Hoofdstuk 2 De buitenkant van de aarde
De exogene krachten van dit hoofdstuk zijn vooral verantwoordelijk voor een vervlakking van het reliëf. Het materiaal wat bij verwering ontstaat, wordt door drie transportkrachten meegenomen: water, wind en ijs. Tijden het transport zorgen deze vervoerders voor afbraak, maar ook voor opbouw van het landschap. De exogene processen worden aangedreven door energie van de zon.
2.1 Gesteenten en verwering
Soorten gesteenten
Alle vaste stoffen die in de aardkorst en het bovenste gedeelte van de aardmantel voorkomen, worden gesteenten genoemd (graniet, kalksteen, zand, klei…).
Gesteentekringloop
Stollingsgesteenten, sedimentgesteenten en metamorfe gesteenten. Elk soort kan worden gevormd uit de andere twee gesteentesoorten.
Stollingsgesteenten worden gevormd door afkoeling van magma. Zij vormen ongeveer 95% van de aardkorst.
Sedimentgesteenten ontstaan door het neerslaan van materiaal dat wordt aangevoerd door de lucht, door het water of door ijs. Het aardoppervlak is voor driekwart bedekt met deze afzettingsgesteenten.
Metamorfe gesteenten worden gevormd doordat stollingsgesteenten onder invloed van druk en/of een verhoogde temp. een gedaanteverwisseling (metamorfose) ondergaan.
Soorten verwering
Samen met erosie en massabewegingen is verwering verantwoordelijk voor de afbraak van landschap.
Verwering: Het uiteenvallen van hard gesteenten onder invloed van het weer en planten. Het afgebroken gesteente blijft ter plekke liggen.
Je kunt drie soorten verwering onderscheiden:
- Bij mechanische verwering (fysische verwering) valt het gesteente uiteen zonder dat de scheikunde samenstelling van het gesteente verandert.
> Vorstwerking. Hierbij bevriest het water dat in de spleten van een gesteente is gezakt. Door de uitzetting van bevriezing (10%) worden de spleten steeds breder en brokkelen er stukjes steen af. In woestijngebieden kan het ook doordat de temperatuur overdag kan oplopen tot 40 graden en ’s nachts kan het dalen tot bij het vriespunt. Door deze temp. verschillen kan het gesteente gaan splijten en afschilveren.
- Bij chemische verwering verandert de scheikundige samenstelling wél. Vooral in warme, vochtige gebieden reageren bepaalde mineralen in het gesteente met stoffen in het grond- en regenwater. IJzerdeeltjes in gesteente gaan dan bijvoorbeeld roesten.
> Het oplossen van kalksteen door (zuur)grond- en regenwater. Het resultaat zijn de grotten met de hangende en staande pilaren van kalk. Ook mooie karstlandschappen kunnen hierdoor ontstaan (scheuren in de grond…).
- Organogene verwering (biologische verwering). Deze verwering is het gevolg van de werking van planten en dieren.
> Plantenwortels die gesteenten uit elkaar drukken, of bacteriën die inwerken op de chemische samenstelling van een gesteente.
Het type verwering en de mate waarin verwering optreedt, zijn afhankelijk van het klimaat.
Leven begraven
Als gevolg van verwering kan er op hellingen verweringmateriaal ontstaan. Als dit onder invloed van de zwaartekracht naar beneden glijdt, is er sprake van een massabeweging.
Een drietal factoren beïnvloed het naar beneden glijden van het verweringsmateriaal.
- De aard van het materiaal is bepalend. Los materiaal, zoals zand, schuift makkelijker dan vaster materiaal.
- De steilheid van een helling. Hoe steiler de helling, hoe gemakkelijker het verweringsmateriaal naar beneden komt.
- De mate waarin het verweringsmateriaal is verzadigd met water. Naarmate het materiaal natter is, gaat het makkelijker bewegen. + Met water verzadigde grond glijdt makkelijker dan een helling waarop begroeiing aanwezig is.
Geologen maken een indeling op basis van de snelheid waarmee het verweringsmateriaal zich verplaats. Aardverschuivingen vallen dan in de middenmoot. Het materiaal beweegt zich niet langzaam, maar ook niet zo snel als bijvoorbeeld bij een sneeuwlawine. De oorzaak voor het afschuiven kan een trilling van een aardbeving of vulkaanuitbarsting zijn geweest, maar ook het verzadigd raken met water kan een rol spelen.
Het puin dat naar beneden is geschoven, kun je in het landschap vaak herkennen als een puinhelling. Deze is dus opgebouwd uit los verweringsmateriaal en vaak onstabiel door de grote hellingshoek.
De kringloop van het water
De hoeveelheid water op aarde is constant. Meer dan 98% van al het water is opgeslagen in oceanen. Het water maakt deel uit van de hydrologische kringloop die zich in de lucht, op het land en in de oceanen afspeelt. Dit is een nooit eindige cyclus van neerslag, verdamping, condensatie en transport van water. Tijdens deze kringloop wordt verweringsmateriaal verplaatst.
Kringloop begint bij neerslag. De neerslag die valt, infiltreert in de grond, of verdampt of stroomt af. De afstroming kan ondergronds, maar kan ook aan het oppervlak plaatsvinden. De verdamping kan gebeuren vanaf open water (ook op het land). In dit geval is er sprake van evaporatie. Maar ook vanuit de huidmondjes van planten verdampt water. Als je deze transpiratie samenvoegt met de evaporatie, krijg je evapotranspiratie. Variaties in de evapotranspiratie, neerslag en afstroming worden veroorzaakt door de schillen in klimaat. Bij de verdamping komt het vocht weer in de lucht. Bij afkoeling vindt condensatie plaats en begint de cyclus weer opnieuw.
2.2 Afbraak en opbouw van het landschap
IJs, rivieren, de zee en de wind zijn verantwoordelijk voor de afbraak en opbouw van het landschap.
Erosie en sedimentatie
Verweringsmateriaal kan worden getransporteerd door rivieren, gletsjers, zeeën en wind. Tijdens dit transport kan verdere afbraak van het landschap plaatsvinden. Deze uitschurende werking van met puin beladen water, ijs en wind noem je erosie. Hoe langer verwering en erosie op een gebied hebben ingewerkt, hoe vlakker en lager dit gebied zal zijn geworden. Behalve afbraak zijn deze vervoerders ok in staat het landschap weer op te bouwen. Het materiaal dat ze meenemen, wordt dan ergens anders neergelegd. Dit heet sedimentatie.
Afbraak en opbouw door rivieren
Het overtollige water dat in de hydrologische kringloop niet in de bodem zakt, wordt door rivieren (meestal) naar de zee vervoerd. Het gebied dat boven- en ondergronds afwatert op een rivier, noem je het stroomgebied van de rivier. De hoeveelheid water die een rivier afvoert, hangt af van het klimaat, de vegetatie en de doorlatendheid van het gesteente. De grens tussen stroomgebieden wordt gevormd door de waterscheiding.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
B.
B.
Hoi dit was tot een samenvatting het is net zo veel al dat mijn tekst in mijn boek staat lekkere samenvatting
8 jaar geleden
Antwoorden