H1 en H2

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 686 woorden
  • 14 juni 2004
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 6
6 keer beoordeeld

Samenvatting H1 biologie. § 1.1
Ecosysteem = ruimtelijke eenheid bepaald door plaatselijke ab – en biotische factoren. Biotische factoren = veranderingen vinden plaatsen door organismen. B.v. dieren die elkaar concurreren. Abiotische factoren = veranderingen vinden plaats door levenloze natuur. B.v. de temperatuur. § 1.2
levenskenmerken: - 1 of meer cellen - groei/ celdeling - voortplanting/ gesl8 organen - celkern + DNA - stofwisseling - waarnemen ~> reageren
soort = organismen veel zelfde kenmerken + voortplanten

populatie = organismen zelfde soort in gebied bij elkaar leven. Wetenschappelijke naam soort = 1 deel: begint met hoofdletter en is de gesl8tsaanduiding, 2e deel: kleine letter en is soortaanduiding. (want Turdus = lijster maar merel en zanglijster niet paren) § 1.3
4 rijken: - platen - dieren - schimmels - bacteriën § 1.4
organisatie niveaus: - biosfeer (wereld) - ecosysteem - populatie - organisme - orgaan - weefsel - cel - celorganel - molecuul
cytostatica = remstof
milieu onderzoek = onderzoek niveau ecosysteem § 1.5
Belangstelling maatschappij biologische processen en organismen vaak selectief. Biologische kennis is belangrijk in de uitoefening veel beroepen. Samenvatting biologie. H2 § 2.1 6 cm = 5,5 cm – 6,5 cm
6.0 cm = 5,95 cm – 6.05 cm
regels staaf/lijn diagram: - ruitjes papier + potlood - assenstelsel zo volledig mogelijk gebruiken - onafhankelijke variabele ~> x-as/ afhankelijke variabele ~> y-as. - Bij assen altijd grootheden en eenheden - Geef diagram titel
Sector diagram (cirkel diagram) voor procenten

Stroomdiagram (soort van boomdiagram) voor relaties en volgordes
Onderdelen microscoop: 1. oculair
2. tubus
3. revolver
4. statief
5. objectief
6. tafel
7. diafragma
8. gr stel schroef
9. kl stel groef
H2 § 2.2
Beschrijvend onderzoek = onderzoek word gedaan, gegevens worden geordend en een verband wordt gezocht. Experimenteel onderzoek = onderzoek met behulp van experimenten
Tot 1543 zeer weinig bekend mensenlijk lichaam, Andreas Vesalius onderzoek op dode lichaamsdelen en verbeterde onjuiste informatie. 18e eeuw: Linnaues ordende alle bekende planten en dieren
19e eeuw: vele nieuwe planten en dieren ontdekt (Charles Dwarwin d8 met evolutietheorie dit te verklaren). Pasteur ontdekte gisting door levende kiemen, melk niet gisten zonder deze kiemen (bacteriën en gisten) en legde relaties tussen bacteriën en bep. ziektes uit. 20e eeuw: ontdekking DNA. H2 § 2.3

Waarnemingen leiden tot vragen. Hypothese een veronderstelling waarom zo iets. Experiment: een soort toets om te kijken of je hypothese juist is. Hypothese leidt tot voorspelling: je denkt dat als ik zo doe, dit gebeurt. Onafhankelijke variabele: b.v. temperatuur (die kun je zelf veranderen in een experiment) Afhankelijke variabele: b.v. de hartslag, door b.v. de temp. te veranderen, verandert ook de hartslag. Onderzoek moet herhaalbaar zijn, daarom stappen opschrijven
Onderzoeken leveren resultaten op, deze kan je verwerken met bep. diagrammen. Uit resultaten trek je conclusies. Om na te gaan of een eerder experiment waar is, doe je een controle experiment. H2 § 2.4
Geen organisme kan zonder water en zonder water geen leven mogelijk. We houden ons watergehalte door bepaalde processen op peil
Diffusie = verspreiding van moleculen van een hoge concentratie naar een lagere concentratie tot dat die gelijk is. Celmembraan zit om de cel heen (en voor de celwand bij een plantencel) laat bepaalde stoffen bij het diffuseren wel door en anderen niet. Kleine ongeladen deeltjes zoals zuurstof-, koolstofdioxide- en watermoleculen kunnen door het membraan. (geladen deeltjes) Ionen kunnen door actief transport het membraan passeren. Dit kost echter wel energie maar stelt de cel instaat om stoffen op te nemen. Celmembraan is semipermeabel: laat water wel opgeloste stoffen niet door. Selectief-permeabel is dat het membraan bepaalde opgeloste stoffen wel door en anderen niet. Planten hebben een celwand van cellulosevezels omheen, deze celwand is permeabel: totaal doorlatend. Meer water buiten een cel dan er in, ~> water in de cel en andersom (diffuseren: van hoge concentratie naar lage). Hoge concentratie opgeloste stoffen = lage concentratie water en andersom. Er zal diffusie plaats vinden. Osmotische waarde = de concentratie opgeloste deeltjes. Normale omstandigheden: de osmotische waarde vocht in ruimtes celwanden lager dan in vacuole. Dit blijf zo doordat opgeloste deeltjes de cel niet kunnen verlaten want semipermeabelewand laat dit niet door. Osmose = diffusie van water door een semipermeabel membraan. Dierlijke cellen zijn omgeven door weefselvocht dat op zijn beurt in contact staat met de bloedvloeistof. Turgor = het uitzetten van het celmembraan door water, de cel (van de plant) is stevig en blijft rechtop. Plasmolyse = het los laten van het celmembraan van de celwand door te weinig water in de vacuole.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.