Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
Basisstof 1
Bloed bestaat voor 55% uit bloedplasma. De andere 45% bestaat uit rode bloedcellen, witte cloedcellen en bloedplaatjes. bloed zorgt voor het vervoer van alles wat nodig is om je lichaam goed te laten functioneren.
Bloedplasma bestaat voor 7% uit eiwitten en voor 91% uit water. De andere 2% bestaat uit stoffen die in het water zijn opgelost.
Een van de plasma-eiwitten is fibrinogeen (niet actief). Fibrinogeen vervult een functie bij bloedstolling.
Rode bloedcellen vervoeren vooral zuurstof. Ze hebben geen celkern en zijn in het midden dunner dan aan de rand. Rode bloedcellen hebben hemoglobine. Hierdoor kunnen rode bloedcellenb makkelijk zuurstof opnemen en afgeven.
Witte bloedcellen hebben wel een celkern. Ze hebben geen vaste vorm. Ze maken ziekteverwekkers onschadelijk.
Voor bloedstolling zijn bloedplaatjes nodig. Dit zijn delen van uiteengevallen cellen. Bij bloedstolling wordt fibrinogeen omgezet in fibrine (niet actief). Fibrine vormt een netwerkvan draden op een wond. Hiertussen blijven bloedcellen hangen.
BLOEDSTOLLING:
1. Bloedvat raakt beschadigd.
2. Spieren trekken samen, bloedplaatjes worden kleverig en hechten aan de bloedvatwand.
3.Prope bloedplaatjes op plek van de wond, fibrinogen wordt fibrine.
4. Fibrine vormt dradennetwerk waar bloedcellen blijven hangen.
Als bloed binnen een bloedvat stolt, dan komt er een bloedprop en dat zorgt ervoor dat het bloed op een gegeven moment niet meer verder kan stromen.
Basisstof 2.
Het lichaam van een mens heeft een bloedvatenstelsel. Dit bestaat uit het hart en de bloedvaten. Er is een kleine en een dubbele bloedsomloop.
BLOEDVATEN
1. Slagaders: Weg van het hart naar organen, dik, gespierd, elastisch, dekweefsel, spierweefsel, bindweefsel
2. Haarvaten: kleinst, tussen de slagaders en aders, dun, dekweefsel
3. Aders: weg van de organen terug naar het hart, dunner dan slagaders, ,inder elastisch dan slagaders, kleppen die bloed in 1 bepaalde richting laten stromen, dekweefsel, dun spierweefsel, bindweefsel
Kleine bloedsomloop:
- Rechterharthelft
-Linker- en rechterlong
- Linkerharthelft.
Dubbele bloedsomloop 2x:
- Kleine bloedsomloop
- Organen in het hele lichaam
- Rechterharthelft
Door middel van spierpomp,het ontspannen en aanspannen van spieren, ontstaat er afwisselend weinig en veel druk op de aders.
Basisstof 3.
Over het hart lopen kransslagaders en kransaders. Kransslagaders zijn aftakkingen van de aorta. Kransaders komen uit de rechterboezem.
In de boezems komt het bloed binnen, in de kamers gaat het bloed weg.
Halvemaanvormige kleppen zorgen ervoor dat het bloed niet terugstroomt de kamers in. Ze zitten aan het begin van de aorta en de longslagader.
Hartslag:
1. Samentrekken boezems, bloed stroomt de kamers in
2. Samentrekken kamers, boezems ontspannen
3. Hartpauze: boezems en kamers ontspannen.
Basisstof 4
In de buikholte liggen de nieren. Deze halen overtollig water en andere afvalstoffen uit het bloed
Nierslagaders
-Zuurstof rijk bloed
-Afvalstoffen
Nieraders
-Gezuiverd bloed
Nierschors en niermerg (urine)
- Verwijderen va afvalstoffen
-Verwjideren overtollig water
Nierbekkens
- Verzameld urine
Urineleiders
-Vervoeren urine
Urineblaas
- Tijdelijk opslaan urine
Urinebuis
- Voert urine af (plassen)
Basisstof 5
Lichaamsvreemde stoffen kunnen je ziek maken. Dit zijn stoffen die niet in je lichaam thuis horen.
Ziekteverwekkers tegenhoudem:
- Huid
-Slijmvliezen
-Maag
Als je een infectie hebt dan is het ziekteverwekkers toch gelukt om je lichaam binnen te dringen. Dan wordt je immuunsysteem / afweersysteem actief. Het immuunsysteem herkent ziekteverwekkers aan antigenen. Deze ziekteverwekkers worden tegengehouden door witte bloedcellen.
Er zijn verschillende types witte bloedcellen:
- Witte bloedcellen die een ziekteverwekker insluiten
- Witte bloedcellen die antistoffen produceren.
Als je een infectie hebt, gaan de witte bloedcellen antistoffen maken. als er voldoende antistoffen zijn gemaakt ben je weer beter. De antistoffen blijven vaak nog een tijdje in het bloed zitten. De witte bloedcellen 'onthouden' nog hoe ze deze antistof gemaakt hebben. Omdat er snel een grote hoeveelheid antistof gemaakt wordt, word je niet ziek maar ben je immun voor deze ziekte.
Ook kun je je laten vaccineren. Je krijgt dan een vaccin. Dit bevat een dode of verzwakte ziektevrwekker. Daarvoor gaan je witte bloedcellen antistoffen maken. Dit betekent dat je immuun wordt voor deze ziekteverwekker (kunstmatige immuniteit)
Sommige mensen krijgen een allergische reactie op een vaccinatie. Als je een allergie hebt ben je overgevoelig voor bepaalde stoffen Als je deze stoffen binnen krijgt, heb je een allergische reactie. Soms kunnen allergische reacties erger worden als je ze vaker krijgt. Dan kunnen bijvoorbeeld slijmvliezen opzwellen, dikke lippen krijgen, rode vlekken en je kan het benauwd krijgen. Dit is een analflactische reactie. In hele erge gevallen kunnen bloedvaten wijder worden en kan je bloeddruk dalen.
Basisstof 6
Als je bloeddruk te hoog is, kan dat gevaarlijk zijn. Je bloeddruk is de druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders. Als de wand van een slagader beschadigt raakt, kunnen er witte bloedcellen en vetachtige stoffen uit het bloed (bijvoorbeeld cholesterol) doorheen dringen. Dan hopen de stoffen zich op waardoor een verdikking ontstaat die uiteindelijk hard wordt door kalk. Dit is slagaderverkalking/ atherosclerose. Het bloedvat wordt nauwer en stijver waardoor de bloeddruk stijgt.
De slagader wordt meestal niet meteen afgesloten bij zo'n verdikking. Wel kunnen er scheurtjes ontstaan. Dan ontstaat er een bloedstolsel. Dit kan een slagader wel snel afsluiten. Ook kan er een stukkje afbreken en meegevoerd worden in het bloed. Verderop komt het in een vat waar het ninet doorheen past. Als dit in een kranslagader van het hart gebeurt, dan heeft iemand een hartaanval of een hartinfarct. Een deel van het hart krijgt dan opeens geen zuurstof meer en raakt beschadigd. Als het afgestorven deel van het hart groot is, dan is een hartinfarct meestal dodelijk.
De meeste hartpatiënten krijgen niet meteen een heel erg hartinfarct. Eerst krijgen ze een waarschuwing, angina pectoris.
Je kan bij een ernstige vernauwing van de kranslagader hem laten dotteren. Dan wordt er via een sneetje in de lies de vernauwing opgewekt met een soort ballonnetje. Ook kan er en stent worden geplaatst. Dit is een soort gaasbuisje van metaaldraad dat de vernauwde kransslagader oprekt en openhoudt.
Hart- en vaatziekten (oorzaken):
- Erfelijke factoren, kun je niks aan doen
- Stress + spanning.
Alcohol heeft een verdovende werking. alcohol komt op vrijwel alle plaatsen van het lichaam terecht. Na het drinken van alcohol heb je kans op een kater. Vaak heb je dan hoofdpijn en enorme dorst. Als je teveel alcohol drinkt, kan je bewusteloos raken. Je hetb dan een alcoholvergiftiging. Bij bingedrinking is het risivo op een alcoholvergiftiging erg groot. Je krijgt dan in een korte tijd een grote hoeveelheid alcohol binnen.
Lange termijn effecten alcoholgebruik:
- Verstoort ontwikkeling van de hersenen
- Verstoort de balans tussen hormonen
- Lever, hersenen, maag en hartkunnen beschadigd raken.
- Geheugen en prestaties op school, werk of studie gaat achteruit.
Basisstof 7
Bij het begin van de haarvaten wordt vocht naar buiten geperst. Dit vocht bevat onder andere opgeloste zuurstof en voedingsstoffen. Dit heet weefselvloeistof. Dit bevindt zich tussen de cellen van organen. Voor een deel wordt weefselvloeistof weer opgenomen in de haarvaten. Weefselvloeistof wat niet goed wordt opgenomen in de haarvaten komt in de lymfevaten. In deze lymfevaten zit de vloeistof lymfe. Dit bestaat uit water met opgeloste stoffen en witte bloedcellen. Lymfe bevat ook een deel van de zuurstof en voedingsstoffen wat niet door de cellen is opgenomen. Lymf wordt weggevoerd van de cellen en organen.
Op bepaalde plekken in het lichaam liggen lymfeknopen. Die zuiveren de lymfe van onder andere ziekteverwekkers.
Basisstof 8.
Iedereen heeft bloed van een bepaalde bloedgroep. De indeling is gebasseerd op antigenen. Deze worden bloed-factoren genoemd. Iemand met bloedgroep A heeft anigeen A op rode bloedcellen en antigeen B op het bloedplasma, dus anti-B.
Als je bij een ongeval veel bloed verliest, kan bloed door een donor gegeven worden. Dit heet bloedtransfuse. Als bloedplasma met anti-A in contact komt, klontert het samen. De samengeklonterde bloedcellen blijven steken in de haarvaten.
REACTIES
1 seconde geleden