Samenvatting AK paragraaf 5 t/m 8
Paragraaf 5: De rol motoren achter globalisering
- Technologische veranderingen hebben ervoor gezorgd dat de relatieve afstand verkost wordt en dus de bereikbaarheid vergroot.
- Die veranderingen zijn:
- Transport
- Informatietechnologie ( communicatie- + informatietechnologie)
- Kwaliteit van informatie-infrastructuur is belangrijk voor vestiging van bedrijven
- De productlevenscyclus wordt steeds korter, doordat concurrenten met nieuwe producten op de markt komen.
- Research en Development (R&D)
- Bedrijven gaan strategische allianties aan, om de hoge kosten van R&D bij nieuwe producten te delen en het risico te spreiden.
- *Introductiefase: productie in moederland
* Expansiefase: Nieuwe afzetmarkten, buitenlandse productievestiging, nieuwe concurrenten, massaproductie en automatisering.
* Verzadigingsfase / Rijpheidsfase: Thuismarkt is verzadigd. Afzet in buitenland vergroten. Minder export moederland.
* Teruggangsfase: Vraag naar product daalt, productie in moederland daalt. Productie wordt verplaatst naar het buitenland.
- Fordisme: Met lopende banden routinehandelingen verrichten
- Massaproductie gebeurt vaak door verticaal georganiseerde bedrijven; zij hebben alle onderdelen voor de productie zelf in huis.
- Postfordime: Robotisering
- Meer toeleveranciers. Die nemen ieder een deel van de productie voor hun rekening.
- Gevolg: Flexibilisering van de productie. Dat maakt het mogelijk om snel in te spelen op veranderend consumentengedrag.
- Kondratiev-golven: Recessie, depressie, herstel.
- Technologische paradigma: De technologische ontwikkeling die de basis vormt voor de opkomst van een nieuwe golf.
- Kenmerken MNO’s:
* Grote knowhow en veel kapitaal
* Strategisch handelen
- Motieven strategisch handelen:
* Het verwerven van nieuwe kennis of meer kapitaal
* Het vergroten van de markt
* Greep krijgen op de toevoer van grondstoffen en hulpstoffen
* Het verlagen van de loonkosten
* Het behalen van belastingvoordelen
- Winst kan vergroot worden door de opbrengsten te verhogen of de kosten te verlagen. Dit kan door:
* Schaalvergroting: Meer van hetzelfde tegen lagere kosten
* Specialisatie: Vergroting van de toegevoegde waarde per eenheid product
- Variabele kosten: De kosten die direct afhankelijk zijn van de omvang van de productie
- Vaste kosten: Kosten die toch gemaakt moeten worden
- Productieketen: Alle deelactiviteiten die samen nodig zijn voor de productie en verkoop van goederen en diensten.
- Hoofdvormen internationalisering bedrijven:
* Uitbouw nevenvestigingen
* Internationale subcontracting: Productie wordt uitbesteed aan andere bedrijven elders in de wereld
* Strategische Alliantie
Paragraaf 6: De rol van de staat bij globalisering
- Voordelen globalisering:
* Landen komen door handel in het bezit van goederen die ze zelf niet produceren.
* Landen kunnen door de wereldhandel hun comparatief voordeel benutten. Dit betekent dat landen gaan doen waarin ze goed zijn en wat ze het goedkoopst kunnen produceren.
* Door de concurrentie op de internationale markt ontstaan er in landen prikkels om betere en goedkopere producten te leveren
* Door zich te specialiseren en te richten op de internationale markt zal een land meer kunnen produceren en meer verhandelen. Men kan zo profiteren van de schaalvoordelen, waardoor de kosten per eenheid per product dalen.
- Nadelen globalisering:
* Concurrentie met winnaars en verliezers: Zwakkere landen kunnen niet concurreren met de sterke en machtige landen. Ruilvoetverslechtering is het gevolg. Door stijging moeten ze steeds meer grondstoffen en agrarische producten uitvoeren om deze te kunnen betalen.
* Nadelige gevolgen voor het milieu.
* Mensenrechten in de knel: Slechte arbeidsomstandigheden in lagelonenlanden. (Kinderarbeid)
- Maatregelen om buitenlandse bedrijven aan te trekken:
* Het geven van belastingvoordelen en investeringssubsidies. Het instellen van vrijhandelszones waar belastingvrij kan worden gehandeld. Export processingzones: Kleine gebieden in een land, met gunstige investeringssubsidies en handelsvoorwaarden die bedoeld zijn om exportgeoriënteerde industrie aan te trekken.
* Het zorgen voor goede fysieke infrastructuur. (Wegen, spoorlijnen, enz.)
* Het zorgen voor een goede informatie-infrastructuur.
* Het zorgen voor een goede sociale infrastructuur. (Onderwijs, gezondheidszorg)
* Niet te hoge loonkosten.
* Het beperken van vakbondsactiviteiten. ( Geen arbeidsonrust)
* Het stellen van weinig milieueisen aan bedrijven.
- Oplossing voor de nadelige gevolgen van globalisering;
* Protectie: het beschermen van sectoren van de eigen economie door het opwerpen van allerlei handelsbelemmeringen voor buitenlandse goederen en diensten
* Strenge milieuwetten: Bedrijven die veel vervuilen tegen houden.
* Goede sociale wetgeving: Slechte arbeidsomstandigheden voorkomen.
- Soorten internationale organisaties:
* Internationale overheidsorganisaties: VN
* Internationale niet-overheidsorganisaties: NGO’s: Greenpeace, Amnesty International.
* Internationaal georganiseerde religies: Rooms-katholicisme en de islam.
- Internationale overheidsorganisaties die globalisering bevorderen:
* De Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Doel: Wisselkoersen tussen de munten te stabiliseren en de handel stimuleren
* De WTO (World Trade Organisation / Wereldhandelsorganisatie. Doel: het vrijmaken van de wereldhandel door het weghalen van de belemmeringen als importheffingen en handelsdiscriminatie.
* NAFTA: Samenwerking tussen de VS, Canada en Mexico.
- Internationale organisaties die globalisering verzachten:
* UNCTAD komt op voor handelsbelangen van de ontwikkelingslanden.
* UNEP het milieuprogramma van de VN. Doel: Komen tot duurzame ontwikkelingen ten aanzien van het milieu.
Paragraaf 7: Globalisering en cultuur
- Cultuur: Datgene wat mensen in een bepaalde gemeenschap met elkaar gemeen hebben aan waarden, gewoonten en opvattingen. (Wat mensen denken, hebben en doen)
- Aspecten van cultuur:
* Geestelijke aspecten: Godsdienst, normen en waarden.
* Materiële aspecten: de bestaanswijze van mensen, zoals deze tot uiting komt in het soort landbouw, het soort industrie en het soort diensten. Inrichting van het landschap. (Cultuurlandschap)
- Door de ontwikkelingen in de informatietechnologie leven we nu in een soort mondiale communicatiegemeenschap.
- Assimilatie: een aanpassing van mensen aan een gemeenschappelijke mondiale cultuur.
- De kern van zo’n gemeenschappelijke cultuur kan worden gevormd door een dominante cultuur, bijvoorbeeld de westerse of de Amerikaanse.
- Amerikanisering: overname van gewoonten en gebruiken uit vooral de Amerikaanse cultuur.
- Lingua Franca: Engels is de universeel functionerende taal van de wereld.
- Een wezenlijk element van cultuur is hoe mensen over voortplanting eb zaken van geboorte en sterfte denken.
- Demografische transitiemodel: Laat zien hoe in een land de verhouding tussen geboorten en sterftegevallen in de loop der tijd verandert.
Paragraaf 8: Wat is de tussenstand van globalisering – indicatoren om landen te vergelijken
- Indicatoren waarop we moeten letten als we landen onderling willen vergelijken wat betreft hun ontwikkeling:
1. De ligging van een gebied in een groter geheel.
2. Sociaalgeografische indicatoren
3. De relaties met andere gebieden ( Migratie, toerisme, handelsrelaties en goederenstromen)
- 10-puntenschema: Zie bron 74 in je tekstboek.
- Je werkt met het 10-puntenschema in 3 stappen:
* Stap 1: De verkenning: Probleem formuleren
* Stap 2: De analyse: Het verzamelen van gegevens en ze ordenen.
* Stap 3: De reflectie: Het geformuleerde probleem oplossen
Dit stond niet in het boek, maar waren extra aantekeningen:
- Perceptuele regio: een gebied waarvan de bewoners vinden dat het één geheel vormt (één geheel waar zij volgens hun beleving bijhoren)
- Formele Regio
- Functionele Regio
REACTIES
1 seconde geleden