Leren uit boek §2, §4, §6 en §7. Verrijkingsstof 1 en verrijkingsstof 2 doorlezen. §2 Voedselketen: - is een reeks soorten, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende soort. - in werkelijkheid lopen in een ecosysteem altijd meerdere voedselketens door elkaar. Voedselweb/voedselnet: - het geheel van voedselrelaties in een leefgemeenschap. Producenten: - staan aan het begin van een voedselketen. - zijn autotroof (zelfvoorzienend). Consumenten: - bevinden zich in de tweede schakel en in alle volgende schakels. Organisch afval (detritus): - de dode resten van organismen uit elke schakel. Wordt gegeten door afvaleters (detrivoren) Daarna worden de dode resten door reducenten afgebroken tot anorganische stoffen (koolstofdioxide, water en zouten) (dit proces heet mineralisatie) De vrijgekomen anorganische stoffen kunnen weer worden opgenomen door de producenten. (zie afbeelding 4 op blz. 61) • In de voedselketens van een leefgemeenschap telt elke schakel meestal minder individuen dan de vorige schakel. (dit wordt weergegeven in een piramide van aantallen blz 62) • In een ecosysteem vindt in de producenten fotosynthese plaats. Hierbij wordt zonne-energie vastgelegd in glucosemoleculen. Uit glucose worden andere organische stoffen gemaakt. Het totaal van deze organische stoffen noemen we de biomassa. • Hoeveelheid biomassa is een maat voor de productiviteit. Bij een hoge productiviteit wordt veel van de zonne-energie gebruikt voor de vorming van biomassa. (dit wordt weergegeven in een piramide van biomassa) • De moleculen van de organische stoffen in organismen bevatten een hoeveelheid vastgelegde energie (chemische energie). (Dit wordt weergegeven in een piramide van energie). Een deel van deze energie wordt doorgegeven aan de volgende schakel. Zo ontstaat er een energiestroom. • Weefsels van producenten kunnen worden gegeten. De in deze weefsels vastgelegde energie komt terecht in de lichamen van consumenten van de 1e orde. Een deel van deze weefsels verlaat het lichaam van de consument onverteerd met de ontlasting. Een ander deel wordt verteerd en wordt vrijgemaakt bij de dissimilatie of benut bij het vormen van nieuwe weefsels. Productiviteit: - de hoeveelheid energie die wordt vastgelegd in organische stoffen. Dit is altijd slechts een deel van de opgenomen energie. - in elke schakel verdwijnt er energie uit de voedselketen. - In de piramide van energie heeft elke schakel zijn eigen productiviteit. §4 • door wind, regen en vorst begint de verwering van een rotsblok. Vooral in de kiemen en scheurtjes ontstaat gruis. Met de wind worden fijne bodemdeeltjes aangevoerd die vermengt raken met het gruis. Deze ondergrond is goed genoeg voor korstmos om er te gaan groeien. Al snel zullen de eerste diertjes zich tussen de korstmossen vestigen er is een pionierecosysteem op het rotsblok ontstaan. Een ecosysteem dat als eerste ontstaat in een onbegroeid terrein. • korstmossen scheiden soms zuren af die de ondergrond aantasten. Door de organische stoffen (zouten) die vrijkomen uit de dode korstmossen, ontstaat op de ondergrond een klein beetje humus (een mengsel van organische en anorganische stoffen en micro-organismen (reducenten) • Hierdoor treedt bodemvorming op. Op een bodem van zouten en humus kunnen mossen en sommige soorten kruidachtige planten (bv grassen) zich vestigen. Deze planten zullen de korstmossen langzaam verdringen. Hierdoor kunnen ook sommige diersoorten zich er vestigen. • De wortels van planten versnellen de verwering van het rotsblok. Door de dode resten van planten ontstaat er meer humus. De abiotische factoren worden gematigder (overdag wordt het in de schaduw van de planten minder heet en ’s nachts houden de planten warmte vast) Hierdoor wordt het terrein geschikt voor steeds meer planten en diersoorten. • De soortensamenstelling van de levensgemeenschap verandert, zodat de levensgemeenschap geleidelijk in een andere overgaat. (Successie). • Tijdens successie is in het ecosysteem de productie van nieuwe weefsel groter dan de afbraak van weefsels. De biomassa neemt dus toe. • De successie kan uitmonden in een eindstadium, waarbij de abiotische factoren en de soortensamenstelling min of meer constant zijn. (Climaxecosysteem) (bv:tropisch regenwouden, koraalriffen en (in Nederland) loofbossen) • als een stuk bos is gekapt, blijft er een plek over waarbij de abiotische factoren ongunstiger zijn voor de oorspronkelijke organismen. Er gaat dan secundaire successie plaatsvinden. In de bodem zit al humus en zaden. Soorten uit de omgeving kunnen zich er makkelijke vestigen. • De kringloop van stoffen is open: Er kan gemakkelijk bodemmateriaal worden afgevoerd, maar er kunnen ook gemakkelijk populaties immigreren. De successie naar het climaxecosysteem verloopt snel. Tijdens deze successie neemt meestal de verscheidenheid (diversiteit) aan soorten toe. • Als de bodem van een tropisch regenwoud bloot komt te staan aan regen en wind, kan er erosie optreden. (de bovenste laag van de bodem spoelt of waait gemakkelijk weg (met een gedeelte van de humus) De bodem bevat dan vrijwel geen humus meer en de successie moet van voren af aan beginnen (primaire successie)
Ecologie
5.7
ADVERTENTIE
Laat van je horen: schrijf een brief en kom in de krant 📰
Ook dit jaar organiseert Nieuws in de Klas een schrijfwedstrijd waarbij het winnende verhaal wordt gepubliceerd in de krant. Schrijf jij het meest vlammende betoog, best onderbouwde of scherpste opinie over wat er nu speelt in de wereld, dichtbij of ver weg? Of het nu gaat over het milieu, geloof, vluchtelingen of het nieuwe kabinet, AI of gender-issues, alle meningen zijn welkom.
Doe mee!
REACTIES
1 seconde geleden