Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 689 woorden
  • 12 februari 2009
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
54 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Studeer met een open blik

Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.

Meld je aan voor de Open Dag

Mensen, dieren en planten zijn levende wezens, of organismen.
Organismen zijn opgebouwd uit heel veel kleine bouwsteentjes.
Dat zijn de cellen. Cellen kun je alleen met een microscoop goed zien.
Duizenden cellen vormen samen organen, bijv. je ogen of je hart.
Elk bot in je lichaam is ook een orgaan. Alle botten samen vormen het skelet of het beenderstelsel.
Het beenderstelsel zorgt ervoor dat het stevigheid geeft aan je lichaam, het is ook een orgaanstelsel.
Een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen die samenwerken.
Spieren vormen samen het spierenstelsel.
Door het spierstelsel kan je lichaam bewegen.
In je lichaam werken verschillende orgaanstelsels samen om je spieren te laten bewegen, dat zijn je ademhalingstelsel, verteringsstelsel en je bloedvatenstelsel.
Als je hardloopt werken verschillende orgaanstelsels samen, spierenstelsel, ademhalingstelsel, verteringstelsel en je bloedvatenstelsel.
Je luchtpijp en je longen zijn organen van het ademhalingstelsel.
Via je neus en mond adem je lucht in, die lucht gaat door de luchtpijp naar de longen, in de longen gaat zuurstof uit de ingeademde lucht naar je bloed.
Verteringstelsel: slokdarm, maag en darmen. Het verteringstelsel zorgt ervoor dat hij het voedsel kleiner maakt en het in je bloed kan worden opgenomen.
Bloedvatenstelsel: Hart en bloedvaten (bloedsomloop)
In je bloedvaten stroomt bloed, je hart pompt dat bloed rond.
Het bloedvatenstelsel zorgt voor het vervoeren van verteerd voedsel en zuurstof naar elke plek in je lichaam.
Door zuurstof en voedingstoffen te verbruiken kunnen de spieren samentrekken.
Je lichaam bestaat uit cellen. Heel veel cellen samen vormen een orgaan. Organen die samenwerken vormen een organenstelsel.
Via het bloed komen voedingstoffen en zuurstof in je spieren.
Als je gegeten hebt verteer je het eten in de darmen, als het eten verteerd is worden de voedingstoffen vervoerd naar de bloedvaten.

Grote organismen bestaan uit heel veel cellen.
Er zijn ook organismen die uit 1 cel bestaan, de eencelligen.( bijv. de Amoebe en het pantoffeldiertje)
Eencellige organismen kun je alleen goed door de microscoop zien, eencelligen hebben geen hart, geen longen en geen maag en darmen. Toch hebben eencelligen ook voedsel en zuurstof nodig. Amoebes sluiten voedsel in met uitstulpingen van de cel. Pantoffeldiertjes bewegen met hun trilharen, zo werken ze ook voedsel naar de opening van de cel, de celmond.
Het voedsel wordt verteerd in kleine blaasjes. Bij beide diertjes kan zuurstof overal bij de cel naar binnen.
Waarnemingen kun je in een tekening vastleggen, 2 manieren, een natuurgetrouwe tekening ( een tekening met erg veel details en kleuren) of een schematische tekening ( daar zie je alleen de belangrijkste onderdelen van de tekening de namen van de onderdelen staan er vaak bijgeschreven). Bij biologie maak je vooral schematische tekeningen.
In een staafdiagram geef je aantallen weer. Een cirkeldiagram geeft in procenten weer.
In een lijndiagram geef je toename (afname) in lengte, gewicht, groei of aantallen weer.

Als je beschrijvingen maakt van bijv. een dier dan moet die beschrijving heel nauwkeurig zijn. Als iemand die beschrijving leest dan moet ie het dier echt kunnen herkennen.
Je legt je waarnemingen vast in een schematische of een natuurgetrouwe tekening.
Grote aantallen leg je vast in een tabel of een diagram.

Alle dieren met een ruggengraat (wervelkolom) vormen 1 groep: de gewervelde dieren.

Er zijn ook veel verschillen tussen sommige dieren:

1. De huid kan bedekt zijn met schubben, haren, veren of slijm.
2. Ademhaling. Dieren op het land halen adem met longen, in het water ademen dieren met kieuwen. ( bij amfibieën hebben de jongen kieuwen en volwassenen longen.
3. Temperatuur. Bij sommige dieren blijft de lichaamstemperatuur steeds gelijk, die dieren zijn warmbloedig. Er zijn ook koudbloedige gewervelde dieren, hun lichaamstemperatuur verandert mee met de omgevingstemperatuur.
4. Voortplanting. De jongen worden levendbarend uit het moederdier geboren of uit eieren. Deze gewervelde dieren worden in 5 groepen verdeeld.


1. Zoogdieren Huid bedekt met haren, ademt met longen, warmbloedig, levendbarend geboren
2. Vissen Huid bedekt met schubben, ademt met kieuwen, koudbloedig, jongen uit eieren geboren.
3. Vogels Huid bedekt met veren, ademt met longen, warmbloedig, jongen geboren uit eieren.
4. Amfibieën Huid bedekt met slijm, ademt met kieuwen (jong) of longen (volwassen), koudbloedig, jongen geboren uit eieren.
5. Reptielen Huid bedekt met stevige schubben, ademt met longen, koudbloedig, jongen geboren uit eieren.

Organismen: levende wezens (van bacteriën tot mensen)

REACTIES

T.

T.

Ik haat deze site

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.