voedingsstoffenopname. Na enkele dagen puilt de trofoblast ui de baarmoederwand.
In de vlokken wordt HCG (=humaan choriongonadotropine) gevormd dat zorgt voor verdere ontwikkeling van het gele lichaam. Die zijn nodig voor instandhouding en groei van slijmklierlaag.
Voor de innesteling is in de trofoblast, eruitziet als zakje gevuld met vloeistof, een klompje cellen ontwikkeld. Deze gaan zich hergroeperen en er ontstaan twee holten. Daartussen ligt een dubbele cellaag: aanleg van het embryo.
Door deling en verplaatsing ontstaat er een drielagige embryoaanleg. Meer groei en verplaatsing voor het begin van orgaanaanleg. Sommige vormen laagjes die opplooien en daarna onder de plooi weer samensmelten. Zo ontstaan buisvormige holten: ruggenmerg en spijsverteringskanaal. Andere vormen groepjes waarin door splijting holten ontstaan, bloedvaten en hart.
Iedere cel van de trofoblast is omnipotent (tot elke specialisatie in staat) vanwege gleijke DNA, maar is afhankelijk van invloed van de omgeving.
Afhankelijk van de positie, wordt de cel gedetermineerd. Stoffen die door de cellen worden afgegeven leiden ertoe dat andere cellen die in hun omgeving komen, worden beïnvloed: inductie, en het is wederzijds.
Genotsmiddelen of geneesmiddelen kunnen reageren met inductie stoffen en een orgaan of lichaamsdeel doen mislukken. Voor te weinig foliumzuur geld hetzelfde.
Ruggenmerg is uit een buis opgebouwd, door inductieprocessen. In aanleg is het zenuwstelsel een langwerpige plaat. In de eerste maand worden alle belangrijke hoofdstructuren van het embryo aangelegd, bijv. zenuw, zintuig, bloedvaten.
Bij 1 op 1000 baby’s sluit de ruggenmergsbuis niet geheel, meestal in het midden v.d. rug: een open ruggetje (spina bifida).
Eenvoudig bloedvatstelsel is na 14 dagen al gemaakt. Het is belangrijk, want het moet voedingsstoffen van de moeder aanvoeren.
De holte die aanvankelijk in het klompje cellen boven de embryonaalaanleg ontstaan was, is meegegroeid met het embryo en vormt nu de amnioholte. Hij is bekleed met amnionvlies. De holte onder de embryoaanleg blijft ver achter in de groei en hangt er als een nutteloos ballonnetje bij. Later verdwijnt hij. Omdat het lijkt op het blaasje bij vissenembryo aan de buik met voedingsstoffen uit het ei, heet het de dooierzak. De buitenkant van de trofoblast vormt het buitenste vruchtvlies (chorionvlies) om het embryo en wordt nu chorion genoemd. Hierop ontwikkelen zich meer vlokken. Het binnenste vruchtvlies komt ook tegen het chorion aan (bij de baarmoederkant) te liggen en versmelt daarmee tot één vruchtvlies.
De vlokken en het slijmvlies vormen de placenta (moederkoek). Na 3 maanden lijkt het op een mens(30 mm), het hoof 1/3 van het lichaam. Nu komt de groei (foetale periode). Eind 5de maand is de foetus 230 mm, +- 500 gram. Vanaf nu wordt de foetus actiever.
Placenta
Doordat er steeds meer vlokken zijn, worden de kliertjes in het baarmoederslijmvlies tegen de 3de maan steeds verder dichtgedrukt. De bloedvaten worden belangrijker. Door uitbreiding van bloedvaten + oplossing van tussenliggend weefsel ontstaan er bij moeder grote bloedruimten. Hierin hangen de bloedvaten van het embryo. Hierdoor is er stofwisseling.
Bloed komt in placenta via 2 slagaders en terug via 1 ader, deze gaan door de navelstreng.
Aantal stoffen kan direct door de moeder-embryobarrière heen. Van andere stoffen wordt het transport door de cellen van het placentaweefsel beïnvloed.
De grootste stofwisseling is in week 36, daarna neemt het af.
Bij de uitgroei van de placenta stijgt de productie van placentahormonen, die hier gevormd worden. De hormonen progesteron en oestrogeen zorgen ervoor dat de zwangerschap in stand blijft, terwijl het gele lichaam afneemt.
3.4 de geboorte
De bevalling
Doordat de placenta de laatste paar weken afneemt, daalt de productie van zwangerschapshormonen. Daardoor stijgt de prikkelbaarheid v.d. baarmoeder en kunnen contracties van de baarmoederwandspieren op gaan treden: voorbereidende weeën.
Als de geboorte ingezet wordt gaan de weeën steeds sneller, tot om de 5 minuten. Dat duur 13 uur, bij de 2de bevalling +- 7 uur. Dat zijn ontstluitingsweeën. Als de vrouw gespannen is, doet alles meer pijn.
Boven in de baarmoeder is de druk groter. Bij elke wee blijven de spiervezels van de baarmoeder iets korter, daardoor minder ruimte. Daardoor wordt de baarmoedermond, baarmoederhals en de vagina opgerekt en verkort (verstrijken)= ontsluiten. Bij volledige ontsluite, vormen de baarmoeder en vagina gezamenlijk een gebogen kanaal: geboortekanaal.
Door meer oxytocine worden de spieren i.d. baarmoederwand aangezet tot contracties, het zorgt er ook voor dat de bindweefselverbindingen in het bekken versoepelen.
Tijdens ontsluitingsfase worden de weeën intenser. Over van ontsluting naar uitdrijving is moeilijk voor de vrouw, ze mag niet persen maar wil wel persen. In de uitdrijvingsfase worden persweeën actief ondersteund door mee te persen.
Als laatste worden de placenta en vruchtvliezen binnen enkele uren uitgedreven: nageboorte.
Arts zuigt resten slijm uit keel en neus. Door veranderingen in de bloedvaatwanden en in de bloeddruk bij de baby loopt na +- 5 min. geen bloed meer door de navelstreng.
Andere liggen is stuitligging. Normaal gewone geboorte maar soms keizersnede
De embryonale en foetale bloedsomloop
De 2 slagaders naar de navelstreng zijn afsplitsingen van de darmslagader. De navelstreng ader komt uit in de lever tegelijk met de poortader.
De rechterhartkamer pers bloed naar de kleine bloedsomloop. Dat kan niet want ze zitten dichtgedrukt, daardoor stijgt de druk in de kamer en in de rechtboezem. De linker harthelft duwt bloed in het lichaam (en placenta) maar het moet wel bloed krijgen, dus neemt de druk af.
2 oplossingen:
•het ovale venster: opening tussen linker en rechterboezem.
•Ductus Botalli: een kortsluitend bloedvat tussen de aorta en de longslagader.
Bij de geboorte worden de placentabloedvaten samengetrokken en duwt het bloed terug het lichaam in. Het CO2 gehalte stijgt en dat is de ademhalingsprikkel. Het bloed kan nu door de rechterkamer de longen in worden geperst en komt weer in de linker boezem. Ovale venster en ductus Botalli functioneren nu niet meer en verdwijnen geleidelijk.
De baby
Arts kijkt naar de Apgarscore, gelet wordt op: hartfrequentie, ademhaling, spiertonus, reflexen en kleur van de huid.
Baby moet warm gehouden worden omdat het lichaamsoppervlak groot is.
De baby wordt geboren met zuig en zoekreflex. De baby gaat toehappen en drinken. De hypofyse produceert even extra oxytocine en zorgt voor de nageboorte.
De eerste melk van de moeder: colostrum, bevat minder mineralen, eiwitten en vitamine A. het werkt laxerend en schoont de darmen. De eerste ontlasting van de baby: meconium, is zwart-groen en is restant van vruchtwater+afgestoten cellen van weefsels langs het spijsverteringskanaal.
Door drinken ontwikkelen de melkklieren. Melk word opgeslagen in kleine blaasjes aangemaakt o.i.v. prolactine.
Bij geboortegewicht van 2000 gram of minder wordt gebruik gemaakt van de couveuse, ook bij te vroege geboorte.
Groei en ontwikkeling
Onderverdeeld in: baby, kleuter, prepuberteit, adolescentie(puberteit), volwassenheid.
Hoofd groeit het minst.
In adolescentie ontwikkelen de secundaire geslachtskenmerken. Deze hebben een lichamelijke en een psychische component.
Lichamelijk is zichtbaar als beharing, groei, vormgeving, borstontwikkeling.
Vormgeving van het skelet: bekkengordel bij vrouw groter, schoudergordel bij man forser.
Bij man is stofwisseling hoger en bevat het bloed 10% meer hemoglobine.
De psychische component bestaat hierin dat een aantal gebieden in de hersenen bij mannen en vrouwe verschillend is. Dat is voor de geboorte al gebeurt. Door de testis die een hormoon afgaf dat effect had op hersengebieden. De ovaria deed niks.
3.5 seksualiteit.
Seksuele geaardheid
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de geaardheid in ieder geval ten dele biologisch bepaald is. Er zijn 3 hersengebieden waarvan de ontwikkeling tijdens de embryonale fase onder invloed staan van het hormoon testosteron. De mate van deze beïnvloeding lijkt van belang te zijn voor de ontwikkeling van de seksuele geaardheid.
Het heeft te maken met de hoeveelheid testosteron voor de geboorte.
Seksueel gedrag
Bij bijna alle diersoorten is het seksueel gedrag tussen man en vrouw heel verschillend. Bij de mens is dat niet zo.
Ander verschil is de cycli, de menstruatiecyclus bij de mens en de bronstcyclus bij dieren. Tijdens de bronstcyclus willen de vrouwtjes voor korte tijd paren, anders niet.
Bij seksuele aantrekking en het bijbehorende gedrag spelen bij dieren heel vaak feromonen (stoffen die in kleine concentraties het functioneren van een ander beïnvloeden) een rol. Bij de mens zijn daar weinig aanwijzingen voor.
3.6 SOA
Chlamydia
Veroorzaakt versterkte afscheiding, branderig gevoel in de vagina, pijn bij het urineren, pijn in de onderbuik. Zonder behandeling tast het de eileiders aan en onvruchtbaarheid als gevolg.
Bij man: pijn bij urineren, waterige afscheding uit de pisbuis.
Bij 80% vrouw en 25% man treden geen klachten op. Hierdoor zullen zij geheel onwetend de ziekte verspreiden bij hun partners.
Behandeling met antibiotica is goed uit te voeren.
Gonorroe
Word veroorzaakt door gonococcus, laat het slijmvlies van de urinebuis en geslachtsorganen ontsteken. Hierbij zwellen de slijmvliezen op en als afweerreactie groengele etter gevormd. In de liesstreek zwellen lymfeklieren op om besmetting tegen te gaan.
Diagnose bij de man: etter uit de penis, plassen geeft gevoel op penis in bakje kokend water hangt. De incubatietijd is twee tot acht weken.
Behandeling met antibioticum, bijv. penicilline.
Bij de vrouw: afscheiding uit de vagina sterken dan normaal, vagina, schaamlippen, en urinebuis zijn ontstoken en jeuken.
Tijdens bevalling van een moeder met gonorroe kan de baby geïnfecteerd raken. Als slijm in de oogjes komen kon dat vroeger tot blindheid leiden, nu druppelt de dokter wat antibiotica op het oog.
Herpes
Lijkt op koortsuitslag. Bij de man gaat het om groepen kleine blaasjes en zweertjes op de penis (voor op de eikel), bij de vrouw op de schaamlippen. Het is niet gevaarlijk, maar geeft jeuk en pijn.
Met virusremmende middelen kan de ziekte bestreden worden.
Overige SOA
Andere zijn syfilis en aids.
Syfilis wordt veroorzaakt door bacteriën en heeft een incubatietijd van +- 3 weken. Eerste verschijnsel is een zweertje op geslachtsdelen. Het gevaar is dat de bacteriën door het hele lichaam gaan (binnen 9 weken). Dan is het 2de stadium v.d. ziekte dat 1 tot 3 jaar duurt. Overal zijn verschijnselen op de huid: huiduitslag, haaruitval, puistjes, wratten op geslachtsdelen, hoofdpijn, zenuwpijn., enzo. Daarna begint het 3de stadium, soms na 10 of 20 jaar. Dan ontstaan in alle organen gummi-achtige knobbels. In inwendige organen verstoren ze de werking. In de middeleeuwen heette het de venerische pest.
Bestrijding kan met antibioticum.
Aids wordt veroorzaakt door HIV. Via kleine wondjes in de slijmvliezen kunnen virusdeeltjes of besmette cellen worden overgedragen. Dus bij seks maar ook bij mondbehandelingen.
Het tast het afweersysteem aan. Eerst hecht het zich aan de buitenzijde van bepaalde lymfocyten en dringt er vervolgens in binnen. De lymfocyten gaan door het lichaam om andere lichaamscellen af te tasten op vreemde stoffen.
Het moet antistoffen maken voor zichzelf en de patrouille neemt af. Daardoor wordt het waarschuwingssysteem aangetast.
Het kan ook op andere cellen dan lymfocyten komen. Het virus vermenigvuldigt zich in de cellen. Op een gegeven moment geven ze enorm veel nieuwe virusdeeltjes vrij aan het celoppervlak.
Ben je drager, dan ben je seropositief. Heb je de ziekte, dan ben je ziek.
3.7 vruchtbaarheid
Preventie
Anticonceptie onderverdeelt in 3 typen: verhinderen van vorming, verhinderen dat een spermacel de eicel bevrucht, verhinderen dat een embryo innestelt.
Verhinderen dat er eicellen of spermacellen rijpen, dan moet je ingrijpen in de hormonale regeling met hulp van de pil. Een hoge concentratie progesteron zorgt ervoor dat er geen ovulatie kan optreden doordat het LH-productie van de hypofyse stilligt. Een hoge concentratie oestrogeen voorkomt dat follikels zich verder ontwikkelen doordat de afgifte van het hormoon FSH blokkeert.
De pil is 100% anticonceptie (bij goed gebruik). Voor mannen is er een prikpil die productie van spermacellen blokkeert, maar het heeft nu nog teveel bijverschijnselen.
Verhinderen dat de spermacellen de eicel bereiken kan op zeer veel manieren. O.a. coïtus interruptus, de man trekt vlak voor de zaadlozen zijn penis weg. Periodieke onderhouding kan ook. De vrouw temperatuurt zich en bepaald daaraan op welke dag van de cyclus bij haar de ovulatie heeft plaatsgevonden (vanaf dan tot de menstruatie zo’n 0,5 tot 1 graden hoger). Maar de temperatuur kan heel erg schommelen. Allebei onbetrouwbaar dus. 100% is sterilisatie: Het doorsnijden van de eileider of zaadbuis. Pessarium moet over de baarmoedermond geplaatst worden en condoom over de penis. Deze zijn betrouwbaar mits goed aangebracht en voorzien van zaaddodende crème. Ook is er het vrouwencondoom, een rubberen zak die in de vagina voor het vrijen word aangebracht.
Verhinderen dat het embryo zich gaat innestelen in de baarmoeder kan gebeuren met een IUD (spiraaltje). Bij 20% word het spiraaltje na 5 maanden naar buiten gewerkt.
Nieuw is een IUD met progesteronachtige stof, die langzaam vrijkomt. Dit zorgt ervoor dat het baarmoederhalsslijm zo taai is dat de spermacellen er niet doorheen kunnen.
De morning-afterpil verhindert ook innesteling, maar valt meer onder noodmaatregelen.
Deze bevat veel oestrogeen, die de baarmoeder in een toestand brengt waarin deze geen innesteling toestaat. Hij heeft ook effect op de totale hormoonbalans waardoor de vrouw zich misselijk voelt. Het is 100% effectief
Vruchtbaarheidsbehandelingen
Onvruchtbaarheid komt altijd onverwacht. Bij 40 tot 50% van de paren is onvruchtbaarheid het gevolg van relatie en seksuele problemen. Er zijn bij hun geen medische problemen.
Om de rijping van follikels te verbeteren en de ovulatie te stimuleren wordt wel gebruik gemaakt van anti-oestrogeen. Tengevolge van het blokkeren van oestrogeen door dit anti-oestrogeen gaat de hypofyse extra FSH en LH produceren. Dit resulteert in follikelgroei en ovulaties. Bij de man komt dit niet voor. Soms is de kwaliteit van het sperma slecht door weinig spermacellen of weinig beweeglijkheid.
Het meest voorkomend zijn passagebelemmeringen. Kan aangeboren zijn, maar bij 20% door SOA.
Door snij en hechtmethode of verdamp en plakmethode met de laser kan een deel hiervan worden opgelost. Kan dat niet, dan kan IVF en ET.
Via follikelstimulatie worden veel follikels rijp en vlak voor de ovulatie met een punctie opgezogen. In een schaaltje worden de oöcyten en sperma samengebracht en is er bevruchting. De ontwikkelingsstadia worden na 2 of 3 dagen in de uterus geplaatst. Het wil wel eens mislukken. Vaak zijn het meerlingen, waardoor er meer problemen zijn. 50% is dan een keizersnee. IVF is duur en 30% slaagt.
Bij zeer slecht sperma is er intracellulaire inseminatie. Eén spermacel wordt met de kop net onder de oöcyt membraan gebracht d.m.v. een micropipet.
REACTIES
1 seconde geleden