§ 3.1 Natuurlijke landschappen op aarde
Landschapsfactoren
> Endogene krachten hebben de basis gelegd voor het fundament van het landschap. Vervolgens gaat een samenspel van exogene krachten het landschap verder vormgeven. Er ontstaat een samenhangend geheel, een ecosysteem met onderlinge relaties tussen de elementen ervan. Het systeem is altijd aan veranderingen onderhevig, indien deze niet te groot zijn blijft er altijd een evenwicht. De volgende factoren zorgen voor het ontstaan van ecosystemen op aarde: gesteente en reliëf, klimaat en lucht, bodem, water, vegetatie en mens en dier: dit zijn de geofactoren.
- De factoren gesteente en reliëf behoren tot de lithosfeer.
- Klimaat en lucht spelen zich voornamelijk af in de atmosfeer.
- De bodem bestaat uit het deel van de grond waaruit planten het grootste deel van hun voedingstoffen uithalen. De lithosfeer, biosfeer en hydrosfeer spelen allen een belangrijke rol bij bodemvorming. Humus.
- Water hydrosfeer, mens en dier kunnen niet zonder water.
- De vegetatie, onderdeel van de biosfeer, is afhankelijk van klimaat en bodem.
- Mens en dier behoren tot de biosfeer.
Landschapszones
> Als je op wereldschaal de landschappen gaat bekijken kun je niet letten op details. Hierbij ontstaat een andere indeling dan als je op regionale schaal kijkt.
De tropische zone
> De tropische zone strekt zich uit aan weerszijden van de evenaar tussen de keerkringen. Warm klimaat, nooit onder de 18*C, hele jaar neerslag of 1 droger seizoen. Bij moessonklimaten met een droog seizoen vindt je savannen.
- De bodem is het gedeelte waar de planten in wortelen. Onder invloed van tijd, vegetatie, bodemleven en de aard van het moedermateriaal kunnen zich verschillende lagen, horizonten, vormen. De tropische zone heeft een latosol bodem, veel bacteriën en plantenwortels waardoor er veel en snel mineralen worden aangemaakt. Door de vele regen vindt er uitspoeling plaats waardoor er maar een kleine laag humus is. Er komen geen humuszuren in de bodem voor waardoor metalen accumuleren en als onvruchtbare lagen overblijven.
De subtropische zone
> In de subtropische zone is het wat koeler dan in de tropen. Minstens 8 maanden boven 10*C. Hele jaar neerslag of met 1 droog seizoen. Licht tropisch woud en loofwouden.
- Bodems minder uitspoeling dan tropisch en zijn roodgeel.
De gematigde zone
> De gematigde zone beslaat op noordelijk halfrond groot deel van de continenten. De temperatuur is afhankelijk van de zee, matige of juist grote verschillen tussen zomer en winter. Tenminste 4 maanden warmer dan 4*C. Loofbomen en of naaldbossen.
- De bodems hebben verschillende horizonten, lagen. Rijke humuslaag. Wel uitspoeling maar niet zoveel en het komt in een B-laag terecht.
De boreale zone
> Als overgang tussen de gematigde zone en polaire zone vind je de boreale zone. Slechts enkele maanden warmer dan 10*C. Strenge winters. Weinig neerslag. Uitgestrekte dennenbossen aka taiga’s.
- Podzolbodems. Door begroeiing van dennenbossen is humuslaag zuur. Neerslag is groter dan verdamping. Er vindt uitspoeling plaats van zouten en mineralen, askleurige laag. Dieper in de bodem hopen zouten op in inspoelingslaag. Moedermateriaal is zand.
De polaire zone
> Gemiddelde maandtemperatuur nooit boven 10*C kan dalen tot -45*C, te koud voor bomen. Neerslag veelal in vorm van sneeuw. Toendrabodems, weinig gelaagdheid, meeste tijd van het jaar bevroren.
De aride zone
> In deze zone kijken we naar neerslag. De aride zone is droog tot zeer droog. De breedteligging, aflandige winden dan wel de ligging in de regenschaduw van de bergen zorgen in deze gebieden voor slechts geringe hoeveelheden regen. In de (sub)tropen daalt de aangevoerde warme lucht, hier liggen woestijnen. In iets noordelijkere gebieden met aflandige passaten liggen iets koelere woestijnen. In gematigde zones grote temperatuurverschillen.
- De woestijnbodem kent weinig humus. Geen uit- en inspoeling door bijna geen neerslag. Door hitte zon stijgt water uit bodem op en neemt zout mee. Bij begroeide steppen is ontwikkeld zich humusrijke bodem. Op de grens met gematigde landschapszone in gebieden met hoog lang gras ontstaat een dikke zwarte vruchtbare humuslaag.
§ 3.2 Boeren en hun cultuurlandschappen
Landbouwzones
> Op GB 185 zie je de verdeling van de landbouwzones op aarde.
- Tropische en subtropische landschapszones.
Shifting cultivation aka brandlandbouw aka ladang. Stukken bos worden platgebrand/gekapt, 2 jaar goed voor de oogst, daarna moet de grond langere tijd weer herstellen. Bevolkingsdichtheid mag niet te groot worden.
Intensieve zelfvoorzienende landbouw. Vereist meer arbeid, zeer hoge opbrengst, wordt bemest. Bevolkingsdichtheid kan klein blijven.
- Aride zones.
Nomadische veeteelt. Grond is droog, te weinig vegetatie voor voedsel kuddes, daarom trekken de mensen met kuddes rond.
- Gematigde zones.
Afhankelijk van temperatuur, bodem en neerslag kom je hier: mediterrane landbouw, commerciële graanbouw, gemengde bedrijven en intensieve veeteelt tegen. In koelere steppe en woestijngebieden vind je extensieve commerciële veeteelt.
- Boreale en polaire zones.
Soms nomadische veeteelt mogelijk. Maar in veel gebieden te koud voor landbouw en veeteelt. Wel worden taiga’s, dennenbossen, voor hout gebruikt.
Afhankelijk van de natuur?
- De drie landbouwzones in de tropen, subtropen en subtropische aride gebieden zijn vooral gebieden met zelfvoorzienende landbouw. Er wordt net genoeg geproduceerd om in eigen onderhoudt te voorzien. Deze vormen van landbouw (shifting cultivation nomadische veeteelt intensieve zelfvoorzienende landbouw) vind je in ontwikkelingslanden. De boeren passen zich aan de natuur aan, want hebben voor veranderingen geen geld.
- De overige landbouwzones behoren tot de commerciële landbouwgebieden. Hier produceren boeren voor de markt. De productie is modern, grootschaliger en gemoderniseerd. Ze gebruiken middelen zoals pesticiden om de natuur te omzeilen. Kunstmest om slechte humus tegen te gaan en etc etc.
- De meer intensievere veeteelt en landbouwmethoden hebben ook zeer grote nadelen. Mestoverschot, pesticiden, vervuiling, zeer afhankelijk en meer ziektes.
Van schaalniveau veranderen
> Landbouwkaart op wereldschaal geeft een globaal beeld, als je inzoomt komen er meer dingen naar boven.
- In West-Europa is een groot deel van de natuurlijke landschappen omgezet in cultuurlandschappen voor met name landbouw, veeteelt, steden en infrastructuur. Hierdoor is er weinig natuurgebied.
- In de gematigde zones komt volgens de kaart in Nederland intensieve commerciële veeteelt voor, als je echter kijkt zie je dat grote gebieden ook voor de tuinbouw en akkerbouw worden gebruikt.
- In de ontwikkelingslanden in de tropen vind je naast zelfvoorziening ook moderne bedrijven. Deze zijn de afgelopen decennia gegroeid en worden vooral door multinationals beheerd.
- Het belang van zelfvoorzienende landbouw neemt af omdat steeds meer traditionele landbouwbedrijven zich omvormen tot landbouwbedrijven in een geldeconomie. Maar dit neemt niet weg dat de natuur nog voor een groot deel de landbouwmogelijkheden bepaalt.
§ 3.3 Natuurrampen en milieurampen
Het evenwicht verstoord
> Binnen het systeem van een landschap verkeren de elementen in en tussen de sferen in een dynamisch evenwicht.
- Soms kan het dynamisch evenwicht tussen de sferen (lithosfeer atmosfeer biosfeer hydrosfeer) zodanig verstoord worden dat het uit balans raakt. Is de natuur de oorzaak van dit probleem dan wordt dit een natuurramp genoemd.
- Het komt ook voor dat de mens de natuur zodanig verstoord dat er rampen optreden, dit heten dan milieurampen. Meestal gaat dit geleidelijk, een gebied voor de landbouw raakt na jaren uitgeput en kan niet meer gebruikt worden.
- Soms is het moeilijk te onderscheiden of het een milieu- of natuurramp is, soms kan het ook samengaan.
De ozonlaag
> De ozon in de stratosfeer beschermt ons tegen UV straling. Sinds de opkomst van de industrie komen er schadelijke stoffen de lucht in, cfk’s/halonen, die ozon moleculen afbreken, met name in de koude pool gebieden. In Australië kan door aantasting van de ozonlaag een teveel aan UV straling de aarde bereiken. Dit levert gevaar op voor de gezondheid en ook de landbouw.
De aarde wordt warmer
> Door de opkomst van de industrie is tevens het CO2, O3, CH4 en N2O gehalte toegenomen die hebben geleid tot een versterking van het broeikaseffect. De verwachte temperatuurstijging als gevolg van de toename van deze stoffen wordt het versterkt broeikaseffect genoemd. Men verwacht dat in de toekomst hierdoor klimaatveranderingen zullen optreden.
Het opschuiven van klimaatzones
- Bij een globale toename van 1*C zullen de klimaatzones 200-300km opschuiven naar het noorden. Wanneer dit te snel gaat blijven sommige plantensoorten achter met de migratie en sterven uit. Dit heeft een nadelig en direct gevolg op de landbouw.
- Het zeewater zal door de toegenomen warmte meer gaan uitzetten. Ook kleine ijskappen zullen dan smelten. Dit leidt tot een maximale zeespiegelstijging tot 88cm over 100 jaar. Dit zorgt voor veel overstromingen.
Aantasting van de landschappen
> Bij landdegradatie wordt het landschap direct door de mens aangetast. Bij dit proces neemt de kwaliteit van het vegetatiedek en de bodem af ten gevolge van een te intensief of verkeerd gebruik van de mens en het vee. Het is moeilijk een norm te bepalen over wat nou precies gedegradeerde bodem is.
> Europa heeft het grootste aantal in gedegradeerd landoppervlak. Dit komt omdat veel natuurgrond omgezet is in cultuurgrond en veel bossen zijn gekapt voor steden en infrastructuur.
De bodem verdwijnt
> Bodemerosie: Bij het afbranden en omploegen van steppes en ontbossing komt de verweringslaag bloot te liggen. Deze toplaag van de bodem, belangrijk voor de plantengroei, verdwijnt afhankelijk van het klimaat door wind of water.
- Het verlies van de toplaag is een groot probleem voor de landbouw. De productiecapaciteit wordt minder. Dit wordt bodemdegradatie genoemd.
Verwoestijning
> Als je in droge gebieden de vegetatie weghaalt dan verstoor je de waterhuishouding, droogt de bodem uit en kan de geringe regen de bodem niet meer indringen en loopt weg. Als zo de bodem wordt aangetast dat gebieden veranderen in woestijnachtige milieus dan heb je te maken met verwoestijning.
Verzilting
> Een andere vorm van landdegradatie is verzilting. Dit komt voor in gebieden waar veel wordt geïrrigeerd. Slechts een deel van het water wordt opgenomen door de planten en de rest zakt de bodem in. Na verloop van tijd stijgt de grondwaterspiegel, tot een niveau waarbij capillaire opstijging het water naar de oppervlakte kan brengen. Hierdoor worden zouten naar boven getransporteerd, het water verdampt en het zout slaat neer. De meeste gewassen kunnen hier niet tegen. Om verzilting tegen te gaan kan men druppelirrigatie gebruiken of goede drainage aanleggen.
Duurzame landbouw
> Bij duurzaam landgebruik worden de natuurlijke hulpbronnen zodanig gebruikt dat men tegemoet komt aan de behoeften van deze tijd, zonder dat de behoeften voor de komende generaties in het gedrang komt. Dat betekent dat je ervoor moet zorgen dat de bodem niet wegwaait of wegspoelt.
§ 3.4 Het inschatten van natuurlijke grenzen
Hulpeloos bij natuurrampen?
> Milieurampen zijn tegenwoordig goed in kaart gebracht en kunnen veelal bestreden worden als de wil en het geld er is. Veel aantasting kan bestreden worden met duurzamere landbouw. Natuurrampen zijn veel minder goed aan te pakken omdat ze veel minder voorspelbaar zijn. Door de steeds groeiende en dichter wordende bevolking hebben de rampen een hoger risico dan vroeger.
- Orkanen worden nu gevolgd door satellieten, hierdoor kan ook het pad van de orkaan beter geschat worden en kan er vroegtijdig geëvacueerd worden.
- Vulkaanuitbarstingen zijn zeer moeilijk te voorspellen en leveren dus meestal een groter gevaar.
- Bij aardbevingen is het het moeilijkst om een ramp te voorspellen. Wel kan men door naar het verleden en de breukzones te kijken kleine inschattingen doen.
Maatregelen
> Hazard management: Plannen en maatregelen om natuurrampen beter te beheersen, te voorkomen en de effecten ervan beperken.
- Onderzoekstechnieken en modellen: Op welke manier verlopen rampen? Door welke factoren wordt de hevigheid bepaald? Hoe krijgt men meer inzicht in dergelijke processen? Er wordt uitgebreid onderzoek gedaan om hierop antwoordt te krijgen om zo de rampen beter te voorspellen en er beter bestand tegen te zijn.
- Waarschuwingssystemen: Het is belangrijk een acuut dreigende aardbeving spoedig te signaleren en de bevolking tijdig te waarschuwen.
- Rampenplannen: Er zijn draaiboeken voor het opstellen van de hulpverlening bij rampen. In zo’n plan staat ook waar evacuatie centra kunnen worden opgebouwd, de wederopbouw, voedselvoorziening en andere nodige dingen geregeld moeten worden.
- Bouwtechnische maatregelen: Met bouwtechnische maatregelen kunnen de nadelige effecten van een aardbeving verminderd worden door gebouwen beter bestand te maken tegen een aardbeving.
- Verzekeringen tegen natuurrampen: Voor de bouw van gebouwen in aardbevingsgevoelige gebieden zijn vaak verzekeringen tegen dit soort natuurrampen verplicht. Vaak ik de verzekering bij lange na niet genoeg om de schade te verhalen.
Houding van de bewoners
> Waarom blijven mensen in de gebieden wonen waar de kans op natuurrampen groot is? Dit heeft te maken met de houding van de mensen ten opzichte van natuurrampen. Dit heeft te maken met je beeld, perceptie, van het risico dat je loopt. Sommige mensen weten niet hoe ze een goede afweging moeten maken en anderen willen het niet weten.
- Soms wordt de dreiging ontkend, ‘’het kan overal gebeuren’’. Of ze geloven niet in een herhaling.
- Soms probeert men vat te krijgen op natuurrampen door naar regelmatigheden te zoeken. Is de herhalingsperiode, bijvoorbeeld om de 10/5 jaar, vrij lang, dan voelt men zich al gauw veilig. Of men ziet natuurrampen als een lot van God.
- Soms wegen de inwoners de voordelen van het wonen af tegen de natuurrampen.
- Soms heeft men geen keuze. Wanneer je geen geld hebt om een gebied te verlaten moet je wel blijven.
REACTIES
1 seconde geleden