Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 875 woorden
  • 6 maart 2013
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
8 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Slim oefenen met Mijn Examenbundel

Wil jij onbeperkt online oefenen met examenopgaven, uitlegvideo's en examentips bekijken en je voortgang bijhouden? Maak snel een gratis account aan op mijnexamenbundel.nl. 

Ontdek Mijn Examenbundel

ZIE HET WORD BESTAND OM DE TEKST HIERONDER BETER TE BEGRIJPEN(dan is het namelijk in de originele vorm, gemaakt door mij haha)

Biologie Samenvatting Hoofdstuk 1: Stofwisseling Basisstof 1 t/m 8

Basisstof 1: Wat is stofwisseling?

Stofwisseling=totaal van alle chemische processen in je lichaam

Stofwisselingsprocessen=alle veranderingen van stoffen in een cel

Organische stoffen -> moleculen bevatten altijd een of meer atomen van C, H en O.

Anorganische stoffen -> moleculen kunnen verschillende atomen bevatten

Assimilatie(processen)=opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen

  • Vormen organische stoffen waaruit een individu bestaat
  • Wordt altijd energie gebruikt
  • Energie wordt opgeslagen in moleculen van gevormde organische stoffen
  • Energie in moleculen -> chemische energie
  • Fotosynthese (in glucose moleculen) (lichtenergie -> chemische energie)

Dissimilatie(processen)=omzetting van organische moleculen tot kleinere moleculen

  • Komt chemische energie vrij in andere vormen van energie
  • Doel dissimilatie: gebruiken van chemische energie voor andere doeleinden
  • Energie gebruiken voor -> bewegen, chemische processen en verwarming
  • Verbranding
  • Zenuwcellen kunnen Echem omzetten in Eelek als ze de impulsen geleiden

ATP (adenosinetrifosfaat)

  • Echem wordt gebruikt voor -> ATP vorming 
  • Drie fosfaat groepen
  • Tweede en derde fosfaatgroep energierijk
  • Derde fosfaatgroep splitst af -> komt chemische energie vrij -> ontstaat ADP(adenosinedifosfaat)->wordt gebruikt voor levensprocessen
  • ADP- molecuul en fosfaatgroep kunnen vrijgekomen energie bij dissimilatie tijdelijk opslaan

Basisstof 2: Enzymen

Lage temperatuur -> moleculen bewegen traag -> reactie komt minder snel tot stand (botsingen niet sterk genoeg)

Hoge temperatuur -> moleculen bewegen sneller

Enzymen=stoffen die chemische reacties van stofwisselingsprocessen versnellen(katalyseren)

  • Enzym=eiwit
  • Enzymmoleculen blijven altijd intact (maken vaak zelfde reactie mogelijk)
  • Naam van enzym is afgeleid van het substraat + ase (vb. ureum +ase = urease)

Substraat=stof waarop een enzym inwerkt (te verwerken stof)

Product(van de reactie)=stof die bij een reactie ontstaat

Substraatspecifiek=enzymmolecuul past precies op substraatmolecuul

Binding tussen substraatmolecuul en enzymmolecuul -> enzym-substraatcomplex (E-S-complex)

Enzymactiviteit=snelheid waarmee een enzym een reactie uitvoert            Optimumkromme:

  • Afhankelijk van temperatuur
  • Verband tussen enzymactiviteit(reactiesnelheid) en temperatuur ------------------------------------------------------->
    • Geen enzym activiteit beneden minimumtemperatuur
    • Stijgende temperatuur -> botsingen steeds krachtiger -> ruimtelijke vorm van enzymen kan veranderen => onwerkzaam
    • Dus bij stijgende temperatuur neemt het aantal intacte enzym moleculen af, (is terug te zien in de optimumkromme
    • Boven maximumtemperatuur ->alle enzymmoleculen ruimtelijke vorm verloren

Basisstof 3: Koolstofassimilatie

Koolstofassimilatie=vorming van glucose en zuurstof uit koolstofdioxide en water

6CO2 + 6H2O + energie -> C6H12O6 + 6O2

  • Wordt energie verbruikt (meestal van licht) -> fotosynthese
  • Alleen bij autotrofe organismen

Fotosynthese:

  • Planten en cyanobacteriën -> hebben bladgroen -> zijn fotoautotroof
  • Bladgroen in chloroplasten
  • Glucose in planten -> omgezet in zetmeel (indicator is joodoplossing)
  • Licht als energiebron
  • Lichtenergie -> wordt chemische energie => vastgelegd in glucosemoleculen

Basisstof 4: Voortgezette assimilatie

Glucose (bij koolstofassimilatie) -> grondstof voor meeste andere organische stoffen die in planten voorkomen

Voortgezette assimilatie=vorming van deze andere organische stoffen uit glucose

  • Glucose -> koolhydraten, vetten, eiwitten
  • Energie verbruikt (die door dissimilatie wordt vrijgemaakt)

Monosachariden(enkelvoudige suikers)=kleinste koolhydraat moleculen

  • Vb. glucose(druivensuiker) en fructose(vruchtensuiker), desoxyribose

Disacharide=twee verbonden moleculen van monosachariden

  • Vb. glucose + glucose -> maltosemolecuul(moutsuiker)
  • Vb. lactose(melksuiker), sacharose(riet- of bietsuiker)

Polysachariden(meervoudige suikers)=moleculen van monosachariden in een keten aan elkaar

  • Plantaardige cellen -> zetmeel gevormd
  • Glucose –> zetmeel (in bladeren van planten)
  • Vb. glycogeen(in dierlijke cellen gevormd), cellulose(in plantaardige cellen gevormd)
  • Celwand van een plant => voor groot deel cellulose

Vetten=lipiden

Vetmolecuul -> glycerolmolecuul + drie vetzuurmoleculen

Alle organismen kunnen glucose omzetten in vetten(warmte functie)

Eiwitten=proteïnen

Eiwitmolecuul=groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren

Aminozuren:

  • Bevat C, H, O, N atomen, soms S
  • Glucose + nitraat + energie • aminozuur
  • Alle organismen kunnen eiwitmoleculen opbouwen

Basisstof 5: Dissimilatie

Dissimilatie=chemische energie uit organische stoffen vrijmaken

  • In elke cel non-stop (zo niet -> cel dood)

Aërobe dissimilatie van glucose:

  • Met zuurstof
  • Verbranding
  • Alle chemische energie komt vrij
  • Energie wordt tijdelijk vastgelegd in ATP moleculen
  • C6H12O6 + 6O2 -> 6CO2 + 6H2O + energie
  • Vindt plaats in mitochondriën

Anaërobe dissimilatie van glucose:

  • Zonder zuurstof
  • Komt minder energie vrij dan bij aërobe dissimilatie
  • Energie wordt tijdelijk vastgelegd in ATP moleculen
  • Gistcellen weinig energie nodig
  • C6H12O-> 2 C2H6O (ethanol) + 2CO2 + energie
  • Bier, wijn, brood

Melkzuurgisting:

  • Anaërobe dissimilatie
  • Melkzuurbacteriën breken glucose af tot melkzuur
  • Melkzuur afvoer naar lever
  • M.b.v. zuurstof en ATP -> melkzuur wordt glucose
  • C6H12O6  -> 2C3H6O3(melkzuur) + energie
  • Kaas, yoghurt, zuurkool

Dissimilatie van vetten en eiwitten:

  • Vetten worden gesplitst in glycerol en vetzuren -> dan dissimileren
  • Eiwitten worden gesplitst in aminozuren -> dan dissimileren -> ontstaat ammoniak
  • Bij mens ammoniak -> ureum
  • Bij dieren ammoniak -> urinezuur
  • Ammoniak, ureum, urinezuur (schadelijke stoffen)

Basale stofwisseling:

  • =grondstofwisseling van een organisme in rust
  • Intensiteit=snelheid waarmee deze stofwisselingsprocessen plaatsvinden
    • Afhankelijk van gewicht, geslacht en leeftijd, lichaamstemperatuur, tijdstip van de dag en jaargetijde
  • Warmbloedig=constante lichaamstemperatuur
  • Koudbloedig=wisselende lichaamstemperatuur
  • vb. bij lagere temperatuur is intensiteit van basale stofwisseling hoger bij warmbloedige dieren

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.