Paragraaf 1 Regio in beeld: Oost- en Zuidoost-Azië
Gemeenschappelijke kenmerken tussen de 2 cultuurgebieden Oost- en Zuidoost-Azië:
- Het hoofdvoedsel is rijst. De rijst wordt verbouwd op sawa’s (akkers die onder
- water staan).
- Arbeidsintensief: Veel mensen werken op een klein stuk grond. De mensen besteden veel aandacht aan hun werk.
- Het ‘wij-gevoel’. Dat wil zeggen als je successen hebt het niet aan jezelf
maar aan je groep te danken hebt.
In Azië wonen 4 miljard mensen. Ruim de helft woont in het Oosten of in het Zuidoosten van Azië.
De bevolkingsspreiding is ongelijk. Er wonen veel mensen in het oosten van China en op Java (Indonesië).
Elk jaar komen er 15 miljoen mensen bij in Oost- en Zuidoost-Azië. In 1980 had een gezin gemiddeld 4-5 kinderen, nu 2. In China gebruiken ze de eenkindpolitiek; elk gezin mag maar 1 kind hebben
Paragraaf 2 China, de fabriek van de wereld
Tot 1980 was China communistisch. Er was geen vrijheid voor bedrijven. Alle bedrijven waren in handen van de overheid. De bedrijven kregen precies te horen wat ze moesten maken (planeconomie). Dingen uit de westerse cultuur waren helemaal verboden.
Na 1980 is dat veranderd. De regering zag dat het in buurlanden als Japan en Zuid-Korea veel beter ging. In die landen bepalen de bedrijven zelf wat ze maken (vrijemarkteconomie). In China namen ze dat systeem over in 5 gebieden. Je noemt die gebieden SEZ’s (Speciale Economische Zones). Later kwamen er nog meer SEZ’s bij. Eerst vooral langs de oostkust, later ook in het binnenland
Multinational: (Multi= veel; natie= land) een bedrijf met een hoofdkantoor in 1 land met vestingen over de hele wereld (zoals Nike, Apple, Adidas). Veel multinationals willen zich in China vestigen. Redens:
- Hardwerkende arbeiders.
- Goedkope grond.
- Lage lonen.
- Weinig belastingen.
- Vrijheid om mensen te ontslaan of aan te nemen.
De ontwerpen van producten komen meestal uit westerse landen. Het product wordt meestal gemaakt in lagelonenlanden als China. Ze worden dan geëxporteerd (uitgevoerd). In China komen er per dag 12.500 auto’s bij.
Paragraaf 3 Globalisering en ongelijkheid
In 1908 woonde 4 op 5 Chinezen op het platteland. Sindsdien zijn er 300 miljoen migranten naar de stad verhuisd. Het urbanisatietempo is hoog. De Chinese regering ziet in urbanisatie de manier om China te ontwikkelen. Hele wijken gaan soms plat om ‘luxe’ flats te bouwen met een eigen wc, douche, airco en/of verwarming.
Redens om weg te gaan uit het platteland:
- Weinig toekomst voor de kinderen.
- Lage lonen.
- Armoede.
Redens om naar de stad te gaan:
- Moderner.
- Hogere lonen.
- Veel werk.
Basisboekteksten:
B51 Klimaat van Köppen
- Tropisch regenklimaat
- Droog klimaat
- Zeeklimaat (maritiem klimaat)
- Landklimaat (continentaal klimaat)
- Koud klimaat
Bij elk klimaat kan je weer extra letters toevoegen.
Bij B:
BW: droog woestijn klimaat
BS: droog steppeklimaat
Bij A, B en C
f = fehlt (= ontbreekt): droge tijd ontbreekt; neerslag in alle jaargetijden.
s = sommer: droge tijd in de zomer
w = winter: droge tijd in de winter
Bij E:
F = (eeuwige) sneeuw in poolgebieden
H = (eeuwige) sneeuw in hooggebergte
T = toendra.
B112 Bevolkingsdiagram
Een bevolkingdiagram is een staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking. Piramide: Snelle groei Granaat: langzame groei
B190 Globalisering
Globalisering: het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, geld, goederen en informatie.
B117 Immigratie en emigratie
Migratie heeft 2 hoofdvormen: buitenlandse en binnenlandse migratie.
Buitenlandse migratie: verhuizen naar het buitenland.
Emigratie: het verlaten van het land.
Immigratie: het binnenkomen van een land.
Pushfactoren (afstotingsfactoren): Redenen om te vertrekken
Pullfactoren (aantrekkingsfactoren) : Redenen die een ander gebied
aantrekkelijk maken.
B184 Het percentage stedeling
Urbanisatiegraad: het percentage stedelingen.
Ruaal-urbane migratie: migratie van platteland naar de stad.
REACTIES
1 seconde geleden