Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 3 Latijns Amerika
§9 Lesboek en Basisboek
Lesboek:
Latijns Amerika is een heel groot gebied, daardoor zijn er veel verschillende landschappen en natuurlijke zones. In Latijns Amerika heb je 4 verschillende landschapsvormen deze hebben allemaal met reliëf te maken:
• Andesgebergte: Loopt vanaf het zuiden tot aan de VS De hoogste toppen zijn bijna 7 km.
• Plateaus en hooglanden: Komen op verschillende plaatsen voor. Bijv: Hoogland van Guyana.
• Rivierbekkens: liggen tussen plateaus/hoogland en het Andesgebergte. De rivieren hebben veel materiaal afgezet en zo zijn er 3 laagvlaktes ontstaan - Orinoco, Amazone, La Plata-Paranábekken.
De oorspronkelijke bewoners zijn de indianen. Het was dunbevolkt alleen waar belangrijke culturen ontstonden was er sprake van verstedelijking en was het dichterbevolkt. Sommige belangrijke culturen zijn ontstaan in bergachtig gebied. De Indiaanse bevolking heeft veel geleden aan de kolonisten. Bijvoorbeeld: geplunderd, ziektes uit Europa. Veel overgebleven indianen zijn met blanke immigranten getrouwd. Hun kinderen worden mestiezen genoemd.
Direct na de ontdekking werd het land verdeeld, een deel kreeg Spanje het andere deel kreeg Portugal. Spanje: Ze vestigde zich in Midden-Amerika en het Centrale Andesgebergte. Hier was voldoende goud en zilver te vinden en genoeg indianen als arbeidskracht. Er werd gebouwd zoals er in Spanje ook werd gebouwd. Vanuit de steden werd er bestuurd. En de bevolking was voor een groot deel rooms-katholiek en sprak Spaans. Grote stukken land werden ingepikt door de Spanjaarden. Hierop ontstonden grote bedrijven. De latifundia. Dit grootgrondbezit bestaat nog steeds alleen voor extensieve veeteelt. De rest van de boeren bevolking heeft een klein landbouwbedrijf de minifundia of is landloos.
Portugal: Portugal had pech met de land verdeling want in hun deel was weinig edele metalen en er woonde weinig indianen als arbeidskracht. Maar op zoek naar goud stolen ze stukken grond van de Spanjaarden waardoor ze later bijna de helft van Latijns Amerika in bezit hadden. De Portugezen stichtten ook veel plantages om hierop suiker en koffie te verbouwen. Eerst kwamen er amper immigranten naar Latijns Amerika dat kwam omdat Spanje en Portugal een kleine bevolking hadden. Later kwamen er vele naar Latijns Amerika.
Omdat Spanje en Portugal te weinig arbeiders hadden haalden ze hun arbeiders uit Afrika. Een kind van een zwart iemand en een blank iemand wordt een mulat genoemd (Meervoud: Mulatten).
Basisboek:
B42: Op de aardbol liggen er 3 luchtstreken onder elkaar: Polen Gematigde zone en de tropen. Deze zones noem je luchtstreken. Je kunt luchtstreken begrenzen met breedtecirkels: Bij de evenaar is het 12 maanden per jaar warm - tropen. Als je naar de polen gaat kom je door de gematigde zone deze begint bij 23.5 NB/ZB deze cirkels noem je de keerkringen. Als nog verder naar boven/naar onder gaat kom je bij de poolstreken. Beginnen bij 66.5 NB/ZB - dit zijn de poolcirkels.
B51: Het klimaatsysteem van Köppen:
A: tropische vegetatie - kokospalm - door temperatuur
B: Woestijnvegetatie
C: Gebied met loofbomen - door temperatuur
D: Gebied met naaldbomen - door temperatuur
E: Gebied met Toendra of eeuwig ijs. - door temperatuur
f: fehlt- er is altijd regen geen droge tijd
s: sommer- droge tijd in de zomer
w: Winter- droge tijd in de winter
B52: Tussen A en C klimaat: Palmgrens
Tussen C en D klimaat: Graangrens
D klimaat: Boomgrens
B70: Verschillende natuurlijke zones ontstaan vooral door:
• Temperatuur- grote invloed op plantengroei.
• Neerslag- grote invloed op plantengroei.
§ 10 Lesboek + Basisboek
Lesboek:
Chili is pas laat gaan ontwikkelen 3 oorzaken:
• De ligging van Chili is niet fijn. Aan de westkust- zee, Aan de noordkant- woestijn, Aan de oostkant- Andesgebergte. Vanaf Europa moeilijk te bereiken- weinig immigranten.
• De Vorm is naar. Het is een langgerekt land. Daardoor is het moeilijk om verbindingen te maken. In het midden liggen de steden en de hoofdstad- hier wonen dus veel mensen.
• De economie was heel eenzijdig, alleen landbouw. Veel land was van grootgrondbezitters - deden weinig met hun land. Er was amper in Industrie.
Pas na de ontdekking van Nitraat (een natuurlijke meststof) in 1870. Hierna kreeg het buitenland interesse voor Chili. Na de ontdekking van kunstmest nam de export af. En werden de mijnen gesloten. In het Andesgebergte zit veel koper, Dit is goed voor de Chileense economie. Chili was dus afhankelijk van 1 export product. Dit is gevaarlijk. Toen de koperindustrie een diepte punt maakte gingen de inkomsten van Chili naar beneden. Hierna is er geprobeerd de export te verbreden- diversificatie. De regering moedigde landen aan om te investeren in Chili:
• De industrie is nooit belangrijk geweest. Er was een kleine afzetmarkt
• De landbouw heeft er voor gezorgd dat de eenzijdigheid van de export is verminderd.
• Door het grote verschil in breedteligging is het gebied geschikt voor Toerisme- ski - en strandvakanties.
o Er kwam een sterke groei in de bosbouw. - papier - en houtproductie stijgt.
o Er kwam een sterke groei in de fruitteelt. - fruit productie stijgt als het in het westen winter is en daar zomer willen we hier fruit van daar. De grond wat eerst van de grootgrondbezitters was is onderverdeeld onder de boerenbevolking.
o Er kwam een sterke groei in de wijnbouw - VS groot afnemer Chileense wijn.
Chili probeert zijn economie verder te laten groeien:
• Ten eerste, het open stellen van het land voor multinationale ondernemingen.- lage lonen, weinig belasting, geen strenge milieuregels.
• Ten tweede, de export moet worden vergroot. - nieuwe afzetmarkt, invoerrechten (tariefmuren) op bepaalde producten afschaffen. De landen die er buiten vallen moeten ze wel betalen, het buitentarief.
Chili probeert bij verschillende organisaties overeenkomsten af te sluiten. Bijv: NAFTA, EU, Mercosur.
Chili is een onderdeel van de global shift (het economisch zwaartepunt verschuift naar landen rond de Pacific). Net als de tijgerlanden maakt chili een snelle groei door. De Chileense economie profiteert van de globalisering. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) wil binnen de hele wereld alle tariefmuren afschaffen. De EU, NAFTA en Japan zijn het hier niet mee eens.
Basisboek:
B184: Multinationale ondernemingen (Multinationals) zijn bedrijven met vestigingen in verschillende landen. Multinationals beschikken over kennis en kapitaal. De keuze van vestiging hangt af van: economische –en politieke factoren.
B188: De handel tussen landen wordt belemmerd door invoerrechten (tarieven). Als een land deze heft staat er een denkbeeldige tariefmuur - slecht voor de onderlinge handel.
B189: In de EU zijn de onderlinge tariefmuren afgebroken. Maar voor de landen buiten de EU is er een tariefmuur: buitentarief. De EU is heel sterk- een economisch machtsblok. Net als de NAFTA (Samenwerking tussen: Mexico, VS en Canada) en Japan. Deze machtsblokken zijn gunstig voor eigen bewoners maar ongunstig voor landen daarbuiten.
§11 lesboek+basisboek
Lesboek
Een van de grootste steden van de wereld is Mexico -Stad - ligt midden in Mexico- nationale centrum van politiek en economie. Sinds 1960 zijn er miljoenen mensen verhuisd van het platteland naar de stad. Op het platteland:
- Te weinig bestaansmiddelen
- Werk neemt af door mechanisatie en irrigatie
- Lage voorzieningenniveaus op het platteland is een pushfactor. (laag aantal)
De mensen van het platteland denken in de stad meer werk te vinden- industrie en diensten. Ze denken dat Mexico -Stad meer kans biedt op betere factoren. Dit zijn pullfactoren. Hierdoor is de migratie eenzijdig. Je noemt de migratie van platteland naar stad ruraal -urbane migratie. De meeste migranten zijn jong. Geboortecijfer hoog. Sterftecijfer laag. Een groot geboorte overschot. De natuurlijke bevolkingsgroei is meer de groei van de stad, dan de groei van de migratie van het platteland. Veel mensen die van het platteland naar de stad verhuizen denken daar meer kans te hebben op werk maar dat is niet zo gemakkelijk:
- Er is weinig werk in de industrie- slecht ontwikkeld. Als er baantjes zijn, zijn de migranten niet goed genoeg opgeleid. Dit geldt ook voor de dienstensector.
- De enige manier is: geld verdienen zonder formeelsalaris- verlenen van diensten/ maken van eenvoudige producten valt onder de informele/ vluchtsector (bijv. schoenpoetser)
- De informele sector is van groot belang. In Peru is 60% afhankelijk van de informele sector!
2 kenmerken van verstedelijking in Latijns Amerika;
- In bijna elk land in Latijns Amerika is 1 hele grote stad. Daarnaast nog vele kleine steden. Dit is kenmerkend voor ontwikkelingslanden. Grote stad is het centrum van politiek en economie.
- Een megastad die veel groter is dan de andere steden in een land noem je een primate city.
Het verschil van de grootste stad met de tweede stad noem je de primacy. Dit is het aantal waarin de 1ste stad groter is dan de 2de. Ze proberen de verschillen kleiner te maken. Maar dit is erg moeilijk, want een stad biedt veel. In Latijns Amerika is de urbanisatiegraad hoog. Maar andere continenten halen snel in het urbanisatietempo is hoog. De top10 van de grootste steden verschuift richting de Aziatische steden.
Basisboek:
B49: Hoge en lagedrukgebieden hebben meestal een ronde vorm. Bij een lagedrukgebied stroomt lucht toe. Deze lucht moet ergens heen. Naar beneden of opzij kan niet. Dus alleen naar boven. De stijgende lucht zorgt voor afkoeling, wolken en regen. Lagedrukgebied: bewolkt, regenachtig weer. Bij een hogedrukgebied stroomt lucht weg. Er komt een aanvulling van boven in de vorm van dalende lucht. In de zomer is dit mooi/ warm weer. In de winter is dit koud weer. Een lijn waarmee je luchtdrukken verbindt is een isobar.
B172: In de rijke landen is de dienstensector het grootst. In ontwikkelingslanden staat dit op de 2de plaats na de landbouw. Een duidelijk verschil qua werk:
- In een rijk land ligt het gemiddelde inkomen hoger in de dienstensector dan in de andere twee. Een baan in de dienstensector wordt goed betaald en vereist een goede opleiding.
- In de derde wereld zit dit heel anders. Daar vindt je in die sector juist de ongeschoolde. Deze mensen werken in de vluchtsector/ informele sector.
- B174: In arme landen wonen minder mensen in de stad dan ik rijke landen. Dat is ook logisch want boeren wonen niet in de stad. Het percentage stedelingen is dus laag, maar eigenlijk wonen er ook weer veel mensen in de stad. De verklaring is: de mensen trekken naar de stad, in de hoop daar werk te vinden. Er is meestal geen werk en ook geen woonruimte. Daardoor ontstaan er krottenwijken. Hier hebben de mensen hun huisje zelf neergezet op illegale grond. Ander woord: bidonville. Beetje bij beetje sparen ze wat spullen om een goed huis te bouwen. Naar een lange tijd hebben ze dan een huisje staan.
Hoofdstuk 3, Latijns Amerika
7.4
ADVERTENTIE
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Mooie, nette samenvatting!
Bedankt!
13 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
Super! Dankuu!
13 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
ej thx man!
13 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Bedankt, he! Ik heb echt veel aan je samenvatting! Hopelijk wordt het dit keertje wel een voldoende voor Aardrijkskunde :)
13 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Besteee..! goedzo, nu een keertje voldoende (hoop ik) ;p
Later
13 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Thanks dit hoofdstukheb ik in de rep week bij ons dus hoef ik niet dat ** boek te pakken TY
13 jaar geleden
AntwoordenW.
W.
heeeejj
eindelijk een samenvatting en nu kan ik mijn stukje voor ak goed maken
dannkkke het is trouwens ook nog uit het tekstboek wat ik op school heb alleen wat duidelijker en beter
12 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Echt Super! Had mijn boeken op school laten liggen en zo kan ik het toch nog leren! THX
12 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Een hele goede samenvatting hoor!
Bedankt!
12 jaar geleden
Antwoorden