Hoofdstuk 4

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1397 woorden
  • 18 mei 2010
  • 71 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
71 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Studeer met een open blik

Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.

Meld je aan voor de Open Dag

HOOFDSTUK 4: AZIË EN GLOBALISERING
§ 13 VERANDERING OP HET PLATTELAND
In 1970 was er een tekort aan voedsel voor de snelgroeiende bevolking van Azië. Er is veel veranderd.
Natte rijstbouw:
De rijst wordt verbouwt op sawa’s: akkers die onder water staan. Dat heet ook wel natte rijstbouw. De grond wordt erg arbeidsintensief bewerkt. Er werken dus op een stukje grond heel veel mensen. Zo kan een boer 3 keer per jaar oogst van het land hebben.
Door een externe oorzaak werd de rijstproductie in Azië meer dan verdubbeld. De westerse onderzoeksinstituten ontwikkelden rijstsoorten die sneller groeiden. Er werden meer oogsten van het land gehaald. Dit was de groene revolutie.
De groene revolutie heeft twee gevolgen:
- De boeren gebruikten voor de groene revolutie de rijst voor eigen consumptie. Ze waren zelfverzorgend. Nu gaat meer dan de helft naar de markt waar de boeren zaden van kopen. Er zijn commerciële boeren. Die verandering noem je commercialisering.
- Veel werk van mensen en dieren worden overgenomen door machines. Dat noem je mechanisering.
Welvaart en bevolkingsgroei:
Op het platteland is de bevolkingsdichtheid erg hoog. De regeringen doen er alles aan om de bevolkingsgroei te remmen. Overal zijn bureaus voor family-planning. De voprlichting over geboortebeperking is een succes. Veel gezinnen gebruiken voorbehoedsmiddelen en het aantal kinderen per gezin is flink gedaald.
Omdat de welvaart flink is gestegen kunnen ook kinderen naar school gaan. De landbouw brengt veel op en ook buiten de landbouw is er veel werk. Maar toch kunnen ze niet veel verder studeren omdat het gewoon erg duur is. Gezinnen met 2 kinderen kunnen dat misschien nog betalen maar grotere gezinnen niet meer.

B51 KLIMAATSYSTEEM VAN KÖPPEN:
Zone A: tropische vegetatie met als meest kenmerkende boom de kokospalm.
Zone B: woestijnvegetatie.
Zone C: gebied met loofbomen.
Zone D: gebied met naaldbomen.
Zone E: gebied met toendra’s of eeuwig ijs.
Elk klimaat kan weer onderverdeeld worden.
B-klimaat is droog. Zeer droog woestijnklimaat is BW en een iets minder droog steppeklimaat is BS. Achter B komt altijd een hoofdletter.
Achter A, C en D komt een kleine letter. Die zeggen iets over de droge tijd.
1 f=felt (=ontbreekt) Een droge tijd ontbreekt; er valt neerslag in alle jaargetijden.
2 s=Sommer De droge tijd valt in de zomer.
3 w=Winter De droge tijd valt in de winter.

B96 AANTAL, SPREIDING EN DICHTHEID:
Voor de inrichting van een gebied maakt het aantal inwoners veel uit. Daarom is het belangrijk om van een land het aantal inwoners te weten, maar ook over de dichtheid en spreiding.
De bevolkingsdichtheid is het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer. (Inwoners:oppervlakte).
Als je naar de bevolkingsdichtheid kijkt zijn er veel verschillen. Om sommige plaatsen wonen veel mensen op een hoop. Zo’n ophoping noem je bevolkingsconcentratie. Bijvoorbeeld een stad.
Natte rijstbouw Rijst wordt verbouwd op akkers die onder water staan (sawa’s)
Arbeidsintensief Op één stukje grond werken veel mensen
Groene Revolutie Omwenteling op het Aziatische platteland wegens de invoering van nieuwe rijstsoorten die sneller groeiden
Commercialisering Boeren die commerciël worden en dus een deel van hun oogst op de markt kunnen verkopen.
Mechanisering Machines vervangen de arbeid van mensen en dieren
Family-planning Bureaus die inlichtingen geven over geboortebeperking
Sawa Akkers die onder water staan
Zelfvoorzienend Boeren die hun (rijst)opbrengst voor eigen consumptie gebruiken
Bevolkingsdichtheid Het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer
Bevolkingsconcentratie Een ophoping van mensen in een bepaald gebied

§ 14 ´BOOMING´ CHINA, EEN AZIATISCHE TIJGER
Economische vrijheid:
Tot 1980 was China een fanatiek communistisch land. Aan het hoofd stond de dictator Mao Ze Dong. Hij duldde geen vrijheid voor mensen en bedrijven. De westerse cultuur en bedrijven waren in China verboden. Zijn opvolger keek er heel anders tegenaan. Hij zag dat is kapitalistische landen als de VS en Japan economisch veel beter ging. Daarom besloot hij in 1980 om in China de politiek van het communisme te combineren met de economie van het kapitalisme, de vrijemarkteconomie. Daarom opende hij de deuren van bedrijven uit het westen. De economische vrijheid werd alleen toegestaan in vijf gebieden in China, de speciale economische zones(SEZ). Er kwamen ook een aantal open steden.
De buitenlandse bedrijven konden nu zelf beslissen over hun bedrijven en dat was gunstig: hardwerkende arbeiders, lage lonen, goedkope grond, lage belastingen en veel vrijheid om mensen aan te nemen en te ontslaan.
Maar de economische vrijheid betekent nog geen politieke vrijheid. De regering is hard en duidelijk en de Chinezen mogen nog steeds niet zeggen wat ze willen.

Oude tijger en nieuwe tijgers:
Heel lang was er in Azië één industrieland: Japan. Maar er zijn er vier bijgekomen. Zuid-Korea, Taiwan, Singapore en Hongkong. Die vier landen noemen we de nieuwe tijgers, vanwege hun snelle economische groei. Maar er komen steeds meer tijgers aan zoals China.
Bij de industrialisatie van tijgerlanden ligt de nadruk op export, bijvoorbeeld kleding.
De export richt zich niet alleen op rijke landen in Europa en Noord-Amerika. Een deel van de productie wordt in Azië zelf verkocht. Maar ook binnen de tijgerlanden groeit de markt. Er ontstaat een koopkrachtige middenklasse.
Global shift:
De opkomst van de nieuwe tijgerlanden heeft gevolgen op mondiale schaal. Vroeger was Europa het middelpunt in de wereld. In de 20e eeuw schoof de economische en de politieke macht richting het westen naar de VS. Nu schuift het op naar de landen rondom de oceaan. Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld noem je Global shift.
B161 ONTWIKKELDE LANDEN EN ONTWIKKELINGSLANDEN:
Landen met een laag ontwikkelingspijl heten ontwikkelingslanden. Landen met een hoog ontwikkelingspeil ontwikkelde landen.
Laag ontwikkelingspeil Hoog ontwikkelingspeil
Minder ontwikkelde gebieden Meer ontwikkelde gebieden
Ontwikkelingslanden Ontwikkelde landen
Arme landen Rijke landen
Derde wereld Industrielanden
Het Zuiden Het Noorden

B184 MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN:
Multinationals zijn bedrijven met vestigingen in verschillende landen bijvoorbeeld Macdonald´s.
Ze houden zich vooral bezig met de productie van goederen zoals computers. Maar het zijn niet alleen industriële bedrijven. Er zijn ook MNO’s in de dienstverlening zoals banken- en verzekeringsmaatschappijen.
Wereldwijd zijn ruim 37.000 multinationals die beschikken over Kennis en Kapitaal. De keuze voor de vestiging in een bepaald land hangt af van economische(hoogte van de lonen en opleiding van het personeel) en politieke(wetten, regels en medewerking van de overheid van het land van de vestiging) factoren.

B185 GLOBALISERING:
Voorbeelden van globalisering of mondialisering zijn bijvoorbeeld je kleren uit Azië. Globalisering is het steeds doorgaande proces van internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën.
De belangrijkste kracht hierbij is economie. Bedrijven gaan door het afbreken van tariefmuren steeds meer concurreren. Om zo goedkoop mogelijk te produceren plaatsen ze een deel van de productie over naar ontwikkelingslanden, omdat de lonen hier lager zijn.
De globalisering zorgt voor een sterke groei van het goederenvervoer. Er bestaat geen auto meer uit alleen Japan. Er zit wel een onderdeel in van een ander land. Door technologische ontwikkelingen is er sneller en beter transport over de hele wereld mogelijk. Bijvoorbeeld containers die makkelijk op een boot passen of via de e-mail met computers.
De globalisering beperkt zich niet tot de economie. In toenemende maten beïnvloeden culturen elkaar. Op politiek en sociaal gebied worden ideeën uitgewisseld en toegepast. De aarde wordt daarom ook wel ‘Global village’ genoemd.
B186 INTERNATIONALE ARBEIDSVERDELING:
Door de globalisering ontstaat er een internationale arbeidsverdeling. De multinationale ondernemingen hebben vaak drie afdelingen: het hoofdkantoor, de onderzoeksafdeling en de fabrieken. Het hoofdkantoor en de onderzoeksafdeling staan meestal in een ontwikkeld land(centrum). Maar de productie is overgeplaatst naar ontwikkelingslanden(periferie). Zo ontstonden kop-staartbedrijven.
De lage arbeidskosten zijn hier meestal het de belangrijkste oorzaak voor. De multinationale ondernemingen hebben gezorgd voor een regionale specialisatie.
Nieuwe tijgers Nieuwe industrielanden met een snelle economische groei
Global shift Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld
NIL Nieuw industrieland
NIC Newly industrialized country
Multinationale onderneming Bedrijven met vestigingen in verschillende landen.
Multinational Bedrijven met vestigingen in verschillende landen.
Globalisering Het steeds doorgaande proces van internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën.
Mondialisering Het steeds doorgaande proces van internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën.
Internationale arbeidsverdeling Dat een bedrijf in ander land zit dan waar het product gemaakt wordt.
Regionale specialisatie Dat een product in verschillende landen gemaakt wordt.
Communisme De productie wordt centraal geleid door de staat
Kapitalisme De productie wordt geleid door particuliere ondernemers
Vrijemarkteconomie Het kapitalistische productiesysteem
Vestigingsplaats Plaats waar een bedrijf zich vestigt
Ontwikkelde landen Landen waar mensen een goed huis, goed eten en een goede opleiding hebben. De mensen kunnen ook naar een dokter
Ontwikkelingslanden Landen waar mensen slechte huizen hebben, geen goed of geen eten hebben, geen scholen en geen dokters zijn

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.