1 Ruimtelijk gedrag en politiek
1 Het afbakenen van de gedragsruimte
Gebruiksruimte is gedragsruimte: ruimte waar mensen dagelijks gebruik van maken voor dagelijkse activiteiten.
Functionele en mentale gedragsruimte:
Functioneel: daar waar de meeste activiteiten plaatsvinden is de primaire gedragsruimte
- woon werk verplaatsing
verplaatsing voor commerciële diensten (winkel) ж
verplaatsing voor niet-commerciële diensten (school) ≈
Mentaal: binding van gebied met de mensen in dit gebied
gemeenschappelijke gewoontes en tradities (identiteit)
verbondenheid met woongebied - regionaal bewustzijn
exclusiviteit - uitsluiten van andere groepen.
1 Ontwikkeling in het wonen:
suburbanisatie: van stad naar dorp afstand tussen wonen en werken neemt toe
2 Ontwikkeling in het werken:
- bedrijven trekken naar stadsrand - ruimtelijk uitschuifproces
- minder verkeer naar de centrale stad
- nieuwe communicatie zorgt voor langere afstanden woon-werk
Verzorgingsgebied dienstverlener:
- drempelwaarde= minimam aantal klanten.
- draagvlak= omzet uitgedrukt in aantal klanten
- verzorgingsgebied = gebied waar de klant vandaan komt
Spreidingspatroon van centrale plaats:
- ruimtelijk spreidingspatroon van diensten gekoppeld aan nederzettingen/ centrale plaatsen.
- verzorgingsgebied van een stad groter dan een dorp
ж Gedragsruimte van commerciële diensten:
- reikwijdte: afstand die de klant wil afleggen voor een dienst
- aantal keren dat je van een dienst gebruik maakt - frequentie
≈niet commerciële diensten (non profit) : winst is geen hoofddoel
- prijs beïnvloed door de overheid
- rayon werkterrein van niet commerciële diensten
- gedragsruimte wordt door de rayon bepaald, een verandering hierin kan worden veroorzaakt door gemeentelijke herindeling.
2 De politiek-ruimtelijke organisatie
Politiek ruimtelijke organisatie: indeling van een land in gebieden met eigen bestuur.
Rijk/ Provincie/ Gemeenten
Gedecideerde eenheidsstaat: (Thorbecke) provincies en gemeenten kregen taken voor eigen gebied
Gemeente wordt bestuurd door: gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders. (om de 4 jaar nieuw gemeenteraad)
1960: gedragsruimte van mensen werd steeds minder synchroon met politiek-ruimtelijke grenzen.
- nieuwe samenwerkingsverbanden: stadsgewesten.
- gemeentelijke herindeling: grotere steden en ontwikkeling van stadsprovincies.
Nu: politiek ruimtelijke schaalvergroting.
De wet op Ruimtelijke ordening: spelregels om belangentegenstellingen te beheersen.
Streekplan: langetermijnplan voor de inrichting van ruimte en provincie.
Structuurplan: uitwerken van het streekplan in grote lijnen.
Bestemmingplan: geen het plan een wettelijke status en wordt in detail uitgewerkt.
Stedelijkheid: de dichtheid van de menselijke activiteiten.
Omgevingsadressendichtheid: alle woningen, scholen, winkels etc., hoe dicht liggen deze bij elkaar, hoe dichter dit bij elkaar licht des te groter is het aantal is het aantel menselijke activiteiten.
4 fasen bij de groei van Nederlandse steden:
1: compacte stad, historische stadscentrum + uitbreiding van de 1900
2: agglomeratie: aangroeien van aangrenzende gemeenten aan de stad.
3: suburbanisatie: mensen vermaken zich in het centrum wonen in aanliggende gemeenten, kernstad is de gedragruimte van deze mensen. (stadsgewest)
4: stedelijke zone: steden en stadsgewesten vormen een functioneel geheel. (bv de Randstad)
Motieven voor gemeentevergroting:
1: meer mensen: groter ambtelijke apparaat en bestuurskracht.
2: in kleine gemeenten is de drempelwaarde van basisvoorzieningen tegen te hoge kosten gehaald. (dure winkels) meer voorzieningen.
3. kostenbesparing (minder ambtenaren)
4. steden krijgen meer goedkopere grond
5. hoge inkomen nodig van kleine gemeenten(stad is vaak minimumloon)
Problemen van de grote steden:
- stad kan geen bovengemeentelijke problemen aanpakken (beperking)
- concurrentie met andere EU steden, moeilijk om handel, industrie aan te trekken. (ruimtegebrek)
- rijke burgers laten de grote stad achter
3 Wanneer is de gemeentelijke herindeling een succes?
De eerste vraag voor dit antwoord: Heeft de nieuwe gemeente meer bestuurs/daadkracht?
Succes is af te leiden uit: -oplossingen van problemen
- vinden van goeie bouwlocaties
- aantrekken van bedrijven
- goede openbare voorzieningen
- infrastructuur verbetering
De tweede vraag voor dit antwoord: Is een gemeentelijke herindeling meer succesvol als het samenvalt met de primaire functionele gedragsruimte? (vaak is het antwoord “ja”) ze verliezen autonomie het gaat ze meer geld kosten voor iets waar ze voorheen gratis van profiteerden.
* Leidt de herindeling tot kwaliteitsverbetering van de diensten?
- Diensten kunnen alleen bestaan als er sprake is van voldoende klanten (station, vervoer).
*Valt de gemeentegrens samen met mentale gedragsruimte van mensen?
- herindeling is succesvoller als deze samenvalt met de mentale gedragsruimte van mensen
2 Economie en politiek-ruimtelijke organisatie
1 Is Nederland deel van Europa?
TEN: Trans-Europese Netwerken - bevordert de Europese integratie/eenwording. Het gaat om vervoer/energie en telecommunicatie. (bevordert het verkeer van goederen en personen)
Door goedkope en makkelijke vervoersmiddelen neemt de relatieve afstand af. Er is sprake van een eenwording van Europa. Dit ontstaat door integratie: meer relaties (verbindingen) met elkaar. Meer samenhang met elkaar Op economisch/cultureel en politiek gebied
EU werd in 1958 opgericht, het doel was: een gemeenschappelijke markt met (vrij verkeer van goederen/diensten/personen en kapitaal)
2 kenmerkende ontwikkelingen van integratieproces:
1: uitbreiding van het samenwerkingsverband
- associatieverdragen: EU geeft steun voor economische en financiële hervorming
2: intensivering van de integratie
- versterking van handelsrelaties en investeringen
Door minder handelsbelemmeringen neemt de concurrentie toe. Landen profiteren van onderlinge verschillen: grondstof/ klimaat/ arbeidskosten/ kennis/ technologie met verschillende prijzen. Comparatief voordeel: land produceert goederen die in verhouding goedkoper gemaakt kunnen worden in vergelijking met andere producten.
Regionale specialisatie: het land benut zijn beste mogelijkheden.
Concurrentiekracht (positie van product op de markt. De 5 factoren:
productiefactoren
ondernemingsgeest (internationale gerichtheid en samenwerking)
marktorganisatie (afzet, wie doet wat)
overheid (maatregelen ontwikkelen afremmen concurrentie vb belastingen)
toevalsfactoren (onvoorspelbaar vb koerswisseling/politiek/ oorlog)
NL is gespecialiseerd in tuinbouw, concurrent: Marokko, Spanje. Tot 1993 was er een opslag voor Spanje om zijn producten af te zetten in de EU. Marokko kreeg toegang op grond van politieke overeenkomsten. NL is qua prijsstelling in vergelijking met Spanje en Marokko niet in een gunstige positie. NL is binnen de tuinbouw het enige land dat zijn concurrentiekracht ontleent aan allerlei innovaties.
2 Samenwerking of protectie?
4 doelstellingen GLB:
1. Productiviteitsverhoging: grond,kapitaal en arbeid zo goed mogelijk gebruiken
schaalvergroting (meer opbrengst, lage kosten)
2. Inkomens boer: iedereen zekerheid van levensstandaard - inkomenspariteit
3. Evenwicht V&A van landbouwproducten: stabiele landbouwprijzen
4. Goed voedsel tegen redelijke prijs, veiligstellen voedselvoorziening consument.
Ruimtelijke Ordening
5.5
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden