Deel 1 Hoofdstuk 2 Structuur in de natuur
Natuurbeheer -> richt zich op het in stand houden van zoveelmogelijk soorten organismen en hun leefomgeving
Milieubeheer -> houdt zich bezig met maatregelen ter bescherming of verbetering van het milieu van de mens
Levensgemeenschap -> alle organismen die in een gebied leven
Biotisch milieu -> elk individu wordt beinvloed door andere organismen
Abiotisch milieu -> elk individu wordt beinvloed door het niet-levende
Ecosysteem -> het geheel van een levensfemeenschap met de daarbij horende biotische en abiotische betrekkingen
Biosfeer -> alle ecosystemen of aarde
Populatie -> Alle individuen vandezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
Populatiegrootte -> Npop : Nv1 = Nv2 : Ng
Npop = totale populatie
Nv1 = Aantal individuen bij de vorige vangsten gevangen en gemerkt
Nv2 = aantal individuen bij deze vangst
Ng = aantal dieren bij deze vangst dat gemerkt is
-> Npop = (Nv1 x Nv2)/Ng
Water:
• Bouwstof voor de cellen
• Transportmedium binnen organismen
• Stevigheid van kruidachtige planten
• Scheikundige reacties in cellen
• Om de lichaamstemperatuur naar beneden te brengen
Biotische factoren:
Binnen populatie:
• territoriumgedrag ( vogels, zoogdieren )
• sociale rangorde ( bijv. ‘pikorde’ bij kippen )
• voortplantingrelatie (zoals paarvorming bij vogels )
• competitie ( om voedsel of licht )
Tussen populaties:
• predatie ( de predator en de prooi (de boomkuiper die de spin eet ))
• specialisatie ( verschillend voedsel eten of op verschillende tijden jagen )
• mutualisme ( individuen die van elkaar profiteren (via wortels bodem enz.))
• commensalisme (als het ene individu voordeel heeft van de ander zonder dat de ander er last van heeft (merelnestje in een struik))
• parasitisme (parasieten die hun voedsel uit andere organismen haalt)
• symbiose (het gedurende langere tijd samenleven van 2 verschillende soorten, met gunstige gevolgen van ten minste één van de 2.
Symbiose: mutualisme, commensalisme, parasitisme
Overleven: generalisten en specialisten
Abiotische factoren:
Temperatuur, water, licht(verlichtingssterkte en-duur), bodem(korrelgrootte,humus,vruchtbaarheid), lucht (samenstelling,wind)
De temperatuur beïnvloed de groei van planten, maar kan ook een beperkende factor zijn door bijvoorbeeld te warm of te koud.
tolerantiegrenzen - tolerantiegebied
Per abiotische factor optimumkromme met:
• minimum waarde
• optimum waarde
• maximumwaarde
• Beperkende factor
Hoofdstuk 11 leven van de zon
koolstofkringloop:
fotosynthese (6CO2+ 6H2O+ lichtenergie à C6H12O6+6O2
verbranding ( C6H12O6+6O2à6CO2+ 6H2O)
primaire productie de hoeveelheid organische stof die door organismen worden gemaakt
biomassa Alle weefsels van een plant samen
producenten het organisme dat
consumenten degene die consumeert
reducenten de uiteindelijke afvalopruimers
doordat de biomassa steeds verder afneemt ontstaat een piramide
Kringloop
• vastleggen van energie in organische stoffen
- energie wordt geleverd door de zon (fotosynthese)
- door autotrofe organismen (planten - producenten)
- opname van CO2, water en zouten (vooral nitraten)
• omzetting van organische stoffen in andere organische stoffen
- door heterotrofe organismen (dieren - consumenten)
• afbraak van organische stoffen tot anorganische stoffen door:
- consumenten - voor dissimilatie
- door reducenten (bacteriën en schimmels)
Koolstofkringloop (gebruik Binas 0f Biodata)
• CO2 vastleggen in glucose
• omzetten van glucose in andere organische stoffen
• vrijkomen van CO2 bij dissimilatie
Stikstofkringloop (gebruik Binas of Biodata)
• planten nemen nitraten op uit de bodem
• maken aminozuren --> eiwitten
• dieren eten planten
• rottingsbacteriën breken dode organismen en resten van organismen af --> ammoniak ontstaat
nitrificerende bacteriën (nitriet- en nitraatbacteriën) zetten ammoniak om in nitraten
verstoorde evenwicht:
koolstofreservoirs ( atmosfeer, oceanen, land )
broeikaseffect
REACTIES
1 seconde geleden