Hoofdstuk 2, klimaat en landschap

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3885 woorden
  • 25 juni 2013
  • 129 keer beoordeeld
Cijfer 6
129 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Studiekeuzestress? 5 gouden tips om voor áltijd te blijven twijfelen

Ben jij ook zo'n expert in het uitstellen van je studiekeuze? Met deze 5 tips blijf je gegarandeerd nog járenlang twijfelen. Want waarom zou je een beslissing nemen als je ook gewoon... niet kunt kiezen? 

Check het hier

ik kon geen afb uploaden dat ging fout.. maar die staan ook allemaal in je boek bij die paragraaf! dus dan snap je wel wat ik bedoel.

§ 2

Middellands zeeklimaat (mediterraan) = klimaat met een milde winter en een hete, droge zomer (dus eigenlijk steppe en gematigd klimaat bij elkaar)

Waterbalans = verhouding tussen hoeveelheid water die een gebied ontvangt en verliest oftewel neerslag - verdamping

Intensiteit vd neerslag =  snelheid waarmee regendruppels vallen.

Variabiliteit in neerslag = Onregelmatige neerslag, neerslag die in korte perioden valt, dan weer eens heftig en veel en dan weer eens weinig en zacht. Moeilijk te voorspellen. Oftewel ene jaar veel regen, ander jaar weinig

Subtropische landschapszone = Landschapszone in gebieden niet een mediterraan klimaat. oorspronkelijke vegetatie bestaat uit altijdgroene bomen en struiken.

Mediterrane vegetatie = vegetatie die is aangepast aan zomerse droogte van een Middellandse Zeeklimaat

Irrigatie landbouw = landbouw waarbij water wordt opgebracht om natuurlijke vochttekorten te verminderen

Mediterrane landbouw = landbouw die is aangepast aan zomerse droogte van een Middellandse Zeeklimaat, komt meestal van een ontziltingsinstallatie (zet zout water om in zoet drink/irrigatiewater)

  • Zonder de middelandse zee zou het gebied een droge woestijn zijn.
  • In de zomer schuiven de hogedrukgebieden vanuit Noord-Afrika op naar het noorden, dus dan heerst er eigenlijk een steppeklimaat.
  • In de winter schuiven de hogedrukgebieden weer terug en dan heerst er een gematigd klimaat, net zoals in Nederland

Zomers ontstaat er een groot watertekort omdat het zomers veel droger is dan in de winter. Dit is een probleem omdat het een groot toeristisch gebied is. Dit kun je aantonen door de waterbalans te berekenen, deze zal negatief zijn. De intensiteit vd neerslag en de variabiliteit in de neerslag is hoog.

Het klimaat heeft veel invloed op het landschap:

  • Europese deel in het noorden en westen: meer regen en groener
  • Afrikaanse/aziatische deel in het zuiden en oosten: minder regen en minder groen
  • Middelanse zeegebied heeft bijzondere plantensoorten die aangepast zijn aan de droogte: olijven en sinaasappelen.

Deze planten groeien natuurlijk beter als er meer water is dus er wordt veel geirrigeerd: mediterrane landbouw.  

Als regenbuien erg heftig zijn, dan is het een probleem voor de landbouw. Als er veel regen op braakliggende akkers valt, zorgt dit voor erosie.

§ 3

Alpien plooiingsgebied = gebied dat in afgelopen 65 jaar geplooid is (dus gebied met gebergtevorming door het botsen van platen)

Aardbeving = trilling vd aardkorst als gevolg van interne verschuivingen

Convergente plaatgrens = grens tussen tektonische platen, waarbij de platen naar elkaar toe bewegen

Explosieve eruptie = heftige vulkaanuitbarsting

Magma = vloeibaar gesteent dat nog in een vulkaan zit (als het eruit is gekomen heet het lava)

Lava = vloeibaar gesteente dat uit een vulkaan komt

Stratovulkaan = kegelvormige vulkaan opgebouwd uit laagjes lava en tuf

Tuf = versteende vulkanische as. As wordt tuf als het geleidelijk wordt samengedrukt door nieuwe lagen van lava en as. Tuf is heel licht en zit vol met gaatjes.

Basalt = zwart en zwaar vulkanisch gesteente dat in oceaanbodems voorkomt

Caldera = grote krater die door een vulkanische explosie is ontstaan

Hoe ontstaan gebergtes?

  • Gebergtes ontstaan doordat de euraziatische en de afrikaanse plaat tegen elkaar op botsen. Deze gebieden noem je een alpien plooiingsgebied.
  • Als dit niet geleidelijk gaat maar dat een stuk vd aardkorst wat meer verschuift, dan krijg je een aardbeving. De grens tussen deze platen noem je een convergente plaatgrens.
  • Bij plaatgrenzen zijn er ook vulkanen.

In Sicilië heb je de Etna, dit is een actieve vulkaan. Soms barst ie opeens uit met veel geweld dan heb je een explosieve eruptie (de kraterpijp is verstopt geraakt en het magma eronder heeft zich opgehoopt, dit werkt net zoals een champagnefles en een kurk). Bij een uitbarsting komt gemolten gesteente naar buiten, als het nog in de vulkaan zit noemen we dit magma maar als het naar buiten komt heet het lava.  Er komt vaak ook as en kleine en grote brokken gesteente mee. De lava en as hopen zich op rond de krater en vormen hierdoor een kegelvormige vulkaan: stratovulkaan

§ 4

Verwering = het geleidelijk uiteenvallen van gesteente onder invloed van allerlei externe factoren, zoals het uitzetten en krimpen van gesteente door temperatuurverschillen, plantenwortels, gravende dieren en allerlei chemische processen

Erosie = het meenemen van los materiaal door wind, water en ijs

Aardverschuivingen = beweging van stukken grond (erosie) onder invloed van de zwaartekracht. Kan in gang gezet worden door een aardbeving

Sedimentatie = het neerleggen van sediment door water, wind en ijs. Dus een gevolg van erosie (als het meegenomen materiaal neer wordt gelegd)

Landvormen = vorm in het landschap (bv: rivierdalen, duinen, delta’s)

Geomorfologie = wetenschap die landvormen bestudeert

Versnelde bodemerosie = wegspoelen of wegwaaien van bodemdeeltjes doordat de mens de vegetatie heeft verstoord

Afspoeling = bodemerosie van de bovenste laag van een bodem

Geulerosie = bodemerosie die zo ver gevorderd is dat er geulen worden gevormd.

Verwoestijning = proces van landdegradatie in relatief droge gebieden, waardoor opnieuw ontkiemen van planten ernstig bemoeilijkt wordt

Verzilting = ophoping van zout in onder andere slecht gedraineerd irrigatiegebieden

Landdegradatie = afname vd kwaliteit vd bodem of ondergrond door processen als versnelde bodemerosie en verzilting

Duurzaam landgebruik = landgebruik gericht op behoud van de kwaliteit vd bodem.

Het bergachtige landschap van het middelands zeegebied verandert door:

  • Verwering, erosie en sedimentatie

Erosie wordt beperkt door plantengroei omdat:

  • Planten remmen stromend water of breken de wind en houden met hun wortels de losse bodem bij elkaar.

Door de droge zomers is de vegetatie nogal kwetsbaar, wind en water kunnen als gevolg van de volgende dingen de bodem sneller laten eroderen dan normaal: (versnelde bodemerosie)

  • Als je te veel vee laat grazen, blijft er weinig vegetatie over om de bodem te beschermen
  • Branden kunnen ook de vegetatie beschadigen

Geulerosie heeft erge gevolgen:

  • Het kan ervoor zorgen dat het hele gebied onbruikbar wordt voor de landbouw omdat de bodem van los materiaal wordt afgevoerd en vernield. Er blijft slechts een stenige bodem over.

Bodem kan minder bruikbaar worden door:

  • Erosie: als er sterk geerodeerd is, kan vegetatie moeilijk herstellen, hierdoor is het kwetsbaarder voor erosie en zal uiteindelijk een woestijnachtig land ontstaan: verwoestijning
  • Verzilting: als er bij irrigatie zout achterblijft nadat het water is verdampt. De meeste planten kunnen niet tegen zoveel zout, dus te weinig zuurstof in de bodem voor een gezond bodemleven.

Kwaliteit vd bodem kan verbeterd worden door (duurzaam landgebruik)

  • Minder bestrijdingsmiddelen en kunstmest te gebruiken
  • altijd bodem bedekken met vegetatie: tegen erosie
  • steile hellingen bebost: tegen erosie
  • meer water gebruiken zodat zout wegspoelt: tegen verzilting
  • druppelirigatie: tegen verzilting

§5

Intertropische convergentie zone (itcz) / zone van equatoriale lage luchtdruk = stabiel lagedrukgebied rond de evenaar

Atmosferische circulatie / grote windsystemen = algemeen systeem van luchtstromen op aarde en de daarbij behorende lage- en hogedrukgebieden

Wet van buys ballot / corioliseffect = Lucht beweegt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied,  Op noordelijk halfrond afwijking naar rechts, zuidelijk halfrond naar links.

Passaten = wind die van subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait. Op noordelijk halfrond uit noordoosten, zuidelijk halfrond uit zuidoosten

Moessons = Halfjaarlijkse land- of zeewinden die lange tijd een constante richting aanhouden. Winddie van subtropische hogedrukgebieden richting de evenaar waait.

Op noordelijk halfrond uit zuidwesten, zuidelijk halfrond uit noordwesten

Lagedrukgebied (minimum) = Een gebied met een lage luchtdruk, dat ontstaat doordat warme, lichte lucht opstijgt. Dus het is hier warm

hogedrukgebied (maximum) Een gebied met een hoge luchtdruk, dat ontstaat doordat lucht (hoog) in de atmosfeer afkoelt en gaat dalen. Dus het is hier koud

Keerkringen = 23,5 °

Steenbok = onder de evenaar

Kreeft = boven de evenaar

De hoogte vd zon varieert met het jaargetijde. In onze zomer staat de zon verder naar het noorden het hoogst, in onze winter juist verder naar het zuiden. Het lagedrukgebied rond de evenaar schuift dan ook naar het noorden in onze zomer en naar het zuiden in onze winter, dit gebeurt het sterkst boven land, omdat dit sneller opwarmt dan de oceanen.

Zwarte lijn is ITCZ

Pijlen (passaten) zijn schuin omdat de aarde draait          

§6

Zeestromen = dominante stroming op zee, vaak in de richting van de overheersende wind en daardoor aangedreven. Ze vormen een onderdeel van de oceanische circulatie

Oceanische circulatie = algemeen systeem van zee- en oceaanstromen op aarde

Warme zeestroom = zeestroom die afkomstig is uit een warmer gebied

Koude zeestroom = zeestroom die afkomstig is uit een kouder gebied, dit zorgt voor een extra koud klimaat en koude winters.

Klimaatgebieden = groot gebied met sterke overeenkomsten in klimaat

Zeestromen ontstaan doordat:

  • de wind die over zee waait, ook zeewater meeneemt (hetzelfde als luchtstromen)

In de subtropen vind je aan kusten met een koude zeestroom veel woestijnen hoe kan dit?

  • Het koude zeewater koelt de lucht erboven af, waardoor deze weinig vocht kan vasthouden
  • Als deze koude lucht naar het land stroomt, vindt daar opwarming plaats
  • De lucht kan nu meer vocht vasthouden, maar er is geen vocht meer om op te nemen, er is immers land
  • De wind voelt daarom droog aan en er valt geen neerslag

Lucht-en zeestromen zijn onmisbaar omdat:

  • De tropen heel veel warmte ontvangen door de zon, omdat die zo hoog aan de hemel staat daar. Zonder de stromen zou het daar nog warmer zijn en bij hogere breedten nog kouder

In antarctica is iets bijzonders:

  • Er stroomt een koude zeestroom, de westenwinddrift, rondom dit continent, waardoor het niet bereikbaar is voor warme lucht- en zeestromen.
  • Dit is belangrijk omdat de enorme ijskap die er ligt zich uitbreidde ipv smelten. Omdat deze ijskap wit is, kaatst deze ook veel zonlicht weg, waardoor de aarde afkoelde. Daardoor is het nu kouder op aarde dan voor de vorige ijstijd.
  • Wij leven nu in een periode tussen 2 ijstijden: interglaciaal

Dingen die een rol spelen in het patroon van klimaten:

  • Gebergtes houden wind van de zee tegen en zorgen voor droge gebieden in het binnenland.
  • Gebieden aan zee hebben meer regen en kennen mildere winters en koelere zomers, vooral als de windrichting van zee komt, dit komt doordat de zee langer warmte vasthoudt en trager warmte opneemt dan land.
  • De moesson: in zuid-azië veel regen, maar op dezelfde breedte is sahara.
  • Koude- en warme zeestromen

§ 7

Landschapszones = groot gebied met sterke overeenkomsten in landschap. Gebieden waarin bepaalde bodem- en vegetatietypen domineren

Tropische zone = landschapszone rond de evenaar, gekenmerkt door tropisch regenwoud, savanne en tropische landbouw

Aride zone = landschapszone gekenmerkt door een lage hoeveelheid neerslag, waardoor woestijn en steppe overheersen

Door welke factoren worden de klimaatzones op de aarde bepaald?

  • reliëf, zee en moesson

Tropische zone

Tropisch regenwoud rond de evenaar met daaromheen savanne. Het is het hele jaar vochtig en warm. Planten groeien goed en plantenresten worden snel afgebroken om weer als voedingstof te dienen voor nieuwe planten. Door de warmte en vochtigheid worden in de bodem voedingsstoffen en bodemdeeltjes die voedingsstoffen vast kunnen ouden heel snel afgebroken. Daardoor is de bodem meestal heel onvruchtbaar. Rondom de gebieden met regenwoud is er in de winter een droge periode, het oerwoud wordt minder dicht totdat er nog een paar bomen overblijven, dit is dan een savanne.

Aride zone

Als er geen bomen meer over zijn, dan is er een steppe.

Als er geen vegetatie meer ove ris, dan is er een woestijn.

Dit is de aride zone, er is weinig leven. Waardoor voedingsstoffen inde bodem nauwelijks worden afgebroken, met irrigatiewater zoals bij de Nijl, kan je goed aan landbouw doen.In deze zone valt zo weinig neerslag dat er amper bomen groeien. Ook door verdamping is het er erg droog.

§8

Subtropische zone = landschapszone op de overgang van Aride en gematigde zones, vaak gekenmerkt door droogtetolerante vegetatie

Gematigde zone = landschapszone gekenmerkt door milde winters, koele zomers en voldoende vocht, waardoor er loofbossen groeien. Momenteel dichtbevolkt en in hoge mate in gebruik door de landbouw

Boreale zone = landschapszone gekenmerkt door grote verschillen in temperatuur tussen zomer en winter, waarbij de winters koud zijn. Er groeit hier hoofdzakelijk naaldwoud

Polaire zone = landschapszone rond de polen met ijskappen, gletsjers en toendra

Subtropische zone

Gebied met een middelands zeeklimaat, of een klimaat dat daar op lijkt.  Droge, hete zomers en milde, regenachtige winters. Het hogedrukgebied van een nabijgelegen woestijn gaat zomers over dit gebied heen (zoals de sahara bij het middelands zeegebied doet). Er zijn ook gebieden die een droge winter hebben, dit lijkt er op een savanneklimaat maar door hun (hoogte)ligging net te koud zijn om bij de tropische zone te horen. Afhankelijk van het type klimaat vind je daarop aangepaste vegetatie. Bij een droge zomer is vegetatie aangepast aan de droogte (olijfbomen). Bij een droge winter zijn de planten minder sterk aangepast, omdat de winter koud is waardoor het vochtverlies minder is. Als het het hele jaar door regent zijn er nog minder aanpassingen.

Gematigde zone

Hier wonen wij. Het is er niet bijzonder warm of koud, droog of nat. Toch zijn er grote verschillen: onze winters zijn soms koud, in chicago is het elk jaar in de winter koud. In deze zone zijn er veel loofbossen. In de drogere gebieden vind je grassteppes en in de koudere gebieden naaldbossen. De grassteppes hebebn een zeer vruchtbare bodem, omdat er eeuwenlang grasresten zich hebben opgehoopt. Die worden door de droogte slecht afgebroken. De loofbossen zijn vaak gekapt om plaats te maken voor landbouw en de bouw van steden.

Boreale zone

Deze zone lijkt een beetje op de gematigde zone, maar is kouder, vooral in de winter. Heel veel naaldbossen. Door de kou worden de naalden en andere plantenresten lecht afgebroken, in combinatie met het zandige materiaal dat ijskappen in de ijstijden hebben achtergelaten, zijn de bodems vaak onvructhbaar. De naaldbossen worden gebruikt voor productie van hout (voor papier en meubels). Deze zone komt alleen voor op het noordelijk halfrond.

Polaire zone

In deze zone is het koud. Richting de noordpool worden de naaldbossen steeds minder dik totdat er alleen nog mosssen en grassen groeien. Dit is de toendra. Mensen die hier wonen leven van rendieren en visserij (ze zijn ook nomaden).

De grond is onvruchtbaar omdat het vaak bevroren is.

§ 9

Dynamisch systeem = een systeem dat voortdurend in verandering is

Geofactoren=  factoren die bij analyse van een landschap heel belangrijk zijn: ondergrond (gesteente en reliëf), klimaat, de mens, bodem, water, lucht, planten- en dierenwereld

Klimaatverandering = geleidelijke of abrupte verandering in het klimaat als gevolg van natuurlijke processen en/of menselijke handelen

Het versterkt broeikaseffect = Toename van het gehalte aan broeikasgassen in de atmosfeer, waardoor de atmosfeer meer warmtestraling van de aarde tegenhoudt en de temperatuur stijgt.

Het landschap is een dynamisch systeem en het landschap wordt bepaald door geofactoren:

  • Klimaat: regen, milde winters en koele zomers zorgen voor een groen landschap (plantenwereld/vegetatie)
  • Gesteente: zandige ondergrond zorgt voor gras en dit weer voor runderen (dierenwereld)
  • Reliëf: omdat het zand makkelijk verstuift, is de bodem matig ontwikkeld. Het reliëf geeft vorm aan de loop van het water, maar dit is ook omgekeerd dus dat het water erodeert en dit vormt het reliëf
  • De mens: de mens zorgt voor runderen in de wei, voor bomen op steile hellingen en luchtverontreiniging in de lucht.

Alle geofactoren hangen met elkaar samen. Zie plaatje hieronder

 
   

Interne invloeden: platentektoniek

Externe invloeden: de zon

Als de temperatuur blijft stijgen, veranderen de landschappen. Op modiaal niveau zal je zien dat de landschapszones verschuiven. Alles schuift naar boven.

§ 10

Landdegradatie = afname vd kwaliteit vd bodem of ondergrond door processen als versnelde bodemerosie en verzilting

Versnelde bodemerosie = wegspoelen of wegwaaien van bodemdeeltjes doordat de mens de vegetatie heeft verstoord (bijvoorbeeld door ontbossing of als boeren hun akkers in de droge tijd braak laten liggen of overbeweiding)

Ontbossing =  verwijdering van bos, waarna de vrijgekomen grond voor bv landbouw wordt gebruikt

Overbeweiding = het laten grazen van te veel vee, waardoor de vegetatie zich onvoldoende kan herstellen

Irrigatie = het opbrengen van water om natuurlijke vochttekorten te verminderen

Verzilting = ophoping van zout in onder andere slecht gedraineerde irrigatiegebieden, door de grote hoeveelheden zout in de bodem, gaan er veel gewassen dood en er komt te weinig zuurstof in de bodem omdat het zout ook in de poriën gaat zitten .

Verwoestijning = proces van landdegradatie in relatief droge gebieden, waardoor opnieuw ontkiemen van planten ernstig bemoeilijkt wordt

Milieuramp = grote, door de mens veroorzaakte schade aan een natuurlijk systeem

Drainage = met behulp van buizen versneld water afvoeren

Duurzaam landgebruik = landgebruik gericht op behoud vd kwaliteit vd bodem

Landdegradatie wordt veroorzaakt door:

  • Versnelde bodemerosie: wegspoelen/wegwaaien van bodemdeeltjes omdat de mens de vegetatie heeft verstoord.

   Ontbossing: verwijderen van bos, waardoor versnelde bodemerosie ontstaat

   Overbeweiding: te veel vee, waardoor vegatatie wordt verstoord, versnelde bodemerosie ontstaat

  • Irrigatie: als irrigatiewater verdampt, blijft er een beetje zout achter, als dit zich gaat ophopen, spreek je van verzilting

Versnelde bodemerosie en verzilting komen vooral voor in de aride en subtropsiche landschapszones. Daar is weinig vegetatie en veel behoefte aan irrigatiewater. Dit kan ervoor zorgen dat het gebied uiteindelijk nauwelijks geschikt is voor plantengroei, dus er ontstaat een woestijnachtig landschap à verwoestijning. Verwoestijning wordt versterkt 1. Door de opwarming vd aarde omdat dit zorgt voor meer verdamping. 

2. De intensiteit vd neerslag verandert in veel gebieden, waardoor sommige gebieden minder regen krijgen. Meer droogte zorgt voor minder vegetatie en dus voor meer verwoestijning.

Verwoestijning is géén gevolg van klimaatverandering, maar van versnelde bodemerosie en verzilting. Klimaatverandering kan het wel versnellen. Als dit wel zou kunnen dan zou dit een mileuramp zijn, als de hele wereld een woestijn zou zijn.

Oplossingen landdegradatie à duurzaam landgebruik:

  • Terrassen aanleggen op hellingen om bodemerosie tegen te gaan
  • Een gebied zo te gebruiken zodat steilere hellingen altijd bedekt zijn met bos of gras.
  • Op akkers verschillende gewassen in stroken verbouwen, zo voorkom je dat het water snel naar beneden stroomt tussen de rijtjes van 1 soort gewas of dat de hele helling een tijd braak ligt
  • Verzilting kan worden tegengegaan door irrigatiewater snel af te voeren via drainage. Zo voorkom je dat het op de akker verdampt en zout achterlaat.

§2 Wat zijn de kenmerken van het klimaat van het Middellandse Zeegebied?

Het heeft warme, droge zomers en zachte, natte winters.

§3 Hoe ontstaan aardbevingen en vulkanisme in het Middellandse Zeegebied?

Doordat de Afrikaanse plaat langzaam onder de Grieks-Turkse plaat schuift, krijg je aardbevingen. Het gesteente van de Afrikaanse plaat smelt diep in de aarde. Dit gesmolten gesteente is lichter dan de omgeving en stijgt op in de mantel en de aardkorst, zo krijg je vulkanisme.

§4 Hoe heeft landbouw zich ontwikkeld in het Middellandse Zeegebied?

De landbouw die zich ontwikkelt is de mediterrane landbouw. Tarwe, olijven, druiven, noten en citrusvruchten zijn hier belangrijke onderdelen van. Het heeft zich ontwikkelt door de irrigatie.

§5 Welke vormen van landdegradatie spelen een rol in  het Middellandse Zeegebied?

Versterkte bodemerosie, verzilting, verwoestijning en verdroging die op een of andere manier de kwaliteit van het land aantasten, waardoor uiteindelijk kaal gesteente of een kale bodem overblijft.

§6 Hoe worden modiale lucht- zeestromen aangedreven en wat hebben ze tot gevolg.

Bij de evenaar stijgt de lucht op, als er ergens op de aarde lucht daalt en opstijgt ontstaat er stroming.

§7 Door welke factoren worden de klimaatzones op de aarde bepaald?

reliëf, zee en moesson.

wat is het Köppensysteem en hoe is het systeem ingedeeld?

Dit zijn de klimaatzones. Het is ingedeeld in Tropische klimaat, droge klimaat, zee klimaat, land klimaat en het koude/pool klimaat. Elk klimaat is gekoppeld aan plantengroei, palmgrens of loofboomgrens.

§9 Waar liggen de droge en warme gebieden op aarde en hoe worden ze door de mens gebruikt?

De gebieden liggen rond de evenaar en op lage breedtes. Lage breedtes liggen tussen 45 graden en de evenaar en hoog tussen 45 tot 90 graden. Je noemt dit de tropische landschapszone. Deze wordt gebruikt voor vegetatie.

§10 Waar liggen de koude en gematigde gebieden op aarde en hoe worden ze door de mens gebruikt.

Deze liggen 45 tot 90 graden op de aarde. Deze zijn geschikt voor bewoning en landbouw, daardoor is het loofwoud verdwenen. Dat is de gematigde zone. Op de koude gebieden leven bijna alleen maar nomaden.

§12 Hoe beïnvloedt de mens het landschap?

Door de landschapdegradatie: processen als versterkte bodemerosie, verzilting, verwoestijning en verdroging die op een of andere manier de kwaliteit van het land aantasten, waardoor uiteindelijk kaal gesteente of een kale bodem overblijft.

§13 Hoe werken de processen van landdegradatie en is er wat aan te doen?

Landdegradatie: Processen als versterkte bodemerosie, verzilting, verwoesting en verdroging die op een of andere manier de kwaliteit van het land aantasten, waardoor het uiteindelijk kaal gesteente of een kale bodem overblijft. De mens kan deze processen versnellen. Landdegradatie is dan het resultaat van een te intensief en onzorgvuldig

landgebruik, vaak door een te grote bevolkingsdruk.

Verzilting: Het zout van de bodem,

de mens kan hier iets aan doen, door minder water te gebruiken.

Verwoestijning: Flora en Fauna verdwijnen langzaam en de bodem gaat achteruit, waardoor grote kale vlaktes zich uitbreiden en een soort woestijn worden. Als de mens wat zorgvuldiger omgaat met het land, kan dit voorkomen worden.

REACTIES

B.

B.

toppp

9 jaar geleden

A.

A.

Bedankt, zo maak ik mijn hw een stuk sneller:)

9 jaar geleden

I.

I.

fijn maar veel fouten :(

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.