4.1 A
Het landschap is het uiterlijk van een gebied. Dus dat wat je ziet als je om je heen kijkt.
bouwstenen zijn onderdelen waar het landschap in opgebouwd is.
Er zijn 2 soorten bouwstenen:
-natuurlijke bouwstenen
- Menselijke bouwstenen.
Natuurlijke bouwstenen: onderdelen van een landschap die zijn ontstaan door de natuur. (hoogteverschillen/hoogteligging. Ook verschillen in zandsoorten zoals zand/klei.)
Menselijke bouwstenen: onderdelen van een landschap die door de mens zijn gemaakt. Ook wel: inrichtingselementen. (Bijvoorbeeld: wegen/spoorlijnen/huizen/akkers/sportvelden)
B
Met kaarten en foto’s zie vaak meer van de bouwstenen van een landschap dan dat je zo om je heen kijkt.
Topografische kaarten geven een heel precies beeld van een vrij klein beeld.
Het is een grootschalige kaart. Dat wil zeggen dat het niet l te sterk verkleind is. (meestal schaal van 1:25000/1:50000. Het is dus 25000/50000keer verkleind. Er staan veel wegen en grote gebouwen op. Informatie (& legenda) staat aangegeven met: kleuren, tekens, getallen, lijnen en woorden.
Een kleinschalige kaart is een kaart die sterk verkleind is, bijvoorbeeld een wereldkaart.
8 BOUWSTENEN
1. Wat is de grondsoort?
zand, klei, löss, veen.
2. Hoe hoog ligt het landschap?
hoogte geef je in meters boven (+) of onder (-) NAP. (Nieuw Amsterdams Peil) Je kunt dat zien aan de kleuren of hoogtecijfers.
3. Is er veel of weinig hoogteverschil?
Aan hoogtecijfers, kleuren of hoogtelijnen zie je of een gebied veel hoogteverschillen of reliëf kent. Maar het kan ook zijn dat het vlak is.
4. Hoe is de bewoning gespreid?
Wonen de mensen in boerderijen (verspreid) of dicht op elkaar in een dorp of stad. Is het gebied dicht- of dunbevolkt?
5. Hoe is het grondgebruik/bodemgebruik?
Is er landbouw, natuur, bebouwd gebied, industrie- en havengebied of water?
Bij landbouw hoort: grasland, akkerland, tuinbouw (en soms bosbouw). Bosbouw hoort meestal bij natuur, net als heide, strand en duinen.
6. Hoe is de kavelvorm?
Verkaveling: De verdeling van de grond in stukken. Rechthoekig/vierkant/onregelmatig.
7. Is het gebied open of gesloten?
Open: Je kunt ver kijken.
Gesloten: Vaak veel bomen.
8. Hoe is de infrastructuur?
= hoe lopen de verbindingen in een gebied? Rechte of met bochten wegen/spoorlijnen.
4.2 A
Je kunt Nederland verdelen in drie stukken: Hoog-Nederland, Laag-Nederland en de kust.
Het oosten & zuiden van Nederland ligt hoger dan +1 NAP. Dat is dus hoog-Nederland.
Landschappen in Nederland noem je vaak naar grondsoort. Hoog-Nederland bestaat voor een groot deel uit zand. Er is ook best veel hoogveen, rivierklei en löss.
4 landschappen in Hoog-Nederland. Met hun meest opvallende bouwstenen
1. Zand landschappen
Bouwstenen:
1. Grondsoort: zand
2. hoogte: +1m NAP tot +100m NAP
3. Hoogteverschillen: Vlak tot heuvelachtig.
4. Bewoning gespreid: ?
5. grondgebruik: veel afwisseling. Akkerland & grasland, maar ook natuur (bos & heide)
6. Kavelvorm: ?
7. open of gesloten: verschillend.
8. infrastructuur: ?
2. Rivierkleilanschappen
Bouwstenen:
1. Grondsoort: klei
2. hoogte: +1 m NAP
3. hoogteverschillen: Klein
4. Bewoning gespreid: ?
5. grondgebruik: dijken rivieren, dorpen
6. Kavelvorm: ?
7. open of gesloten: ?
8. infrastructuur: ?
3. Hoogveen landschappen
Bouwstenen:
1. Grondsoort: veen
2. hoogte: +1m NAP
3. hoogteverschillen: vlak
4. Bewoning gespreid: ?
5. grondgebruik: akkerbouw, langgerekte dorpen.
6. Kavelvorm: recht
7. open of gesloten: open
8. infrastructuur: rechte kanalen
4. Lösslandschappen
Bouwstenen:
1. Grondsoort: Löss
2. Hoogte: +1m NAP of hoger. Hoogst gelegen van H-N
3. hoogteverschillen: meer reliëf dan in andere gebieden
4. Bewoning gespreid: ?
5. grondgebruik: afwisselendst. verschillende vormen landbouw en veel natuur (bos & hellingen)
6. Kavelvorm: ?
7. open of gesloten: verschillend
8. infrastructuur: ?
B
Noord -en west- Nederland zouden zonder dijken een heel stuk overstromen. Zonder duinen ligt het gebied bijna overal lager dan +1m NAP. Dit is dus Laag-Nederland.
Hoog-Nederland bestaat vooral uit: ZAND
Laag-Nederland uit: ZEEKLEI
Kenmerken landschappen in Laag-Nederland:
- lage ligging, dijken, open & vlakke gebieden.
3 landschappen in Laag-Nederland
1. Zeekleipolders
bouwstenen:
1. Grondsoort: Klei
2. Hoogte: tussen -1m NAP & +2m NAP
3. Hoogteverschil: vlak
4. Bewoning gespreid: ?
5. Grondgebruik: akkerland, grasland
6. Kavelvorm: ?
7. open of gesloten: open
8. Infrastructuur: ?
2. Droogmakerijen
Bouwstenen:
1. grondsoort: klei
2. Hoogte: -3m NAP tot -7m NAP.
3. hoogteverschil: vlak (?) wel met dijken.
4. Bewoning gespreid: ?
5. grondgebruik: meeste akkerland, maar ook grasland
6. kavelvorm: ?
7. open of gesloten: ?
8. infrastructuur: ?
3. Laagveen landschappen
Bouwstenen:
1. Grondsoort: veen
2. Hoogte: -1 tot -2m NAP
3. Hoogteverschillen: vlak
4. Bewoning gespreid: ?
5. grondgebruik: water, grasland
6. kavelvorm: ?
7. open of gesloten: open
8. infrastructuur: ?
C
Waarom is de kust een apart gebied?
Hoog-Nederland: Veel relïef en het ligt hoog. kust ook
Laag-Nederland: Noord en west Nederland. kust ook
Samenvatting Hfd 4.3/4.4
4.3
Nederland heeft een van de jongste grond van de wereld. Deze grondsoorten zijn de laatste 2 à 3 miljoen jaar afgezet:
- Rivieren. Deze kregen veel smeltwater, zodat er veel meer water doorheen stroomde. Deze namen grind, zand en klei mee uit de bergen en legden dit neer in de zee. Dit noemen we sedimentatie. Op sommige plaatsen is dit wat meer, en op sommige plaatsen wat minder.
- Landijs. De laatste 2 à 3 jaar is veel afwisseling tussen koude en warme perioden, de ijstijden. Meer dan 100 000 jaar geleden bedekte een dikke laag landijs vanuit Scandinavië Nederland. Het ijs nam veel stenen mee, variërend van grind en veldkeien tot enorme hunebedden. Ook nam het ijs veel keileem mee. Dit bestaat vooral uit door het ijs fijngemalen stenen. Door het ijs opgeduwde heuvelruggen zijn stuwwallen.
- Wind. Na de ijstijd bouwt de wind mee aan het landschap. In Hoog-Nederland is het bovenste laagje zand vaak door de wind aangevoerd of afgezet als dekzand. De lichtste stofdeeltjes noemen we löss. Na de ijstijd werd het in Nederland warmer. Sommige delen van Nederland overstroomden, en sommige delen bleven droog. Een deel van de planten kwamen onder water te staan en afgezonderd van de lucht. De planten verrotten niet, maar veranderden langzaam in veen. Omdat het in Hoog-Nederland ligt, is het hoogveen. Zandige gebieden liggen vaak wat hoger dan kleigebieden. Na de ijstijden veranderde Laag-Nederland erg (Overstroomde). In Laag-Nederland ontstaat veen. Dit heet laagveen.
4.4
Door de mensen veranderden landschappen zijn culturele landschappen. De Hoog-Nederlandse grond is het meest geschikt voor landbouw. Vroeger werd turf gebruikt als brandstof. Dijken die op enige afstand van de rivier liggen, zijn winterdijken. Dijken die op een kleine afstand van de rivier liggen, zijn zomerdijken. Het gebied tussen de dijk en de rivier is de uiterwaard. Kwelders zijn gebieden die hoog door de zee zijn afgeslibd, maar bij extra hoge vloed wel nog kunnen overstromen. Daarom gingen mensen terpen maken. Dit zijn door de mens gemaakte woonheuvels. Een polder is een gebied met dijken, waar men de waterstand mee kan regelen. Er zijn 3 soorten polders. Zeekleipolders (landschap: open, vlak) zijn door de zee afgeslibde gebieden waar mensen dijken omheen hebben gebouwd. Een droogmakerij is een drooggemaakt meer of deel van de zee. Ook laagveen landschappen zijn veranderd. De vroegere laagveen landschappen zijn veranderd in veenpolders. Zijn ook dijken en gemalen nodig.
REACTIES
1 seconde geleden
W.
W.
wat is de betekenis van de afkorting NAP
(hoogte boven NAP)
13 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
normaal amsterdam peil
makkelijk gezegd: +1 meter NAP is de scheiding tussen hoog en laag NL.
13 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
het is egt super goed
8 jaar geleden
Antwoorden