Hoofdstuk 3, paragraaf 9

Aardrijkskunde hoofdstuk 3

Paragraaf 9: Latijns Amerika, een regio in beeld.
Latijns Amerika strekt zich uit van 32 NB tot 55 ZB. Doordat LA zo uitgestrekt is heb je heel veel verschillende landschappen. In LA zijn 3 soorten Reliëf.
1. Andes gebergte. (hoogste top 7000m)
2. plateaus en hooglanden. (hoogland van Brazilië, hoogland van Guyana,
Plateau van Patagonië)
3. Rivier bekkens. (amazone gebied) Er zijn 3 afzonderlijke laagvlakten:
• Orinocobekken
• Amazonebekken (de grootste)
• Plata-parana bekken
Vroeger bewoonden indianen LA. In sommige iets dikker-bevolkte gebieden verstedelijkte de bevolking. (Inca’s en Azteken)
Een mesties is een kind van een indiaan en een blank immigrant.

Na de ontdekking werd LA in tweeën gedeeld. (Verdrag van Tordesillas)
Het westen (50 WL) was voor de Spanjaarden en het westen voor de Portugezen. De Spanjaarden vonden veel goud en zilver en hadden indianen die voor hun konden werken. Spaanse steden werden gebouwd in dambord patroon met een “plaza mayor” met daarop de kathedraal en andere openbare gebouwen.
De Spanjaarden stuurden missionarissen het land in om de indianen te bekeren.
Veel grond werd van de indianen afgepakt en aan de Spaanse immigranten gegeven. Zo ontstonden latifundia. De andere kleine boertjes kregen minifundia. In LA is veel extensieve veeteelt.
De Portugezen vonden geen zilver en goud. Ze hadden ook geen indianen. Ze breidden zich uit via de Amazone over de 50 WL naar het westen. De Portugezen verbouwen veel koffie en suiker. Ook hier is veel grootgrondbezit. In het begin kwamen maar weinig immigranten naar LA. Later kwamen meer die zich in Uruguay, Argentinië en zuid-Brazilië. Om het tekort aan arbeidskrachten te eindigen haalden ze Afrikanen. Een mulat is iemand met een Afrikaan en een blanke ouder.