Het geheugen in relatie tot het bewustzijn en intelligentie.
Wat heeft u gisteravond gegeten? De meeste mensen kunnen dat na enkele seconden uit het geheugen halen. Maar hoe doen wij dat als mensen? In deze essay wordt de vraag beantwoord: Wat is de relatie van het geheugen tot begrippen als bewustzijn en intelligentie? In de komende alinea wordt er eerst uitgelegd wat geheugen is. Daarna wordt er gekeken of er een verband is tussen het bewustzijn en het geheugen. Vervolgens wordt er een verband gelegd tussen intelligentie en het geheugen. Tot slot wordt er in de conclusie antwoord op de vraag gegeven.
Geheugen is de capaciteit van het zenuwstelsel om vaardigheden en kennis te verwerven en te behouden (Gazingga 2010A). Henry Molaison was een van de belangrijkste mensen in de studie van het geheugen. Henry Molaison (H.M) was een pseudoniem omdat zijn privacy gewaarborgd moest blijven. H.M had last van epilepsie aanvallen en een normaal leven kon hij hierdoor niet meer leiden. Daarom werd hij geopereerd aan zijn temporale kwab, omdat daar de epilepsie aanvallen begonnen. Na de operatie in 1953 bleek ook dat zijn hippocampus was weggesneden. Hierdoor kon hij geen nieuwe verbale lange termijn herinneringen meer opslaan, desondanks was er zonder de hippocampus niks mis met zijn korte termijn geheugen. Door H.M kan de conclusie getrokken worden dat de hippocampus de poort is tussen het korte termijn geheugen en het lange termijn geheugen. (Gazingga 2010A).
Bewustzijn bestaat uit subjectieve ervaringen van moment tot moment. Zoals het reflecteren van je eigen gedachten of aandacht geven aan je directe omgeving(Gazingga 2010A) Er zijn volgens Gazingga (2010B) drie fases die in het geheugen proces zitten. De eerste is het ‘sensory memory’ (SM) dit is een geheugen dat maar een fractie van een seconden in je hersenen blijft zitten. Het is eigelijk een plaats waar men heel kort al zijn zintuiglijke waarneming opslaat. Het SM is daardoor ook sterk gebonden aan het zenuwstelsel. De mens is in de meeste omstandigheden niet bewust van het SM. De tweede fase heet het korte termijn geheugen of het werkgeheugen. Het werkgeheugen haalt zijn informatie uit het ‘Sensory memory’ en het lange termijn geheugen. Het werkgeheugen kan voor enkele seconden ongeveer zeven informatie items tegelijk onthouden. Bij het werkgeheugen is het van essentieel belang dat je bewust bent van je acties. Men kan namelijk niet een telefoon nummer leren zonder er van de bewust te zijn. Tot slot heb je het lange termijn geheugen. Dit geheugen heeft een grote capaciteit voor informatie items en de informatie items kunnen tientallen jaren opgeslagen worden. De eerste vraag in deze essay was: Wat heeft u gisteravond gegeten? Deze vraag moest u dus eerst halen uit het lange termijn geheugen en vervolgens gaf het werkgeheugen het antwoord. Bij het lange termijn geheugen moet je bij sommige situatie bewust zijn van je acties (bijvoorbeeld als je voor volgende week honderd woordjes stamt voor een examen). Maar onderbewust kan men ook dingen opslaan voor het lange termijn geheugen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het kunnen fietsen.
Intelligentie is het vermogen om kennis te gebruiken in bepaalde omstandigheden, beslissingen nemen, problemen oplossen, snel leren en aanpassen aan een verandering in je omgeving. Er zijn verschillende vormen van intelligentie, de bekendste is de academische intelligentie, maar sociale-, motorische- en emotionele intelligentie bestaan ook (Gazzinga 2010C). Bij alle vormen van intelligentie heeft men in ieder geval de ‘sensory memory’ nodig (Gazingga 2010B). De meeste mensen kijken alleen naar academische intelligentie en daar wordt alleen het werkgeheugen en het lange termijn geheugen getest. Dus iemand met een goed geheugen wordt als een intelligent iemand gezien. Al kunnen er bij deze methode vraagtekens gezet worden, zo zijn er mensen die 98% van een boek onthouden, maar wel vierentwintig uur per dag onder toezicht staan en kunnen wij die mensen als intelligent beschouwen (Gazingga 2010C)? Zo is er een verband tussen het geheugen en intelligentie maar andersom kan er ook een verband gelegd worden. Want iemand die intelligent is kan beter informatie ordenen in verschillende categorieën. Zodoende kunnen ze meer informatie in het korte termijn geheugen onthouden (Gazingga 2010B) (Gazingga 2010C). Bijvoorbeeld een persoon moet elf letters onthouden dit zijn: DEFHOBNDLAT. Een Intelligent persoon zou in zijn hoofd ‘de hond blaft’ maken. Zodoende hoeft hij maar drie informatie items te onthouden. Een minder intelligent persoon zou die categorieën niet maken en daardoor moet hij elf informatie items onthouden. Een grote kans dat de minder intelligente persoon een paar letters vergeet, omdat het werkgeheugen maar ongeveer zeven informatie items aan kan (Gazingga 2010B).
De vraag in de inleiding was: wat is de relatie van het geheugen tot begrippen als bewustzijn en intelligentie? Voor sommigen geheugen processen moet je bewust zijn. Dit geldt bijvoorbeeld bij academische intelligentie. Een goed werkend werkgeheugen is namelijk van groot belang bij het maken van een essay. Maar bij andere geheugen processen is het niet nodig om bewust te zijn. Een profwielrenner is niet bewust met het fietsen bezig, maar terug komend op intelligentie wordt hij wel als motorisch intelligent gezien (Gazingga 2010A) (Gazingga 2010B) (Gazingga 2010C). De relatie tussen het geheugen en intelligentie is eigelijk een wisselwerking. De vraag over wie het eerst kwam het kip of het ei is hierbij ook van toepassing. Want heeft iemand een goed geheugen en is die daardoor intelligent of is iemand intelligent en heeft die daardoor een goed geheugen. (Gazingga 2010C)
Woorden aantal: 900
Referentielijst
Gazzaniga, M.S & Heatherton, T.F. & Halpern, D.F. (2010). The Mind and Consciousness. Psychological Science, A, 132-177.
Gazzaniga, M.S & Heatherton, T.F. & Halpern, D.F. (2010). Attention and memory. Psychological Science, B, 278-329.
Gazzaniga, M.S & Heatherton, T.F. & Halpern, D.F. (2010). Thinking and Intelligence. Psychological Science, C, 330-377.
REACTIES
1 seconde geleden